Oefenvragen (meerkeuze): Leefomgeving; wateroverlast

a) Relatieve zeespiegelstijging, aantal inwoners, economische waardeb) Klimaatverandering, bodemdaling, slecht waterbeheerc) Overbevolking, gebrek aan waterkeringen, slechte infrastructuurd) Slecht onderhoud van waterkeringen, gebrek aan investeringen, menselijke fouten

Omdraaien

a) Bij springtij, noordwesterstorm en piekafvoerb) Bij vloed, harde wind en lage waterstandenc) Bij hoogwater, extreme neerslag en sterke stromingd) Bij eb, zware regenval en hoge waterstanden

Omdraaien

a) Een dijk die het oppervlaktewater tegenhoudt en wordt beheerd door waterschappenb) Een dam die het zeewater tegenhoudt en wordt beheerd door Rijkswaterstaatc) Een sluis die het rivierwater tegenhoudt en wordt beheerd door het waterschapd) Een pompstation dat het waterpeil reguleert en wordt beheerd door de provincie

Omdraaien

a) Zachte kustb) Harde kustc) Waddenkustd) Gesloten duinenkust

Omdraaien

a) Een kust die onder invloed staat van eb en vloed en een trechtermond heeftb) Een kust die bestaat uit zeegaten en eilandenc) Een kust die wordt gekenmerkt door zandbanken en strandwallend) Een kust die door de mens is gebouwd, zoals een zeedijk

Omdraaien

a) Wind vanuit het zuidwestenb) Wind vanuit het noordoostenc) Stijging van de zeespiegeld) Veranderingen in de golfstromen

Omdraaien

a) Het versterken van de kust met behulp van extra zandb) Het verlagen van de waterstand tijdens hoogwaterc) Het voorkomen van overstromingen door het verhogen van de dijkend) Het verbeteren van de waterkwaliteit door het toevoegen van zuurstofrijk water

Omdraaien

a) Een samenhangend beleid op het gebied van waterveiligheid en watervoorzieningb) Een beleid dat gericht is op het behoud van de waterkwaliteitc) Een beleid dat zich richt op het verminderen van de wateroverlastd) Een beleid dat gericht is op het opwekken van duurzame energie uit water

Omdraaien