Hoofdstuk 1: Fenomenologie
spraakklankstoornissen (SKS)
1.1. Korte opfrissing
1.1.1. Spraakklankontwikkeling
HB ‘Deel 1 Achtergronden’ 1-124: niet studeren [infra}
~ F1: ‘Comm. ontwikkeling’
Behavioristische visie – operante conditionering (p83-85)
Cognitieve theorie
Leermodel: -vroege vocalisaties (reflexmatig- LAD)
-6M: vocalisaties > gedragingen (betekenis)
-klassieke & operante conditionering
- (Linguïstische modellen …)
1.1.2. Spraakklankverwerving (p. 89-91, 97)
Voornamelijk de linguïsten, normgegevens, longitudinale studies, interindividuele variaties,
afwijkend = gestoorde spraakklankproductie
Schaerlaekens: 4 fasen ST-verwerving: Prelinguale fase (0-12M), Overgang naar brabbelen (1-2J),
ontwikkeling fonetisch/fonemisch systeem (2-5J), beheersing spraak & geletterdheid (>5J)
Ordening van spraakklanken volgens leeftijd waarop minstens 57 en 90% van de kinderen de
klank/cluster correct produceren
1.1.3. Fonologische ontwikkeling (p. 100-112)
Elen et al. (1987): een fonologisch proces is een vereenvoudiging die het kind gebruikt om de taal van
de volwassenen te (leren) beheersen.
Ze betreffen veranderingen in articulatieplaats, klankvolgorde, en/of klankstructuur.
= simplificaties op klank-, syllabe- en woordniveau
Enerzijds articuleren/produceren van SK’n (fonetisch-articulatorisch ontwikkeling); anderzijds
koppeling van betekenis (fonologisch/fonemische ontwikkeling)
Vanaf 50-tal W> zoeken naar structuur, regels achter SK’n en combinaties > strategie =
vereenvoudiging (gezien structuur volwassene nog te moeilijk)
Syllabestructuurprocessen
o Syllabedeletie, clusterreductie, deletie eindconsonant, reduplicatie, epenthesis,
metathesis, coalescentie
Substitutieprocessen
o Verschuivingen, stopping, (de)nasalisatie,
gliding, (de-)affricatie
Assimilatieprocessen (harmonie-)
o Progressieve/regressieve assimilatie
1.2. Fenomenologie spraakklankstoornissen (SKS)
1.2.1. Definitie, prevalentie en incidentie SKS
Articulatiestoornis: probleem produceren spraakklank (articulatiebewe-gingen benaderen niet
normale doelposities; Stes)
Fonologische stoornis: probleem toepassen correcte regels (ASHA)
‘Articulatie- en fonologische stoornissen’ wordt vervangen door ‘spraakklankstoornissen’ (SKS =
Speech Sound Disorders, SSD)
Om aan te geven dat kinderen problemen hebben met het correct gebruiken van leeftijdsgeschikte
SK in zijn taal
Gradaties > spraakverstaanbaarheid (speech intelligibility)
SKS komen vaak voor op jonge
leeftijd
Prevalentiecijfers Weiss et al
2/3 van alle communicatie-
stoornissen > discutabel:
f[leeftijd}. Vb. prevalentie 16%
op 3J en 4% op 8J
Law et al. (2000): prevalentie 2-15% f [leeftijd}
Verschillen:
a) SKS dalen met toenemnde leeftijd
b) verschillende wijze van identificatie
Waren & Knight (2013), Farquharson (2015):
10 tot 15 % (peuters/kleuters)
6% (lagere school kinderen)
Stes (1997): 15-20% op 6-7J; 4% boven 11J, 1% boven 17J
1.2.2. Ziekte- en leermodel als verklaring
Wat is (en vanaf wanneer) afwijkend? Wat is normaal?
Welke criteria?
Ziektemodel: alles wat afwijkt van de norm = verstoord/ symptoom
EU > medische discipline> logopedische stoornissen & SKS ‘aandoeningen ten gevolge van
organische afwijkingen’
Visie: eerst oorzaak wegnemen vooraleer afwijkend gedrag aanpakken
Duidelijk(er) voor SKS ten gevolge van lip- en/of gehemeltespleet, neurologische aandoening
Leermodel: ander uitgangspunt; vage grens tussen normaal & afwijkend
Normaal & afwijkend articuleren = geleerd gedrag
Symptomen, oorzaken, patiënten
Sociaal culturele normen: vb. lichte mate v lispelen ≠ afwijkend
andere normen voor presentator vs. …
Ziekte- en leermodel zijn complementair, vullen elkaar aan
- SKS met organische oorzaak > ook leerprocessen spelen een rol
omgaan met de stoornis
aanpassen aan de stoornis
Document Outline
1.1. Korte opfrissing
1.1.1. Spraakklankontwikkeling
1.1.2. Spraakklankverwerving (p. 89-91, 97)
1.1.3. Fonologische ontwikkeling (p. 100-112)
1.2. Fenomenologie spraakklankstoornissen (SKS)
1.2.1. Definitie, prevalentie en incidentie SKS
1.2.2. Ziekte- en leermodel als verklaring
1.2.3. Indeling van SKS
1.2.3.1. Fonetische spraakklankstoornissen
1.2.3.2. Fonologische spraakklankstoornissen
1.2.4. Impact van spraakklankstoornissen
1.3. Spraakklankstoornissen en orofaciale afwijkingen
1.3.1. Nasapalatale (neus, palatum) & orofaryngale afwijkingen (orofarynx, neus, palatum)
1.3.1.1. Velofaryngaal klepmechanisme (> schisis)
1.3.1.2. Ontstekingen van lymfoïdweefsel
1.3.1.3. Afwijkingen ter hoogte van de tong
1.3.2. Dentomaxillofaciale afwijkingen (tanden, kaken, gelaat)
1.4. Dysartrie – SpraakOntwikkelingsDyspraxie (SOD)
2.1. Situering
2.2. Screening
2.3. Anamnese & interview
2.4. Diagnostische procedures en instrumenten
2.4.1. Beoordeling spontane spraak
2.4.2. Fonetisch-fonologisch georiënteerd
2.4.2.1. Fonetisch georiënteerde diagnostiek
2.4.2.2. Fonologisch georiënteerde diagnostiek
2.5. Interpretatie en besluitvorming > ICF