Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: eldm - 6 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst:
SOCIALE PSYCHOLOGIE
UGENT BACH 1
ELLA DE MULDER


2023 - 2024
Sociale Psychologie
Hoofdstuk 1
1. De mens is een sociaal dier
Wij zijn verzot op nadenken over onszelf en anderen en over hoe te reageren in sociale situaties
anderen observeren, analyseren (van gedrag), is een fulltime activiteit
Belangstelling voor sociaalpsychologische themas in de media
2. Sociale psychologie
a. Definitie van de sociale psychologie
Sociale psychologie : de wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten, gevoelens, motivaties en
gedragingen van mensen benvloed worden door de aanwezigheid van anderen en hoe wij zelf een invloed
uitoefenen op hoe andere personen denken, voelen en zich gedragen
- Wetenschappelijke studie: sprake van systematische observatie, registratie, beschrijving, analyse van data
We hebben niet zoveel gereedschap om mensen te bestuderen (dus wetenschappelijke kennis is niet alles)
- Gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen: al omvattend perspectief van de mens
We kijken in de sociale psychologie naar de mens in zijn totaliteit
- Anderen: we worden benvloed door anderen en wij benvloeden ook anderen
b. De kracht van de sociale situatie
Wij laten ons op continue wijze benvloeden door onze sociale omgeving
Experiment: Reagan-Mondale debat (verkiezingsdebat)
Controleconditie : beoordeling van Reagan
Reagan was heel succesvol zelfs zonder zijn one-liners bleef
zijn populariteit zo goed als onveranderd
Maar ! : zonder zijn one-liners EN zonder reactie van het
publiek was het al een stuk minder
Vaststelling: het is niet de objectieve prestatie van Reagan die
hem populair maakt maar het is het publiek in de studio die
reageert op wat hij zegt dat hem populair maakt
= de kracht / invloed van de reactie van anderen
Niet alleen bij presidentile debatten, maar ook bij bijvoorbeeld universiteiten:
links / rechts progressief / conservatief Bennington College (Newcomb) verhaal herbekijken (progressief)
c. Sociale psychologie en verwante disciplines
Sociologie : hetzelfde onderwerp als de sociale psychologie maar vanuit een ander perspectief groepsfactoren
(voorbeelden: SES, nationaliteit, etnische achtergrond, )
Multilevel designs : meer integratie tussen sociologie en sociale psychologie
(groep & individuen samen onderzocht)
Persoonlijkheidspsychologie : studie van cross-situationele stabiliteit tussen individuen
= dingen verklaren vanuit de stabiliteit van het gedrag
Voorbeeld: schaamte is pas interessant als concept als deze eigenschap zich in verschillende situaties manifesteert
( kunnen ook andere gevoelens zijn)
Vb. experimenten over hoe luid personen zijn in verschillende contexten ; wat verklaart de variantie (perspectieven):
- 1
e
: effect van groepsverschillen (sociologie)
- 2
e
: effect van de situatie / conditie (sociale psychologie)
- 3
e
: effect van de persoonlijkheid (persoonlijkheidspsychologie)
Realiteit: er zit heel veel nuance in, ook verschillen tussen alle 3 de perspectieven,
d. Andere psychologische domeinen
Klinische psychologie Het effect v therapien voor reductie van vooroordelen bij antisociale personen
Persoonlijkheidspsychologie Constructie v/e vragenlijst om mannen met sterke vooroordelen te identificeren
Cognitieve psychologie Manipuleer blootstelling aan e/lid v/e sociale categorie en registreer automatische
gedachten
Sociale psychologie Manipuleer diverse soorten contact tussen allochtonen en autochtonen en
registreer het effect op vooroordelen
e. Sociale psychologie en mensenkennis
Oefeningen in de powerpoint
3. De geschiedenis van de sociale psychologie
a. De beginjaren
Gustave Le Bon (1895) : Psychologie des Foules
Enkele eerste onderzoeken die echter geen coherent programma vormen bijvoorbeeld: Max Ringelmann (1880)
- Vergelijking van groepsprestaties met individuele prestaties (touwtrekken)
- In groep presteert men minder dan alleen
Eerste handboeken:
- Mc Dougall (1908)
- Edward Ross (1908)
- Floyd Allport (1924)
b. De jaren van bevestiging
De betekenis van WOll en de Jodenvervolging voor de ontwikkeling van de sociale psychologie in de USA
Kurt Lewin (1935) : grondbeginselen (deze waren op dat moment revolutionair, maar voor ons lijken ze normaal)
- Ons gedrag wordt bepaald door hoe we de wereld waarnemen en interpreteren
- Gedrag is de functie van de interactie tussen persoon en omgeving
- Sociaalpsychologische theorien kunnen worden toegepast voor de oplossing van praktische sociale
problemen (geen onderzoek zonder actie, geen actie zonder onderzoek)
Auteur Bijdrage
T. Adorno et al. The authoritarian personality
G. Allport The nature of prejudice
S. Asch Conformiteit en persoonsperceptie
L. Festinger Sociale vergelijkingstheorie en cognitieve
dissonantietheorie
F. Heider Balanstheorie en attributietheorie
C. Hovland et al. Attitudes en persuasieve communicatie
H. Kelley Attributietheorie
(goed van buiten kennen)
c. Groei en debat
Vertrouwen en uitbreiding: sociale psychologie wordt op steeds meer domeinen toegepast en bestudeerd
voorbeelden: apathie van omstanders, agressie, stress,
Crisis:
- Ethische kritiek op het experiment (Kelman)
- Methodologische artefacten (Orne, Rosenthal)
- Cultureel en filosofisch relativisme (Gergen)
d. Methodologisch en inhoudelijk pluralisme
Pluralisme:
- Methodologisch: multimethodisch
- Inhoudelijk
Hete versus koele perspectieven
Heet: emotie en motivatie
Koel: cognitie (of sociale cognitie)
Poging om deze benaderingen te integreren voorbeeld: dissonantietheorie combineert aspecten
van motivatie en cognitie
- Internationale en culturele perspectieven:
Opkomst sociale psychologie in Europa en Azi
Internationaal en multicultureel onderzoek
4. Sociale psychologie in de 21ste eeuw
Hersenonderzoek: nieuwe beeldvormingstechnieken
Het internet:
- Evolutie in de manier waarop informatie wordt verworven en hoe we communiceren
- Onze digitale voetafdruk wordt steeds groter, dus zijn er steeds meer gegevens beschikbaar
Sociaal-culturele perspectieven
- Crosscultureel onderzoek verschillen tussen
- Multicultureel verschillen binnen een cultuur
Open wetenschap
Registratie en replicatie
Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethoden
1. De ontwikkeling van hypothesen
a. Een goed idee
Gebaseerd op theorien, observatie, of intutie en persoonlijke ervaringen, stelt de onderzoeker een
hypothese op men gaat na in de literatuur of er al evidentie aanwezig is
b. Opzoeken van psychologische literatuur
Is het idee al onderzocht ? literatuur zoekmachines: Google scolar / WoS
Hypothesen en theorien :
Hypothese Een expliciete, toetsbare voorspelling over het al dan niet optreden van een gebeurtenis
Theorie
Een georganiseerde set van abstracte principes die het mogelijk maken om geobserveerde
fenomenen te verklaren
Een goede theorie :
- Eenvoudig
- Volledigheid
- Generativiteit : het zet aan tot inspiratie, ontwikkelen / testen van nieuwe ideen
Het lot van elke theorie is dat ze ooit overtroffen zal worden door nieuwe theorien
2. Het operationaliseren van sociaalpsychologische variabelen
Conceptuele variabelen zijn abstract : conformiteit, attitude, geweld, discriminatie, groepsdruk, agressie,
Hiermee werken wij in de psychologie ! maar ze zijn abstract en we moeten de concepten voorvertalen
naar een meting
Operationele definitie : procedure om conceptuele variabele te meten of te manipuleren
- Meerdere operationalisaties zijn mogelijk
- Geen enkele operationele variabele dekt volledig de conceptuele
Begripsvaliditeit : de mate waarin meetinstrumenten meten wat ze bedoelen te meten en
experimentele manipulaties die variabelen benvloeden die ze beogen te manipuleren
(geen statistische indicator voor)
Voorbeeld : Hoe moeten / kunnen we agressie meten? we kunnen mensen geen pijn doen in een
experimentele setting hoe dan wel? : hoeveelheid witte ruis we via een hoofdtelefoon jagen bij agressie
a. Zelfbeschrijving
Hiervan mogen we het belang niet onderschatten
de deelnemer beschrijft zelf gedachten, gevoelens, verlangens of gedrag = rapporteert over zichzelf
Voorbeeld : testjes in de flair (samengesteld door psychologen)
We gaan bepaalde concepten meten met enkelvoudige vragen of meervoudige vragen
(schaal subjectief welbevinden) interne consistentie
Schalen met meerdere items heel goed afwijkingen in individuele interpretatie worden weg gefilterd
In de psychologie zijn we slecht in steekproeven maar goed in metingen
Typisch aan een goeie schaal: vaak laag of hoog , minder in het midden (elk item draagt bij aan de
totaalscore = betrouwbaarheid van de schaal)
Maar problemen ! :
- Sociale wenselijkheid: de neiging zichzelf zo positief mogelijk te presenteren
(vb. vragen over agressie, onveilig verkeer, )
Dit weet je zeker door groepen te vergelijken voorbeeld: 2 groepen die je vragen stelt over agressie de
ene groep: vastgebonden aan leugendetector en de andere groep niet meer uiting v agressie in groep 1
pseudo-informatiebron
inwilligingstendens : de neiging om affirmatief te antwoorden
Gebruik van schalen en schaalankers: hebben een effect op het antwoord
Meervoudige vragen waardoor de unieke betekenis gecompenseerd wordt door een set van items
Zijn mensen in staat een accuraat antwoord met zelfbeschrijving te geven? Nee
Schaal van subjectief welbevinden (dia 7 & 8) :
volledig akkoord, akkoord, niet akkoord of helemaal niet akkoord gaan met bepaalde beweringen
b. Gedragsobservatie
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: de mate waarin verschillende waarnemers overeenstemmen in de
waarnemingen die ze rapporteren
- Coderen of bepaalde (verbale en non-verbale) gedragingen al dan niet aanwezig zijn
- Codeerschemas kunnen ingewikkeld zijn
= niet zo eenvoudig als dat gedrag iets of wat complexer wordt, is het moeilijk om overeenstemming te
bekrijgen tussen 2 of meer mensen
Het ene gedrag is al wat moeilijker te meten als het andere: voorbeeld:
- Vriendelijkheid meten vs meten hoeveel keer een persoon met zijn handen zwaait
Dit is zelfs maar 1 concept vaak moeten er meerdere dingen in het oog gehouden worden
Codeerschema: Robert Bales (p.32 in ons boek om groepsinteractie te coderen)
Vertekening is nog steeds een probleem zelfpresentatie
Vertekening door zelfpresentatie: equivalent van sociale wenselijkheid gedragsmatig het beste van
jezelf laten zien
Gedragsobservatie heel moeilijk
Volgorde-effect : Koningin Elisabethwedstrijd
De volgorde waarin iets gebeurt heeft een effect op wat er gebeurt
Als eerste ben je vaak de klos je eindigt vaak lager in de muziekwedstrijd
Maar de concentratie en motivatie is op en top in deze wedstrijd dus daar ligt het niet aan
Gedrag objectief bekijken is heel moeilijk benadert de waarheid maar komt er nooit volledig (biases)
3. Hypothesen testen : onderzoeksplannen
a. Beschrijvend onderzoek
Is niet hypothesetoetsend !
Observationeel onderzoek
Systematische observatie van mensen (situatie nemen/onderzoeken zoals hij is)
voorbeeld : hulpgedrag in verschillende steden over de wereld
Archiefonderzoek
Studie van oude stukken
voorbeeld : analyse van muziekstukken en indicatoren van conflict
Opiniepeiling
Vragen over attitudes, opvattingen, in een bepaalde populatie zit er vaak naast
voorbeeld : foutenmarge bij voorspelling van stemmen
Representatieve steekproef bijzonder moeilijk om gemiddelden en frequenties te registreren
correlaties zijn stabieler
b. Correlationeel onderzoek Geen causaliteit
Hypothesen over relaties tussen variabelen
Bijvoorbeeld :
- Relatie tussen zelfwaardering en populariteit : het zou kunnen dat mensen met een hoge
zelfwaardering populair zijn bij andere mensen ( zou een heel rare hypothese zijn voor
correlationeel onderzoek want daar worden veel variabelen tegelijk onderzocht)
- Relatie tussen studiebelasting, inspanning, studieresultaat en evaluatie van de docent
Correlatiecofficint
- Positief
- Negatief
- Nul
Richting van het verband
Nadelen van correlationeel onderzoek:
- Causaliteit
- Derde variabelen
Voorbeeld :
Benvloed B A of A B
Het studeren van latijn leidt tot betere resultaten later aan de unief
schijnverband: de beste studenten volgen latijn, en halen ook de betere punten dus het is het feit dat
goeie studenten gewoon latijn doen en goede academische resultaten behalen dat er voor zorgt dat ze het
beter doen later op de universiteit
- C is de belangrijkste variabele : IQ in dit voorbeeld
- A en B hangen toevallig aan elkaar
Voorbeeld van het interactie-effect :
Het idee van het interactie-effect (experimenteel onderzoek) equivalent daarvan is moderatie-effect
(correlationeel onderzoek)
Kinderen die mishandeld zijn tijdens hun kinderjaren vertonen later meer antisociaal gedrag
er ontstaat ook een grotere kans dat zij hun eigen kinderen gaan mishandelen = familiale geweldscyclus
2 lijnen:
- donkere (hoog) minder steil
- lichtere (laag)
De twee lijnen zijn er door een individueel verschil
(neurotransmitters: dopamine en serotonine)
Mishandeling heeft een minder effect op het kind als hij of
zij een hoge activiteit heeft aan neurotransmitters
Effect van mishandeling: is afhankelijk van een andere
variabele (die neurotransmitters)
Als de 2 lijnen parallel zouden lopen dan zou het effect hetzelfde zijn
c. Experimenten : manipuleren van de situatie
= een vorm van onderzoek die toelaat causale relaties aan te tonen omdat :
- De experimentator controle heeft over de gebeurtenissen
- Deelnemers volkomen toevallig toegewezen worden aan condities
Volkomen toevallige toewijzing = een methode om deelnemers toevallig toe te wijzen aan de condities
van een experiment waardoor elke deelnemer evenveel kans heeft om toegewezen te worden aan elk
van de condities
Er voor zorgen dat voor elk proefpersoon (in welke conditie die persoon ook deelneemt), dit persoon met
dezelfde situatie geconfronteerd wordt (analoge situatie voor alle personen)
behalve: het gene dat we wil variren / onderzoeken al de rest is gelijk
individuele verschillen onderling wegfilteren door toeval (volkomen toevallige toewijzing)
een voorbeeld : het Bobo-Doll experiment (Bandura)
sociale leertheorie : we leren niet enkel gedrag aan door eigen ervaringen met betrekking tot baten en
straffen, maar het zien van modellen heeft eveneens een effect
Experimenteel onderzoek
Onafhankelijke variabelen : de factoren of variabelen in een experiment die door de onderzoeker
gemanipuleerd worden om te zien of ze effect hebben op de afhankelijke variabelen
Afhankelijke variabelen : de variabelen in een experiment waarvan de waarde door de onderzoeker
gemeten of geregistreerd wordt om te zien of hun waarde benvloed wordt door een of meerdere
onafhankelijke variabelen
Hoofdeffect en interactie
Hoofdeffect : effect van een onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele
Interactie-effect :
Men spreekt van een interactie-effect als het effect van 1 onafhankelijke variabele (op de afhankelijke
variabele) afhankelijk is van de waarde van een andere onafhankelijke variabele
Combinatie :
- Hoofdeffect van onafhankelijke variabele X op Y
- Hoofdeffect van onafhankelijke variabele Z op Y
- Interactie tussen onafhankelijke variabelen X en Z op Y
Groot voorbeeld op volgende pagina
Belangrijk voor het examen : !!
Experimenteel onderzoeksplan
X1 = ruimte 10C subject 1, 2, 3
X2 = conditie 20C subject 4, 5, 6
X3 = conditie 30C subject 7, 8, 9
X4 = conditie 40C subject 10, 11, 12
Fictieve resultaten :
S1 : 8 shocks , S2 : 10 shocks , enzovoort
Gemiddelde x1 = 10
n1 = 3 ( 3 subjecten)
Verschil tussen de condities (Xen) = temperatuur
Al de rest moet hetzelfde zijn dus het verschil aan shocks is alleen maar te verklaren met de temperatuur
Zelfs bij 1 verschilletje heb je een effect van temperatuur op # shocks (geen effect = alle Ms gelijk)
= Hoofdeffect
Het gebeurt zeer weinig dat we maar 1 factor tegelijk manipuleren
we hebben ook wat de interactie-effecten zijn
gemiddelde X1 = 11
gemiddelde x2 = 17
= temperatuur
gemiddelde z1 = 13,5
gemiddelde z2 = 14,5
= luchtvochtigheid
Interactie-effect:
- Van 10 naar 13 3 elektroshocks
- Van 10 naar 19 9 elektroshocks
dus het aantal is hoger bij een hogere luchtvochtigheid
Interactie effect zodra de lijnen niet parallel lopen en in hun verlengde
dus kunnen kruisen
Experiment vervolg
Statistische significantie van effecten (significantiedrempels : .05, .01, .001
Interne validiteit :
De mate waarin variatie in de afhankelijke variabele met redelijke zekerheid kan toegeschreven worden
aan het effect van de onafhankelijke variabele(n)
- Volkomen toevallige toewijzing en controle van de proefleider
- Bedreigende factoren : proefleidereffect : proefleiders zijn beter blind voor de condities
Rosenthal : effect van verwachtingen !
Externe validiteit :
De mate waarin met redelijke zekerheid de resultaten van een gegeven onderzoek ook kunnen bekomen
worden met andere personen en in andere stimulaties
Veralgemenen naar andere :
- operationele definities of taken, subjecten, situaties, of tijdstippen
- Interactie tussen effect van de onafhankelijke variabele en taken, subjecten, situaties of tijdstippen
Oplossingen :
- Inductief en dus nooit logisch dwingend
- Replicatie met andere taken, subjecten, situaties (veldexperimenten) en tijdstippen
Bedreigende factoren :
- Representativiteit van de taken
Wereldsrealisme : de mate waarin de onderzoekssituatie met de werkelijke wereld
overeenkomt (cf. gevangenisexperiment)
Experimenteel realisme : de mate waarin de experimentele situatie en de procedures voor
de deelnemers als echt ervaren worden
- Deceptie (en debriefing)
Hebben tot doel dat de deelnemers zich natuurlijk en spontaan gedragen
4. Ethiek en waarden
Institutionele beoordelingscommissie
a. Genformeerde toestemming
Expliciete toestemming nodig van de deelnemer om aan een studie deel te nemen
b. Debriefing : alle uitleg verstrekken
De onthulling van de bedoeling van het onderzoek na het beindigen ervan, waarmee de onderzoeker
probeert de eventueel opgewekte negatieve gevoelens tegen te gaan en het belang beklemtoont van de
deelname aan het onderzoek voor de wetenschap
c. Waarden en wetenschap
- Wetenschap is niet vrij van ideologie
- Vertrouwen in wetenschap kalft af aan de politieke rechterkant
- Stapelgate
Fraude bij een op de twaalf medische
wetenschappers : slide 34
Hoofdstuk 3: Het sociale zelf
1. Het sociale zelf een inleiding
Wat is het sociale zelf ?
Wij bestaan uit 2 delen :
- Sturend agens = ik = de actor die weet, het agens dat het stuur van ons leven in handen heeft
- Zelf dat inhoudelijk is / zelfconcept = mij = alle kennis (inhoud) over onszelf
Het sturende zelf staat natuurlijk niet helemaal los van het zelfconcept het ik is bepalend voor hoe we
het mij bekijken
Het zelf is een sociale constructie de manier waarop we naar onszelf kijken deze dagen is typisch
Westers = er is steeds meer individualiteit
a. De oorsprong van het zelf
Spiegelonderzoek :
deze chimpansee weet dat hij zichzelf ziet
tussen wenkbrauwen : rode verf werd aangebracht
dier probeert rode vlek van het hoofd weg te vegen dus het dier hier weet
dat de reflectie die hij ziet zichzelf is want hij veegt op zijn eigen hoofd
niet veel dieren dat voor zo een test slagen voorbeeld : hond gaat gewoon
blaffen tegen die spiegel en achter spiegel kijken om te bijten in staart
(dierensoorten : chimpansees, dolfijnen, eksters, hebben een zelf = vrij weinig diersoorten)
Pretest : aantal keren dat een aap in zijn hok spontaan tussen zijn
wenkbrauw wrijft (bijzonder weinig)
Controle : apen zonder spiegelervaring , kunnen de spiegel niet
gebruiken (missen de codes om het spiegelbeeld te interpreteren)
Test : het onderzoek van hierboven
Spiegelproef bij jonge kinderen : leeftijdsverband ! (1,5 jaar slagen spiegeltest)
Een aap die nog nooit een andere aap heeft gezien zal niet slagen voor de spiegeltest
Het sociale (ook bij de mens) zit er zo diep in dat wij zonder andere geen zelf hebben
Het zelf is dus ook diep sociaal / relationeel
Deze proef geeft aan dat er een zelf bestaat en de kern is absoluut nodig om een zelfbeeld te creren
Mensen leren zich door het leven heen zelf kennen , hoe ? klassieke weetjes :
Looking glass self Cooley
Wij als mens spiegelen onszelf aan anderen
wat anderen over ons zeggen, zegt ons wie we zijn
Voorbeeld : meerdere mensen zeggen : jij hebt 2 linkse handen
= gaat ervoor zorgen dat je denkt over jezelf : ik ben niet handig
The generalized other : andere leren je hoe de maatschappij in elkaar zit
Orde op een voetbalveld begrijp je alleen als je de regels van het spel kent
- Waarom lopen mensen achter een bal? : de regel is dat je met je voet op de bal moet trappen
- Waarom proberen ze de bal naar 1 richting te krijgen? : de bedoeling is om een goal te maken
-
Als je de regels niet kent dan zou voetbal iets heel chaotisch / nutteloos worden
ook zo in de maatschappij
b. Zelfschemas
Kern van het zelf : inhoud bij brengen we leren onszelf kennen
Inhoud : zit vervat in zelfschemas (= kennisstructuur)
Het zelfconcept :
- Het geheel van de opvattingen van een individu over zijn of haar persoonlijke eigenschappen
- Beschrijf je zelf
Bevat een aantal zelfschemas :
- Voorbeeld : eerlijk, gevoelig, conservatief, : subschemas
- Schematisch (kenmerk aanwezig) of a-schematisch (kenmerk afwezig): (bijvoorbeeld over gewicht)
Schematisch : kan aan veel elementen iets linken / kent heel veel
A-schematisch : verwerkt de rijke informatie die aanwezig is niet
Voorbeeld : ik ben een voetbalfan kan deel zijn van wie jij bent = schematisch voor het kenmerk
Hoe groter u kennisverzameling, hoe sneller / rapper het open gaat / hoe performanter het is !
Zelfreferentie-effect
3 condities structurele eigenschappen, betekenis en zelf
Fase 1: lijsten bnen (20 woorden)
- Structurele eigenschappen : aanduiden of woorden in blokletters of kleine letter staan
- Betekenis : oordelen of het woord een synoniem is v een ander woord
- Zelf : materiaal relateren aan het zelf (vb. heb jij die eigenschap?)
= voorbeeld van de performantie van een schema
Als dingen aan een groot schema (het zelf) gehecht zijn, kunnen we het later makkelijker oproepen
c. Het onbewuste zelf
Freudiaanse onbewuste fel gecontesteerd / weinig empirisch (voor- en tegenstanders)
Samenvoegen van beelden doen wij allemaal onbewust heel wat processen gaan vanzelf
Onbewuste volgens cognitieve psychologen : als een soort van berekeningsmodule over allerlei dingen die
moeten gebeuren over dingen waar wij ons niet van bewustzijn
= een handige gereedschapskist waarmee we allerlei taken als vanzelf afhandelen : Wilson
Enkele hogere cognitieve functies gebeuren ook deels onbewust : voorbeeld : (onbewust) leren :
Patinte met totale amnesie: elke keer lijkt het alsof de vrouw de dokter voor de eerste keer ziet (= geen
bewuste herinnering) op bepaald moment denkt de dokter ik ga eens een naald in mijn hand steken ,
de patinte komt dan langs, geven elkaar een hand maar die naald prikt dus in de hand van de vrouw de
volgende keer als ze langskomt , wou ze geen hand meer geven (dit had ze dus onbewust geleerd)
Nog andere hogere functies : aandacht, interpretatie, informatieverwerking en oordeelsvorming
Capaciteit van:
- onbewuste = heel groot : 11 miljoen signalen per seconde
- bewuste = opvallend kleiner : 40 signalen per seconde
d. Zelfregulatie
= de intentionele poging om gedachten, gevoelens en gedrag te controleren en eventueel te veranderen
aan de hand v interne standaarden
= bewuste ik-processen
Aandacht voor het zelf
= aversief : mensen gaan vaak niet positief worden om met het zelf geconfronteerd te worden
Fase 2 : tussentaak
Fase 3 : herkenningstaak
Vraag: hoeveel v de eerst aangeboden informatie zullen ze nog weten : zelf > betekenis > structurele eig.
Zelfdiscrepantietheorie : legt verband tussen discrepanties tussen zelfconcept en zelfgidsen
(= theorie van de zelfgidsen)
Basis hiervan : 3 soorten zelven
- Het actuele zelf (wie ben ik (= zelfconcept)? welke kenmerken heb ik? ) kenmerken die je hebt
- Zou willen zelf : hoe zou je graag willen zijn kenmerken die je zou willen hebben
- Zou moeten zelf kenmerken die je zou moeten hebben
Die lijsten gaan verschillend zijn (alleen gelijk moesten we psychopaten zijn) = discrepantie
Leidt tot allerlei negatieve emoties : omdat we nog niet zijn wie wel willen zijn
negatieve afstand tussen jezelf en je doel (vb. beste voetballer willen zijn niet zo? negatief gevoel)
Zelfbewustzijnstheorie :
= zelfgerichte aandacht maakt mensen negatief geluimd proberen dit kwijt te spelen
Toegankelijk maken v zelfdiscrepanties : als je naar jezelf kijkt zie je dat je niet aan het ideale beantwoordt
Zelfbewustzijnstheorie gaat nog verder hoe kan ik met de zelfdiscrepantie omgaan / het reduceren ?
- Zelfdiscrepantie wegwerken : gedrag aanpassen
- Zelfdiscrepantie is niet weg te werken : ontvluchten van het zelfbewustzijn (aan iets anders denken)
De theorie is toegepast op drugsgebruik, alcoholisme, : om het (negatief) zelfbewustzijn te ontvluchten
Zelfgerichte aandacht bemerken zelfdiscrepanties motiveren ontvluchten of aanpassen gedrag
Csikszentmihalyi en Figurski (1982)
We zien hier dat mensen weinig gericht zijn op het
zelf (8%) , wat dus best logisch is aangezien
zelfgerichte aandacht vaak negatieve gevoelens
opwekt !
Studie (James Pennebaker) : vergelijking tussen poten / dichters :
hun werken werden beoordeeld op het gebruik van:
Ik, mij, mijn, wij, ons,
Hoe meer ik-achtig iemand zijn pozie is , hoe hoger de sucide balk is
dus excessieve belangstelling van jezelf, maakt u niet echt gelukkig
Beperkingen van zelfregulatie
Zelfcontrole = beperkt
- Capaciteit : aandacht weghouden van zelfdiscrepantie kost veel mentale energie en die energie
is maar beperkt aanwezig = alle inspanningen tot zelfcontrole putten uit hetzelfde reservoir
- Inspanningen tot zelfcontrole leidt tot vermoeidheid (rusten = opbouwen mentale energie)
Baumeister en co. :
Proefpersonen moesten smaaktest doen
Kamer : koekjes, chocolade, rook goed
Cruciale conditie : radijsjes conditie
je komt in de lekker ruikende kamer en je ziet
al het snoepgoed en dan moet je radijzen
proeven
Volgens Baumeister moet je jezelf dan serieus bedwingen want je eet liever de koekjes
- Chocolade conditie : jezelf niet bedwingen
- Radijs conditie : jezelf wel bedwingen vergt mentale energie
Na smaak test komt er een vraag om een (onoplosbare!) puzzel op te lossen : degene die zichzelf niet
hebben moeten bedwingen werken langer door dan die dat zichzelf wel hebben moeten bedwingen
2. Het zelfconcept
Zelfconcept = cognitieve zijde van het zelf
a. Introspectie
Introspectie : het proces van in jezelf kijken / over jezelf nadenken om dingen over jezelf te ontdekken
Probleem: wij denken niet graag over onszelf (hoe ontdekken we dan dingen over onszelf?)
Moesten wij geboren introspectivisten zijn dan zou de zelf balk bij Csikszentmihalyi en Figurski liggen
Introspectie kan accuraat zijn vooral over voorkeuren, (waarover we dan een accuraat beeld hebben)
Geen accuraat beeld : proces waarmee we tot voorkeuren, besluiten, komen we kennen het
eindresultaat (de voorkeur) maar niet de weg ernaar toe
= oorzaken en correlaten van ons eigen gedrag worden weinig accuraat ingeschat
Carlston : afhankelijk van aanbieden van informatie
Voorbeeld : je reed naar campus, en je komt politiewagen tegen iets later kom je iets politie gerelateerd
tegen / criminaliteitgerelateerd gaat dat rapper zien omdat je net een politiewagen bent tegengekomen
= primeren / priming (H4) : inhouden die voor een bepaalde / beperkte tijd toegankelijk worden
Voorbewust primen : stimulus wordt 50ms aangeboden kort voor het experiment (je weet dus eigenlijk van
niets) = onbewust primen als de prime gewerkt heeft maak je bepaalde keuzes en je weet niet waarom
en toch zal je tot een oorzaak komen ! :
mensen zijn geweldige confabulators : wij zijn storytellers die allerlei dingen erbij sleuren die er niets mee
te maken hebben maar die rationeel tot ons overkomen
bepaalde inputs die onbewust gebeurt zijn drijven het gedrag aan, maar dat het proefpersoon die die
oorzaak niet kent steeds wel met een reden zal aankomen (en er zeker van zal zijn), maar nooit de echte
mensen zijn heel goed in het verzinnen van verklaringen !!
Gradaties in het soort oordeel dat we vellen : de accuraatheid van (zelf) analyseren hangt af van het feit of
het gedrag is kwestie het gevolg is van cognitieve of affectieve factoren
- Affectieve factoren schatten wij als mens vooral heel slecht in
Introspectie : grote twijfels bij heel sceptisch
Vooral negatieve indicaties over
Vraag : als het erop aankomt, kennen wij onszelf? : heel slecht / matig (Barnum effect)
Pennebaker
Introspectie is niet altijd verkeerd
Methode : schrijfoefening : iets dat u stress heeft aangedaan , moet je neerschrijven
= therapeutisch gesprek op papier met jezelf helpt ! (gelezen worden of niet heeft niet echt belang)
Na het schrijven:
- KT : slechter gevoel , want confrontatie met stress of slechte / moeilijke gebeurtenissen
- LT : voelde zich beter
Oorzaken ? :
1) Affect labeling : bepaalde gevoelens / emotioneel materiaal leer je onder woorden brengen
leidt tot mindere activatie van de amygdala (= verwerking van affectief materiaal)
leidt tot meer activatie van de frontale cortex (= betrokken bij cognitieve verwerking)
= emotiecentrum minder actief, gedachtencentrum meer actief (na bv. schrijven van de situatie)
2) Wij als storytellers : wij zijn geneigd om allerlei elementen in ons leven aan elkaar te binden
We streven een coherent narratief / verhaal over onszelf na
= wanneer je bepaalde zaken die stresserend / traumatisch zijn kunt verbinden aan andere
levensgebeurtenissen, dan zou dat een positieve impact kunnen hebben
= laat ons eter toe om die ervaringen een plaats te geven en er mee om te gaan
deze oorzaken zijn cognitief : dus ons affectief leven verbeterd door cognitieve operaties !
Met andere woorden: het zijn veranderingen in het zelfconcept die de basis vormen v betere gezondheid
b. Zelfperceptie
Zelfperceptietheorie : men kan gedachten en gevoelens afleiden (= zelfinzicht) uit de observatie van het
eigen gedrag en de situatie waarin het gedrag plaatsvindt werkt !
Zelfperceptie van
Emoties = gedrag zorgt ervoor dat je u op een bepaalde manier voelt
gelaatsfeedback hypothese : de hypothese dat veranderingen in gelaatsuitdrukkingen
kunnen leiden tot corresponderende veranderingen in emotie
James : Je weent niet omdat je droevig bent, je bent droevig omdat je weent
je voelt u gedrag en je interpreteert wat er aan de hand is
Je voelt u gelukkiger als je met een lach rondloopt dan als je met een zuur gezicht loopt
andersom ik het ook zo, maar gelaatsfeedback werkt evenzeer
Voorbeeld : potlood tussen tanden / lippen
- Een heel somber (lippen)
- Andere heel gelukkig (tanden) gaat beter gezind zijn
Emoties Nabootsen van gelaatsuitdrukkingen corresponderende veranderingen in gevoel
= je voelt u beter wanneer je een lach nabootst
Het effect van gelaatsfeedback is groter als je bij een spiegel staat ! (= spiegelconditie)
Zajoncs expriment
Effect van het uitspreken van klinkers :
- Happy klinkers : a (mondhoeken omhoog), e,
- Droevige klinkers : u, oe,
Bij a en e is er meer positief als bij u en (donker blauw)
Verklaring : het feit dat de spieren werken, en die zorgen voor bloedtoevoer , en volgens
zajoncs als er bloed naartoe stroomt, daalt de temperatuur = verklarend mechanisme
(licht blauw) , dus afhankelijk van u gelaat wordt je gelukkig of niet
Gelukkiger van Botox?
= gelaatsfeedback wordt stilgelegd
Recent onderzoek : toont aan dat mensen met botox in het voorhoofd gelukkiger zijn
Reden ? ze fronsen minder
Opgelet voor botox rond de bovenhoeken van de mond
botox spuit de emoties plat
Motivatie Intrinsieke en extrinsieke motivatie
Overrechtsvaardigingseffect : de tendens tot vermindering van intrinsieke motivatie voor
activiteit die geassocieerd worden met beloning of andere extrinsieke factoren
Kinderen die spontaan tekenen (intrinsieke motivatie) : jij bent de beste tekenaar, hier een
beloning want ik wil dat je verder kleurt
2 weken later , zullen deze kinderen minder spontaan aan het tekenen gaan
= te verklaren uit zelfperceptie
- geen beloning = controle conditie kinderen die
graag tekenen gaan gewoon blijven tekenen
- onverwachte beloning : verandert niet veel
- verwachte beloning : je ziet een verlaging
de beloning zorgt ervoor dat ze de activiteit
minder gaan doen
Verwachte beloning : zelfperceptie : ik tegen graag van mijzelf, maar nu weet ik het niet
meer, doe ik het omdat ik het graag doe of omdat ik een beloning krijg
= twijfelproces waardoor je minder het gedrag stelt
= over-justificatie : je bent door 2 processen aangedreven en dan weet je het niet meer
Motivatie Kunst die betaald wordt ?
minder creatief / minder hoogstaand is dan kunst die uit zichzelf ontstaat
Mensen die veel geld krijgen zijn niet per se meer gemotiveerd
Motivationeel conflict ontstaat dus
Onverwachte beloning : geeft niet de aanleiding tot het conflict : als je een onverwachte
beloning krijgt , kan je ook niet zeggen tegen jezelf : ik was aan het kleuren omwille van
een beloning , want je wist niet dat je 1 zou krijgen
c. De invloed van anderen
Sociale vergelijkingstheorie (Festinger) : stelt dat mensen hun eigen capaciteiten en opinies evalueren
door ze met die van andere te vergelijken
Wanneer vergelijken we ons met andere?
- Onzekerheid
- Afwezigheid objectieve criteria
Voorbeeld :
- wat is er groter een olifant of een mug? niet nodig om dat aan andere te vragen
= objectief, feitelijke realiteit (dus volgens Festinger: sociale aftoetsing = onnodig)
- heeft de PvdA betere programmapunten dan de spa? toch willen aftoetsen met anderen
= oordeelsvorming, onzeker (dus volgens Festinger : sociale aftoetsing = zeer nodig)
Festinger had ongelijk : Klein (1997) zelfs wanneer objectieve informatie aanwezig is hechten we soms
meer belang aan sociale vergelijkingsinformatie !
Experiment :
onbelangrijke taak je hebt 40% / 60% gehaald : wij horen het liefst dat we 60% hebben
maar dat is niet de enige info : je hebt 20% meer / minder gescoord dan de rest van de groep
mensen waren gelukkiger met een prestatie dat vooral bepaald werd door een relatieve positie
= mensen zijn in deze taak liever gebuisd dan minder te scoren als anderen
voor belangrijke taken geld dit niet (vb. examenpunten : enige belangrijke : 10/20 en meer)
Met wie vergelijken we ons ? : vaak met personen die op ons gelijken
Voorbeeld : aan medestudenten vragen vond jij dat examen ook moeilijk? , moest een docent zeggen
het examen was makkelijk , dan heeft dat geen waarde voor ons / niet-informatief
= om kennis op te doen
(vergelijken met mensen die het slechter doen als ons = om ons goed te voelen)
Invloed van anderen is hier boven op cognitief vlak
Maar het geld ook voor emoties ! wij laten zelfs onze emoties bepalen door mensen rondom ons
Tweefactoren-emotie theorie
= stelt dat ervaren van emoties gebaseerd is op 2 factoren :
- cognitieve interpretatie van arousal
- fysiologische arousal
experiment :
fase 1 : spuitje krijgen
- conditie 1 : cafene (zorgt voor fysiologische opwinding) + info over het te verwachten effect
- conditie 2 : cafene + geen informatie
- conditie 3 : placebo + geen informatie
fase 2 : handlanger die in het spel komt + je moet een tijdje wachten met de handlanger
- conditie 1 : extatische, opgewekte, euforische, handlanger
- conditie 2 : woedende, slecht gezinde, handlanger
= 6 condities
Vraag : waar zal de proefpersoon het meest benvloed worden door de handlanger ?
arousal + geen informatie (niet weten v waar arousal komt): je probeert wat je voelt/ervaart te
interpreteren Wat ik voel moet gelijk zijn aan dat v de ander: dus boos of blij afhankelijk v handlanger
= (emotionele) info zoeken in de omgeving (= sociale vergelijking)
d. Impact van geslacht, generatie en cultuur
Met andere vergelijken, gedrag en introspectie input voor ons zelfconcept
Maar nog een 4e punt : verschillen tussen de geslachten, generatie en cultuur in hoe we onszelf zien
Belangrijkste gebeurtenissen in hun leven :
Meisjes investeren meer in interpersoonlijke relaties
(vrienden, familie, huwelijk, geboorten )
Jongens investeren meer in sociale groepen
= collectieve gebeurtenissen
(voetbalploeg, nationale identiteit, )
Culturele verschillen
Zelfbeschrijving van mensen / zelfconcept is totaal verschillend tussen :
- Individualistische culturen
- Collectivistische culturen
Individualistische Collectivistische
Landen : Westerse, USA, Australi, Canada, UK,
Belangrijk :
- Onafhankelijkheid
- Autonomie
- Zelfredzaamheid
Landen : Guatemala, Ecuador, Pakistan, Korea,
Belangrijk :
- Onderlinge afhankelijkheid
- Samenwerking
- Groeps- en familiale banden
Vragen aan iemand uit China : Wie ben jij?
waarschijnlijk antwoord die persoon dan : ik ben de dochter van
Vragen aan iemand uit Belgi : Wie ben jij?
waarschijnlijk antwoord die persoon dan : ik ben (eigen naam)
Culturele concepties van het zelf : zorgt voor het vinden van verschillen
- Zelfstandigheid versus afhankelijk zelf
- Verkies je gelijkheid of uniekheid
Experiment : op een muur hangen rode driehoeken en in het midden een groene cirkel
Vraag : welke figuur vind je het mooist?
- Westerling : groene cirkel opteren voor het gene wat uniek is !
- Collectivist : rode driehoek opteren liever voor iets dat over het algemeen het meeste voorkomt
(verschil in keuze / liever hebben van abstracte figuren zelfs door culturele verschillen)
Je hebt ook culturele orintaties : ook binnen culturen heb je verschillen
Je hebt in het Westen mensen die echt individualistisch zijn, maar je hebt er ook eerder collectivistische
3. Zelfwaardering
a. De behoefte aan zelfwaardering
Zelfwaardering = affectieve kant van het zelf
algemene evaluatie van het zelf en een algemene inschatting van iemands waarde
Experiment : zelfwaardering bij jongeren (Bach 2 )
De meerderheid van de Vlaamse jongeren heeft een positief
zelfbeeld, een goede relatie met de ouders en neemt uitgebreid
deel aan het verenigingsleven. Dat is de belangrijkste conclusie van
de Vlaamse Jeugdmonitor
Oorzaken van positieve zelfwaardering ?
- Het is functioneel : het is een soort summary score van hoe we in de wereld door andere bekeken
worden / hoe we ins sociaal milieu staan veel mensen die ons graag hebben = zelfwaardering
- Terror Management theorie : zelfwaardering = een buffer voor doodsangst
- Zelfwaardering = voorwaarde voor psychisch welbevinden (Maslow) : mensen worden psychisch en
maatschappelijk productief als ze genoeg zelfwaardering hebben
Maslow : zelfwaardering zorgt ervoor dat we aan hoge noden gaan voldoenen
b. Mechanismen van zelfverheerlijking
Mechanismen waardoor mensen een hoge pet krijgen van zichzelf
Voorbeeld : overdreven optimisme omtrent de toekomst :
3: meer als gemiddelde
wordt altijd veel aangeduid
= wij hebben over het algemeen rooskleurige toekomstverwachtingen
ondersteunt de zelfwaardering
Impliciet egotisme
= onbewuste vorm van zelfverheerlijking
Naamletter effect : we zien de letters in onze naam liever als de
letters die niet in onze naam zitten (eerste doen het beter)
Mijn favoriete letter zou de E moeten zijn
- Kennis : zeggen dat ze hun eigen letters graag zien
- Naeve : niets erover zeggen
Roy = de CEO van royco
reclametruc door gebruik te maken van het naamletter effect
Dingen die aan de naam relateren worden sneller gekozen
Hoe meer letters je deelt met een naam, hoe sneller je dit gaat kiezen
(heel kleine effect + stoorzender : familiebedrijven > vaak benoemd naar achternaam)
We zien onszelf graag en dat kunnen we op verschillende manier bekomen :
- Door rooskleurige verwachtingen over onze toekomst
- Door ons eigen letters in onze eigen naam graag te zien
- Door zelf dienende informatieverwerking:
Zelf dienende informatieverwerking :
ik ben de beste zo zitten we niet in elkaar
Wij zoeken allerlei verhalen waar dan uit blijkt, met allerlei meanders / krommingen, we overtuigen onszelf
dat we de beste zijn : dus zonder het zelf rechtsreeks te zeggen
Wij zijn advocaten van het zelf : wij zetten allerlei redeneringen op ons onszelf te verheerlijken
Voorbeeld : De stelling dat een vaste relatie op jonge leeftijd leidt tot een stabiel huwelijk
- Mensen met geen vaste relatie : zagen er voordelen in (dat ze geen relatie hebben) voor een latere
relatie en daar argumenten voor konden opsommen
- Mensen met wel vaste relatie : konden ook argumenten voor zichzelf fabriceren
ervaring = voordeel
Dus elke persoon redeneerde naar hun eigen situatie, die volgens hen ook vaak de beste was
Zelfhandicapering : dient ook om je goed in je vel te voelen
Experiment :
Fase 1 : analogie test met positieve feedback (= schouderklopje + goed gedaan)
- Groep A : gemakkelijke test en dus hoge succesverwachting
- Groep B : moeilijke test en dus lage succesverwachting
Fase 2 : tweede test met vooraf keuze tussen
- Actavil = prestatiebevorderende drug
- Pandocrin = prestatiehinderende drug
Resultaat : A kiest voor Actavil, B voor Pandocrin
Reden ? : als je denkt dat je door de mand gaat vallen door opnieuw een moeilijke taak , ga je een excuus
zoeken (Pandocrin)
Zelfhandicapering : gedrag bedoeld om de eigen prestaties te ondermijnen en zichzelf aldus een excuus
te bezorgen voor een mislukking
Zich koesteren aan andermans succes (= burging) : zelfwaardering
= verhoogde zelfwaardering door associatie met succesvolle personen
Voorbeeld : verkiezingsaffiches van de winnende partij blijven langer hangen na de verkiezingen
Reden ? wij worden warm van succes, ook al hebben we er zelf niet zo veel voor gedaan
Voorbeeld : meer identificeerbare voetbalsupporters na een overwinning van een team
als Belgi wint tegen Oostenrijk, dan voelen wij ons goed over onszelf
CORF (Cut off reflected failure) :
= wanneer u favoriete team verliest, dan doen we alsof we er niks mee te maken hebben : BOOO
= distantiren van je ploeg
Gaat soms gepaard met daling van testosteronniveau
Neerwaartse sociale vergelijkingen : zelfwaardering
De defensieve neiging om onszelf te vergelijken met andere die het minder goed hebben
slachtoffers vergelijken zichzelf met diegenen die er nog slechter aan toe zijn (borstkankerpatinten)
(vergelijken : die mevrouw naast mij, is er nog erger aan toe als ik)
Voorbeeld : Rode duivels vergelijken met Ons Oranje
Hoe reageer je dan als je uzelf vergelijkt met iemand die succesvol is ?
Voorbeeld : Hoe reageert men op succes van een goede vriendin? Met fierheid of met jaloersheid?
- Tesser : Hangt af van de relevantie voor het zelf van het succes
Zelfrelevant jaloersheid
Niet zelfrelevant birging
Je kan het proberen verminderen door te downgraden : ik ben niet boekslim, maar levensslim
c. Zijn positieve illusies adaptief?
Positieve illusies : zijn adaptief mits beperkt
Personen met lage zelfwaardering accurater zelfbeeld = correspondeert beter met het beeld dat
observators over hen hebben
Maar het niet omdat je accurater bent, dat je psychisch productief bent en echt bijdraagt
Het is beter om een roze bril op te hebben, zodanig dat je dingen doet, dan met een lage zelfwaardering,
dingen niet te doen omdat je denkt : dit gaat toch mislukken (kans op vicieuze cirkel)
Conclusie : positieve illusies zijn adaptief omdat ze de productiviteit en de psychische gezondheid van het
individu kunnen bevorderen, maar niet om hun accuraatheid
Negatieve effecten van positieve illusies
- Zeker negatieve wanneer de positieve illusie uitvergroot is / niet realistisch
- Het effect van + illusies is v korte duur, op lange termijn kunnen ze schadelijk zijn
- Mensen met een overdreven zelfbeeld, worden heel vaak negatief beoordeeld (= stoefers)
Personen met een hoge zelfwaardering worden vlugger boos na negatieve feedback, afwijzing en andere
ego bedreigingen
4. Zelfpresentatie
a. Strategische zelfpresentatie
= strategien die men hanteert om de indrukken van anderen in een bepaalde richting te sturen om macht,
invloed, sympathie of goedkeuring te verwerven
Zelfpresentatie = men heeft dus een publiek voor ogen en speelt een soort theater (Gergen)
in dit theater overschatten we vaak onze eigen rol ! = schijnwerpereffect
- Hoeveel personen denk je da u rare T-shirt hebben gezien?
persoon overschat hoeveel mensen dat deden
- Versprekingen bij presentatie publiek merkt het minder dan de persoon inschat
3 vormen van strategische zelfpresentatie :
1) Get along : sympathiek overkomen
2) Get ahead : vooruitkomen
3) Status (voorbeeld : rijk overkomen dan kom je niet met een goedkope / brakke fiets)
Get along:
- bekomen door vleien en complimenteren subtiel: anders nemen mensen het niet positief op
- gelijkenissen opdrijven: voor sociale leven/relaties (H8)
= zorgt voor een betere klik
Experiment: attractieve en niet-attractieve man
traditionele genderopvattingen :
vb. vrouw zegt dat ze wel alles wil doen in huishouden
(dan ga je in de hoge cijfers liggen in de tabel)
bij een attractieve man gebeurt dat meer
uiterlijke aantrekkelijkheid : mooie mensen:
- zijn aantrekkelijker
- worden sympathieker gevonden
- iedereen staat daar veel positiever tegenover
verschil tussen zelfpresentatie en kijken in de spiegel
- spiegel: mensen worden er slecht gehumeurd door echt representatie van zichzelf
- sociale netwerken: beter gevoel omdat je daar op je best geporteerd staat
b. Zelfverificatie
Naast strategische zelfrepresentatie is zelfverificatie een belangrijke vorm van zelfpresentatie
Zelfverificatie = verlangen om door ander gezien te worden zoals men zichzelf ziet
De behoefte om zichzelf strategisch te presenteren kan conflicteren met de behoefte tot zelfverificatie
zou het zo zijn dat mensen met een negatief zelfconcept eveneens wensen dat hun zelfbeeld door
anderen bevestigd wordt?
- positief zelfbeeld : amper verschil tussen zelfverificatie en zelfpresentatie
- negatief zelfbeeld:
zelfverificatie : zwakten durven tonen (negatief)
zelfpresentatie : goed overkomen (positief)
relaties : soms we ons af hoe het komt dat mensen in een relatie blijven, als de andere bijvoorbeeld het
zelfbeeld van de andere naar beneden haalt
Swann-onderzoek : partner kiezen uit iemand die positief beoordeelde en iemand die negatief oordeelde
Deelnemers met een positief zelfbeeld kozen eerder iemand die hen positief beoordeelde, terwijl
deelnemers met een negatief zelfbeeld eerder kiezen voor iemand die hen negatief beoordeelde
mensen willen geverifieerd worden in wie ze zijn
(analoge resultaten voor hechte relaties)
c. Individuele verschillen in zelfsturing
Individuen verschillen in de manier en de mate waarin ze hun gedrag afstemmen op de sociale situatie
Zelfsturingschaal : (Synder) zelfsturing : variabel : graagte hoe mensen aan zelfpresentatie willen doen
- Hoog = men past zich makkelijk aan acteur (heel veel verschillende rollen)
(+) Ik zou waarschijnlijk een goede acteur zijn
(+) Ik kan onvoorbereid spreken, zelfs over onderwerpen waarover ik bijna niet weet
= iemand die constant van gedacht verandert, geen eigen mening heeft,
- Laag = men is relatief stabiel in verschillende situaties 1 rol = zichzelf
(-) Ik vind het moeilijk om het gedrag van andere na te bootsen
(-) Ik verdedig alleen ideen waar ik achter sta
Meest gezonde / beste ? : beide kunnen zolang ze niet in de extreme worden uitgeoefend
5. Slotwoord het dynamische zelf
De sociaalpsychologische bevindingen die we in dit hoofdstuk zagen, geven de aanleiding tot een meer
dynamische en actieve invulling van hoe men tot zelfkennis en zelfwaardering komt
- Zelfanalyse + introspectie nodig kan misleidend zijn + de weg naar verandering is minder direct
- Zelfperceptietheorie : het opnemen van uitdagende rollen helpt je je zelf te veranderen
- Een scala aan zelven (= acteur) ondersteunt de zelfwaardering
(1 rol en slechts 1 rol = slecht ?)
dynamische zelf: kan door kleine stappen met een keer, consistent te blijven doen
Hoofdstuk 4 : Sociale perceptie
= algemene term voor de processen die de basis vormen van hoe we tot oordelen over anderen komen
= oordeelsvorming over anderen (komen verschillende processen bij kijken )
1. Het ruwe materiaal van de eerste indruk
a. De waarnemer
Slechte metafoor voor de sociale perceptie = fototoestel (waarnemer gewoon kijk naar ons of omgekeerd)
Realiteit : iedereen ziet zijn of haar realiteit (eerste indruk gekleurd door onszelf ; camera = objectief)
Eerdere ervaringen hebben een grote impact op hoe men informatie selecteert en verwerkt = schemas
We zien wat onze hersenen ons dicteren :
onze ogen zijn de camera maar er zit heel wat achter de camera en dat is het stuk dat telt
voorbeeld: pigmentatie v de huid hangt af v de ideen die we hebben (vb. donkerder voor 1780 dan erna)
b. Het uiterlijk
= wordt gebruikt om innerlijkheden af te leiden
Pythagoras : ogen
Hij koos zijn leerlingen door diep in de ogen te kijken van de potentile student hij dacht dat hij in de
ogen zag hoe intelligent je was = op basis van uiterlijkheden worden innerlijkheden veronderstelt
Da Porta : vergelijken met dieren
Voorbeeld : lijken op een rat, aap, uil, en dan linken aan kenmerken van het innerlijk van deze dieren
uiterlijkheden zoals primaire kenmerken worden gebruikt in eerst indrukken om dingen af te leiden !
geslacht, huidskleur, leeftijd, = automatische perceptie bij eerste indruk
- geslacht : super snel en steeds aanwezig (snelste categorie)
- huidskleur
- leeftijd
nog andere kenmerken (meer specifiek) gebruik je bij de eerst indruk: lengte, gewicht, haarkleur, bril,
sommige van die kenmerken activeren stereotypische opvattingen : wat mooi is, is goed
Schemas rond uiterlijkheden : stereotypes
- Mensen die mooi / attractief zijn doen alleen het goede
als die bijvoorbeeld een psychopaat zijn, zijn wij daar altijd van verwonderd
(films: mensen die slechte dingen doen zijn vaak lelijk, held = mooi)
- Ook in rechtszaken krijgen mooie mensen minder harde straffen
- op 2 keer na won altijd de grootste kandidaat de verkiezingen van Amerika
(lengte associeert aan macht) kan in hun voordeel spelen
Het gelaat = de belangrijkste informatiebron
We letten vooral op het gelaat: gemakkelijk te begrijpen uit de kunst innerlijk op een gelaat aflezen
Verkiezingen : kinderspel ?
Zouden moeten gaan over ideologie, standpunten, inhoud, en niet
over hoe de kandidaat eruit zien
maar een uiterlijk doet er wel jammer genoeg toe
Meeste mensen kiezen rechts: komt bekwamer / competent over
(kan sympathieker overkomen maar heeft geen invloed op stemmen)
Gelaatskenmerken
Babyfaces : grote ronde ogen, ronde kin, bolle wangen, hoge wenkbrauwen, hoog voorhoofd, gladde huid
bonkige kerel (testosteron gezicht) : harig, hoekig,
= Impact op sociaal overkomen / oordelen
Voorbeeld : rechtszaken: moeilijk aannemen v babyfaces dat zijn moordenaars/psychopaten zijn en als ze
opgepakt zouden worden krijgen ze minder harde straffen
wantrouwen vertrouwen
- Grove trekken
- Smal / spits gezicht
- Asymmetrisch
- Kleine ogen
- breed gezicht
- zachte huid
- grote ogen
= baby-like
c. Situaties
= vooropgezette opvatting over hoe een reeks gebeurtenissen zich zal voordoen in een specifieke situatie
Script : schema over gebeurtenissen (situaties zitten vervat in scripts)
voorbeelden : eten in een restaurant:
Op restaurant jas weghangen tafel aangewezen neer zitten krijg je de kaart bestellen
= heel vaste sequenties = fixed order (vooropgezette sequentie van acties)
Benvloeden van de persoonperceptie kan op 2 manieren :
1) We zien wat we verwachten te zien
Voorbeeld : je ziet een expressief gezicht (in beide condities is het dezelfde foto)
- Conditie 1 : hij heeft juist de lotto gewonnen
- Conditie 2 : hij wordt achtervolgd door een hond
Het is hetzelfde gezicht maar toch gaan we het ander interpreteren
2) Kennis van de situatie (script) stuurt
- Gedrag conform met het script = weinig informatief
- Gedrag niet conform met het script = diagnostische waarde
d. Gedrag
Eerste indruk wordt slechts in beperkte mate benvloed door verbaal gedrag !
Zeker wanneer we innerlijke gevoelstoestanden proberen af te leiden
(door wat mensen zeggen / de inhoud van wat ze zeggen)
Onze eerste indruk rust meer op non-verbaal gedrag / elementen = allerlei lichaamstaal-achtige dingen
Voorbeeld : manier van stappen, manier van handdrukken,
Paraverbaal gedrag = non-verbaal gedrag maar te maken met het spreken zelf
Voorbeeld : lage/hoge stem, haperen, intonatie,
Mehrabian : bestudeerde de evaluatie van doelpersonen die gevoelens of houdingen communiceerden
voorbeeld : ik ben tegen de doodstraf
- Verbaal gedrag : 7%
- Non-verbaal gedrag : 55% (lichaamstaal) primeert
- Paraverbaal gedrag : 38% (toon en ritme waarop iemand iets zegt)
Non-verbaal gedrag
Gelaat = uitstekend forum voor gedrag
= zo zien wij er onder ons vel uit
= configuratie van 42 spiergroepen
- Benen om op te lopen
- Handen en vingers om uit te reiken / te grijpen
= deze kenmerken blijven aanwezig in ons omdat het
functioneel is voor de soort Darwin
Wij hebben geen staart want die was niet functioneel
= evolutionaire gedachtegang
Waarom hebben wij dan 42 gelaatspieren ?
omdat ze heel functioneel zijn
= Facial Action Coding System : Ekman
(coderingsysteem discrete emoties en gelaatsacties)
De menselijke taal is nog niet zo oud, het non-verbale register was het enige middel om zich mee uit te
drukken (vandaar dat het zo belangrijk is) = was de primaire vorm van communicatie
Darwin ging stapje verder : dat is zelfs een kenmerk van de soort hoe we emoties vorm geven
Alle mensen op aarde gebruiken op dezelfde manier hun gelaat om tronies (uitdrukking) te maken
(een bepaald apparaat gebruik om dingen te doen spieren die bewegen als we stappen (typisch soort)
Basisemoties worden op de tronies getoverd door samentrekking van bepaalde spieren
= universals : typisch aan de soort
hier is heel wat evidentie voor
Expressie basisemoties is aangeboren blijheid, angst, woede, verdriet, verrassing en afkeer
Cross-culturele herkenbaarheid van emotionele gelaatsuitdrukkingen
Cross-culturele identificatie is sowieso hoog
Intra-culturele is nog hoger ! (vb 10% hoger)
We zijn dus iets accurater in het herkennen van emotionele
gelaatsuitdrukkingen wanneer het gaat over onze eigen
regiogenoten
Casus : Lachles voor hostessen van de olympische spelen
Manifestatieregels (Display rules) : in welke omstandigheden tonen we onze emoties ?
= wel cultureel bepaald
Oosten : gevoelens worden niet zo openlijk vertoond (was daar slecht) als in het Westen
ze lachen op dezelfde als ons manier maar doen het gewoon veel minder
( lachcursus bij spelen omdat hun spieren al zolang niet gebruikt waren geweest = moeilijk)
Al dan niet mogen uiten van emoties in culturen = display rules
Lichaamstaal- gebaren
In tegenstelling tot de universele betekenis van emoties, verschillen
andere non-verbale gedragen tussen en zelfs binnen culturen
1) Stilte
2) Negatief
3) Schoonheid
4) Honger
5) Bespotten
6) Vermoeidheid
7) Domheid
8) Op zijn hoede zijn
9) Oneerlijk
10) Sluw
(bepaalde signalen verschillen van betekenis met onze cultuur) = Napolitaanse gebaren

De handgebaren betekenen het zelfde
Maar de spieren spannen anders samen
James Ensor Intrige
Ontmaskeren van leugenaar spreken van de waarheid versus leugen
James Ensor : schilderij = heel visionair hier staan geboren leugenaars
- Echte lach : kringspieren rond de ogen + krullen v lippen
- Fake lach : geen kringspieren (af en toe krullen lippen)
lijken minder betrouwbaar
Waarheid van een leugen onderscheiden
3 non-verbale communicatiekanalen verschaffen relevante informatie over bedrog :
1) De stem is het meest diagnostische kanaal
Mensen die sterk gemotiveerd zijn om te liegen, verhogen hun stemtoon en spreken aarzelend
2) Het lichaam is eveneens diagnostisch
Bedrog kan je vaak aflezen aan zenuwachtige bewegingen van handen en voeten en het ongedurig
wisselen van de lichaamshouding
3) Gelaatsuitdrukkingen kunnen bedrog signaleren, maar dit is het minst diagnostisch
Het gelaat is voor bedriegers ook relatief makkelijk te manipuleren
Nochtans letten we het meest op het gelaat maar om dit juist te doen moet je getraind zijn
(Naef persoon : volgorde omdraaien (eerst gelaat dan lichaamsverhaal en dan para verbale))
Liegen kan zijn voor de greater good
(micro-expressies, slide 26)
2. Attributie : van elementen tot disposities
a. Attributietheorien
Effecten : mislukken op een examen
Mogelijke oorzaken :
- Inspanning : te weinig voor gedaan
- Slechte leerkracht
- Aanleg : statistiek ligt mij niet
- Weinig interesse
- Toeval : ik had die dag net hoofdpijn
- Slecht opgesteld examen taak)
Soorten attributies
Causaliteitsoorsprong
- Persoonsattributies (interne)
Toeschrijven v gedrag v actor aan interne eigenschappen: aanleg, persoonlijkheid, humeur en inspanning
- Situationele attributies (externe)
Toeschrijven v gedrag v actor aan externe factoren : taakmoeilijkheid, andere personen en toeval
Stabiliteit
- Stabiel : aanleg, karakter
- Instabiel : humeur, toeval
Zidane: fout van Marco extern
Journalist (observator) ziet dat anders intern (Zidane zijn
fout door bv zijn opvoeding)
Attribueren doen wij heel veel in het leven
en niet altijd op dezelfde manier
b. De theorie van corresponderende gevolgtrekkingen
= theorie die stelt dat men inferenties maakt over een persoon, wanneer zijn of haar gedrag vrij gekozen is,
onverwacht en een beperkt aantal gunstige effecten heeft
Wat leren we van mensen die gewoon voorbij wandelen?
Wat leren we van de neuspeuteraar?
onbeleefd , niet-conformistisch (intern)
Gedragingen attribueren een persoon
(andere gedragingen doen dat niet)
Dingen die afwijken die roepen/zetten aan om een
diagnostiek te maken !
Keuzevrijheid
Voorbeeld: iemand bedreigt een persoon om in zijn neus te peuteren
De persoon moet de keuze hebben om het gedrag te stellen of niet dan pas kunnen we erover oordelen
Als iemand zich gedraagt zoals de rest dan kan je over die persoon niet nadenken
(iemand die iets speciaal doet wel) = onverwacht in de gegeven situatie : naar de les komen in smoking is
ongebruikelijk, maar in jeans komen niet
Bepaalde gedragingen worden beloond : voorbeeld : neuspeuteren = gratis drank als je dat dan doet
zegt dat niets over jezelf (= niet te onderzoeken)
Voorbeeld : op tijd op het werk komen is niet vrij gekozen, maar iemand helpen de weg te vinden is
doorgaans vrijwillig (Jones en Harris : later meer)
Resulterend in een beperkt aantal gunstige effecten : voorbeeld : naar een
vegetarisch restaurant gaan
c. Kelleys covariatietheorie
Covariatieprincipe : personen schrijven gedrag toe aan die factoren die aanwezig zijn als het gedrag
aanwezig is en afwezig zijn als het gedrag afwezig is
Drie soorten informatie :
- Consensusinformatie : covariatie tussen effect en personen
- Distinctiviteitsinformatie : covariatie tussen effect en stimuli
- Consistentieinformatie : covariatie tussen effect en modaliteiten of tijdstippen
voorbeeld :
Helena komt als enige blij uit de film
het ligt aan Helena
Iedereen loopt te janken na film: Titanic
het ligt aan de film
Consistentie laag dan is het beslissend
Alleen op datum : alle mensen jankend uit de film heel het volk was ontroerd door bv dood van de koning !
Oefeningen
V : Bart kwam wenend uit de les. Ik had het deze week al eens gezien na een andere les. Aan zijn
medestudenten was er niks speciaals te zien. Vorige week was het ook al zo
A : iets te maken met Bart zelf
V : Bart kwam wenend uit de les. Aan zijn medestudenten was er niks speciaal te zien. Een beetje raar,
want ik heb Bart nog nooit zien wenen
A : iets te maken met de omstandigheden
d. Attributionele vertekeningen
Fundamentele attributiefout : de neiging om de impact v situaties op het gedrag v anderen te
onderschatten en de aandacht te richten op persoonsgebonden oorzaken !
We richten onze aandacht vooral op de personen en veronachtzamen de invloed v de situatie op het
gedrag v de persoon , zelfs wanneer personen de opdracht krijgen om zich zus of zo te gedragen, is men
toch nog geneigd om de oorzaak v het opgelegde gedrag in bepaalde mate toe te schrijven aan de persoon
Mensen nemen dus vaak de korte weg naar een conclusie, zonder alle informatie te verwerken
Wanneer we iemand iets zien doen zijn we geneigd om die persoon aansprakelijk / verantwoordelijk te
stellen voor zijn of haar gedrag (voorbeeld : Zidane in de WK-finale)
= Jones & Harris (1967)
Afgedwongen : hieruit kan je eigenlijk niets besluiten
Mensen houden onvoldoende rekening met de situatie
daarom is er nog steeds verschil tussen de 2 balken
aan de rechterkant (50 50 zou logisch zijn) (verschil
rechts is eigenaardig modellen voor ontwikkeld)
Twee-stappen model
Attributie v een gedrag verloopt in twee stappen :
- Stap 1 : automatische persoonlijke attributie : mensen schrijven heel snel gedrag toe aan anderen
- Stap 2 : aanpassing v de aanvankelijke beoordeling door toevoeging v situationele factoren, indien
nodig moeilijk : vergt veel motivatie, cognitie,
Onderzoek ondersteunt dit :
- We maken snel beoordelingen en vormen gemakkelijk eerste indrukken (automatisch)
- Extra cognitieve belasting of distractie bevorderen het maken v de fundamentele fout
- Motivering tot zorgvuldigheid / accuraatheid en voldoende tijd reduceren de fundamentele fout
Initile indruk moet gecorrigeerd worden : is niet zo simpel omdat we altijd een persoonattributie vellen:
het corrigeren is afhankelijk v cognitieve beschikbaarheid, motivatie,
Stap 2 = conditioneel
Verklaring voor het verschil tussen de 2 staven in de conditie : de student wordt het standpunt
opgedrongen in het experiment v Jones & Harris : men ziet een bepaalde verhandeling van een persoon,
het corrigeren (het feit dat hij gedwongen werd)
gebeurt veel moeilijker en gaan dat dus niet doen want vergt cognitie en motivatie
- Snel : oordeel maken
- Traag : situationeel corrigeren
De fundamentele attributiefout als een perceptueel fenomeen
De tendens om het eigen gedrag toe te schrijven aan situationele oorzaken en dat v andere aan
persoonlijke factoren
- Actors : richten hun aandacht vooral op de omgeving en niet zozeer op zichzelf
- Observatoren : richten hun aandacht op de actor (persoon is belangrijk)
Het gene wat centraal staat in het blikveld wordt als verklaring gebruikt
Aandachtseffecten zijn zeer belangrijk
Experiment Storm (wordt vaak op examen bevraagd)
Opdracht actoren : elkaar leren kennen
Opdracht observatoren : kijken naar kennismakingsgesprek
- Controleconditie : enkel de kennismaking
- 2 andere condities : camerabeelden opnieuw zien
effect
Camerabeelden: je kijkt op een andere manier naar jezelf
2 soorten beelden aanbieden
- Meest oninteressant : dat wat je uit je eigen perspectief zou krijgen
Voorbeeld : actor 1 krijgt camerabeelden v camera links geen nieuwe info (hetzelfde perspectief)
- Interessant : jezelf bezig zien dus actor 1 krijgt beelden v de rechtse camera
ziet zichzelf bezig tegen actor 1 (omgekeerde perspectief) : ac

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document