Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: jhlfontijne1 - 6 maanden geleden

Schrijf een samenvatting over het onderwerp: Tussen 500 en 1000 was bijna iedereen in West-Europa boer. Mensen leefden van de opbrengst van het land. Maar rond het jaar 1000 groeiden de steden weer. Deze belangrijke verandering werd veroorzaakt door een stijging van de landbouwopbrengsten. Die stijging van de opbrengsten had twee oorzaken.

Ten eerste waren er vernieuwingen in de landbouw., zoals het drieslagstelsel. Dit is een landbouwmethode waarbij een stuk land in het eerste jaar wordt gebruikt voor wintergraan, in het tweede jaar voor zomergraan en in het derde jaar braak ligt, zodat de grond kan rusten. Vr die tijd verdeelden boeren de grond in twee stukken: op de ene akker verbouwde hij graan; de andere akker lag een jaar braak.

Ten tweede lieten kloosters en heren woeste gronden ontginnen. Dat betekent dat zij bossen en moerassen geschikt lieten maken voor de landbouw. Bossen werden gekapt en moerassen drooggelegd. Hiervoor kwamen akkers en weiden in de plaats.

Door deze twee veranderingen nam de oogst toe en was er dus meer voedsel. Daardoor groeide de bevolking en hielden boeren meer voedsel over om te ruilen. Dat gebeurde op markten bij kruispunten van wegen en rivieren, maar ook bij kloosters en kastelen. Hier ontstonden dorpjes met handelaren en ambachtslieden. Uiteindelijk groeiden sommige dorpen uit tot steden.

De steden handelden met het omliggende platteland, maar er ontstond ook handel over langere afstand. Dat wil zeggen: handel tussen verschillende gebieden in Europa. Handelaren uit steden in Noord-Europa werkten samen en lieten hun schepen samen varen, dat was veiliger. Deze groep van samenwerkende steden heette de Hanze.

Doordat er meer gehandeld werd, groeide ook de behoefte aan geld. Producten als graan of eieren zijn bijvoorbeeld een lastig ruilmiddel, want je kunt ze niet lang bewaren. Daarom kwam er weer een geldeconomie: een economie waarin mensen elkaar met geld betalen. Lastig was wel dat in de middeleeuwen elke stad en elk gebied zijn eigen munt had. Je moest dus steeds geld wisselen.
In het begin werden steden bestuurd door de heer van het gebied. Al snel kregen de steden stadsrechten van de heer. Dat betekent dat een stad zichzelf mocht besturen, eigen wetten en regels kon maken en zelf rechtsprak. Daarnaast kregen steden soms ook het recht om een muur om de stad te bouwen of een markt te houden. In ruil voor het stadsrecht betaalden de inwoners van de steden belasting aan de heer. Sommige steden werden door de handel zo rijk dat ze zelf een sterk leger hadden. Steden konden dus heel machtig worden .

De steden werden bestuurd door een schout en enkele schepenen. Zij maakten wetten, hielden orde en spraken recht in de stad. Zij waren dus bestuurder, politie en rechter ineen. De belangrijkste bestuurder was de schout. Hij werd benoemd door de heer van het gebied. De schepenen werden gekozen door een kleine groep belangrijke burgers, zoals gildemeesters en rijke kooplieden, en waren bijna altijd leden van deze rijke families. Arme burgers hadden geen inspraak in het bestuur van de stad.. De tekst moet geschreven zijn op het niveau van de Middelbare school. De tekst moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. De tekst moet in onbeperkt aantal woorden geschreven zijn. De stijl van de tekst moet zijn: geen voorkeur.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document