Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: noemidubois - 7 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Vanuit een levensloopbenadering wordt benadrukt dat elk levenstraject gekenmerkt wordt
door verschillende gebeurtenissen, transities, en trajecten (Alwin, 2012). Volgens Elder (1985)
kan een levenstraject in kaart gebracht worden door specifieke gebeurtenissen over de jaren
heen aan elkaar te rijgen, waarbij elk traject gemarkeerd wordt door een sequentie van
levensgebeurtenissen en transities, die min of meer abrupt kunnen zijn.
Aansluitend hierbij kunnen we transities definiren als overgangen met betrekking tot
levensfases, gesteldheid of sociale rol die het normale leven tijdelijk ontwrichten en om
aanpassing vragen (Chick en Meleis 1986; Schumacher en Meleis 1994). Dus: bij een transitie
gaat iemand van de ene levensfase naar de andere, van de ene fysieke of psychische
gesteldheid naar de andere of van de ene sociale rol naar de andere, In deze cursus spreken
we specifiek over een transitie wanneer iemand de overgang maakt van n plek in de
hulpverlening naar een andere in bijzonder tussen sectoren, of van de jeugdhulpverlening
naar de volwassenhulpverlening.
Een transitie houdt altijd verandering in, maar niet elke verandering is een transitie. Transities
brengen namelijk een omslag teweeg in het leven van mensen: het zijn keerpunten in de
levensloop of in de (patinten)carrire (Sugerman 1990). Door hun meervoudigheid en
complexiteit grijpen transities vaak diep in op het leven van mensen. Een transitie is per
definitie een tijdelijk proces, waarin betekenisvolle veranderingen plaatsvinden. Als mensen
een deel van hun vertrouwde routines en referentiepunten, hun verblijfplaats of hun
gezondheid, kwijt raken, verliezen ze houvast. Onzekerheid maakt mensen kwetsbaar en
veroorzaakt stress. Transities zullen daarom altijd het mentaal welbevinden onder druk
zetten.. Kielhofner (1995) noemt dat een gevoel van chaos en Bury (1982) spreekt over
biografische ontwrichting (biographical disruption). Chick en Meleis (1986) noemen het
gevoel niet meer verbonden te zijn (disconnectedness) een kenmerk van de eerste fase van
transitie. . De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 20.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document