Oefenvragen historische context 1: Steden en burgers in de lage landen

De lage landen bestond uit het grondgebied van Nederland, Luxemburg en een groot deel van België.

Omdraaien

- Mensen bebouwden steeds meer land
- Het drieslagstelsel werd ingevoerd
- Er kwamen nieuwe landbouwtechnieken

Omdraaien

Het gevolg van de landbouwontwikkelingen was dat de bevolking kon groeien. Hierdoor hoefde niet iedereen meer op het platteland te werken en kon specialisatie plaatsvinden. Daardoor herleefde de handel.

Omdraaien

- verstedelijking - de handel vond vooral plaats op kruispunten, daar gingen daarom steeds meer mensen wonen.
- Er ontstond een monetaire economie, doordat e handel een vast ruilmiddel nodig had.

Omdraaien

De landsheer verminderde de plichten van de horigen op het platteland. Tussen de landsheer en de stedelingen werden afspraken gemaakt over de groeiende machtspositie van de stad. In ruil voor autonomie moesten de steden het gezag van de vorst accepteren en hem financieel + militair steunen.

Omdraaien

Horigen trokken naar de stad om te profiteren van de economische voorspoed en potentiële vrijheid.

Omdraaien

Handelaren organiseerde zich steeds vaker in koopmansgilden, waarbij ze gingen samenwerken om handelsvoorrechten te krijgen, om elkaar bij te staan op reis en om het nodige kapitaal voor de verre reizen bijeen te brengen.
De belangrijkste reden was het scheppen van een veilige omgeving. De langeafstandshandel was gevaarlijk door de grote hoeveelheid tussenpersonen en de oorlog en politieke versnippering van Europa.

Omdraaien

- gildeleden maakten afspraken met elkaar over kwaliteitseisen, rijzen voor de goederen en de opleidingscriteria voor leerlingen.
- gildeleden spaarden gezamenlijk geld om elkaar te kunnen ondersteunen bij ziekte of wanneer een gildelid sterf en een gezin achterliet.

Omdraaien