Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: frandebaillie - 5 dagen geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: (meerkeuzevragen met gevarieerde antwoorden)

1 INLEIDING
Het cardiovasculair stelsel bestaat uit de bloedvaten en het hart. De uiteindelijke taak van het cardiovasculair stelsel is
het transport van zuurstof en voedingsstoffen naar de weefsels, en de afvoer van afvalstoffen vanuit de weefsels.
Hiervoor zal het hart het bloed rondpompen in het bloedvatenstelsel.
Het cardiovasculair systeem (= bloedsomloop) kan dus opgesplitst worden in 2 delen:
- de vasculatuur, opgebouwd uit bloedvaten die het bloed geleiden doorheen gans het organisme
- het hart, dat een pompfunctie heeft en het bloed doorheen de vasculatuur voortstuwt
Centraal staat het hart waarin zich 4 holten bevinden:
- de linker en rechter voorkamers of atria
- de linker en rechter kamers ofventrikels
Vanuit het linker ventrikel wordt zuurstofrijk bloed gepompt naar de verschillende organen en de vaatgebieden van het
organisme (= de grote, perifere circulatie). In de capillairen van de weefsels worden zuurstof en voedingsstoffen uit het
bloed opgenomen en uitgewisseld voor metabole afvalstoffen. De venen dienen enerzijds als transportweg om het bloed
terug naar het hart te brengen, anderzijds als capaciteitsruimte. In tegenstelling tot in de arterin, is er in de venen geen
positieve pulsatiele druk aanwezig. De enige drijvende krachten die het bloed tegen de zwaartekracht in naar het hart
pompen, zijn hier (1) de vis-a-tergo (=stuwende kracht door drukverschil tussen veneuze capillairen en rechter atrium)
van het bloed dat voortgestuwd wordt uit de arteriolen, en (2) de negatieve aanzuigende kracht, uitgevoerd door de
bewegingen van de thorax, door contracties van de rechter voorkamer (voor het zuurstofarme bloed dat uit de circulatie
komt), en door de expansie van de linker voorkamer en kamer.
Nadat het bloed doorheen de weefsels is gestroomd, verzamelt het zuurstofarm bloed via de venen van de grote
circulatie zich terug in het rechter atrium van het hart. Vandaar komt het bloed in het rechter ventrikel, van waaruit het
naar de longen wordt gepompt (= kleine, pulmonale circulatie), waar het bloed terug zuurstof opneemt. Het zuurstofrijk
bloed vloeit dan via het linker atrium terug naar het linker ventrikel, van waaruit het bij een volgende hartslag opnieuw
naar de weefsels wordt gepompt.
10
2 ANATOMIE VAN HET HART

In het hart bevinden zich vier holten: het linker en rechter atrium, en het linker en rechter ventrikel. De linker holten zijn
van de rechter holten gescheiden door septa (atriaal septum en ventriculair septum) die uit spierweefsel zijn opgebouwd.
De atria zijn van de ventrikels gescheiden door fibreuze ringen (die elektrisch niet geleidend zijn).
11
2.1 De atria
De atria hebben dunne wanden en een dun septum. Een dikke wand is niet nodig aangezien de druk op de wand van de
atria relatief gering is in vergelijking met de ventrikels.
Het rechter atrium ontvangt al het zuurstofarm bloed uit het organisme via de:
- Vena cava inferior: verzamelt al het zuurstofarm bloed uit het onderste lichaamsgedeelte.
- Vena cava superior: verzamelt al het zuurstofarm bloed uit het bovenste lichaamsgedeelte.
- Sinus coronarius: verzamelt al het zuurstofarm bloed uit de hartspier zelf.
Vanuit het rechter atrium loopt het bloed naar het rechter ventrikel. Het rechter atrium heeft geen noemenswaardige
contractiele functie.
Het linker atrium ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longen via de 4 Venae pulmonales. Ondanks het feit dat deze
bloedvaten zuurstofrijk bloed vervoeren, worden ze venen genoemd omdat ze het bloed geleiden naar het hart toe.
Vanuit het linker atrium wordt het bloed doorgepompt naar het linker ventrikel. In tegenstelling tot het rechter atrium
levert het linker atrium wel een bijdrage aan de goede pompfunctie van het hart.
2.2 De ventrikels
De ventrikels hebben een dikke myocardwand en een dik septum, wat nodig is gezien de grote kracht- en
drukontwikkeling. De wand van het rechter ventrikel is wel beduidend dunner dan de wand van het linkerventrikel, waar
de druk ook veel hoger oploopt.
Het rechter ventrikel ontvangt bloed uit het rechter atrium, en pompt hetbloed via de longarterie naar de longen. Het
linker ventrikel ontvangt bloed uit het linker atrium, en pompt het bloed via de aorta naar de perifere weefsels.
2.3 Het pericard
Myocardweefsel (=dwarsgestreept hartspierweefsel) is omgeven door 2 verschillende bladen:
- Aan de binnenzijde zijn de hartholten bekleed met endotheel, een dun glad vlies (=endocard) dat een
voortzetting is van de binnenbekleding van de bloedvaten.
- Aan de buitenzijde wordt het hart omgeven door het pericard (hartzakje). Dit bestaat uit 2 vliezen: het visceraal
pericard (=epicard, dat tegen de hartspier ligt) en het paritaal pericard. Tussenin is er een virtuele ruimte met
een kleine hoeveelheid vocht. Bij ontsteking spreekt men van pericarditis. Het pericard maakt deel uit van de
synoviale membranen, een dun vlies met een specifieke samenstelling dat men rond de meeste organen kan
terugvinden.
Wanneer de elasticiteit van het pericard wijzigt of wanneer er druk ontstaat tussen de twee pericardbladen (bv. door
pericardvocht), wordt de normale relaxatie van het hart genhibeerd. Er ontstaat dus eigenlijk een externe restrictieve
cardiomyopathie.
12
We onderscheiden:
- Acute pericarditis: een acute ontsteking van het pericard. Dit kan infectieus (vaak viraal), auto-immuun (bv.
lupus, reumatode artritis) of toxisch (bv. uremisch) zijn van oorsprong.
- Pericardtamponade: vochtuitstorting in de pericardiale ruimte, bv. posttraumatisch door een bloeding.
- Pericarditis constrictiva: verlittekening van het pericard door calcificatie of ontsteking (bv. typisch bij
tuberculose).
2.4 De coronaire circulatie
De hartspier is een continu werkende pomp, die dus veel zuurstof nodig heeft. De cardiomyocyten verkrijgen hun zuurstof
via de coronaire circulatie. Deze coronaire circulatie ontspringt uit de aorta ascendens, net na de aortaklep. De grote
coronairen liggen bovenop het hart en van daaruit vertakken ze zich in steeds kleinere bloedvaatjes (haarvaten) die in
de spier zelf doordringen.
Deze anatomische constructie heeft enkele belangrijke consequenties voor de pathofysiologie van de
zuurstofvoorziening van het hart. Tijdens de systole is de hartspier immers gecontraheerd en zijn de bloedvaten in de
hartspier toegeknepen. Er is dus geen bevloeiing van het hart mogelijk tijdens de systole. De perfusie van de coronairen
berust dus volledig op de passieve druk opgebouwd door de elasticiteit van de aorta tijdens de diastole. Gezien de
aortaklep normalerwijze gesloten is tijdens de diastole, zal het bloed dus in de coronairen afgeleid worden. Alle
aandoeningen die de diastolische perfusiedruk doen dalen, zullen dus de coronaire perfusie ook in het gedrang brengen,
bv. verkalking van de aorta met gedaalde elasticiteit, of aortaklepinsufficintie waardoor het bloed naar de hartcaviteit
teruggaat i.p.v. in de coronairen te stromen.
Gezien de coronairen van buiten naar binnen in de hartspier dringen, zal de perfusiedruk afnemen van buiten naar binnen.
Als de ventrikelwand verdikt, zal de binnenkant van de hartspier minder zuurstof krijgen, omdat de afstand tot de
coronairen altijd verder toeneemt (wat kan leiden tot een subendocardiaal infarct).
13
De coronaire doorbloeding bedraagt in rust 250 mL/min. De arterio-veneuze zuurstofextractie bedraagt 75% en is
maximaal. Dit is een zeer belangrijk aspect van de coronaire doorbloeding. Dit betekent immers dat er geen
extractiereserve overblijft (in tegenstelling tot de andere vaatgebieden) en dat op elk ogenblik de zuurstofbehoefte moet
gedekt zijn door een adequate zuurstoftoevoer, met andere woorden door een adequate coronaire doorbloeding, omdat
er niet kan overgeschakeld worden op een anaeroob metabolisme.
2.5 De zuurstofbehoefte van het myocard
De zuurstofbehoefte van het hart kan opgesplitst worden in twee componenten: de basale zuurstofbehoefte en de
activiteitszuurstofbehoefte.
De basale zuurstofbehoefte is de zuurstof nodig om, zoals bij alle cellen, het celleven in stand te houden. De basale
zuurstofbehoefte is gering (minder dan 20% van de energiebehoefte in rust), constant en voornamelijk nodig voor het
leveren van de energie voor de ionenpompen zoals de Na+
K+
-ATPase.
De activiteitszuurstofbehoefte is de zuurstof nodig voor het onderhoud van de pompfunctie van het hart. In tegenstelling
tot de basale zuurstofbehoefte is deze behoefte groot en variabel. De zuurstof is zowel nodig voor de relaxatie als voor
de contractie:
- Voor de relaxatie om de actieve heropname van Ca2+
-ionen in het sarcotubulair systeem te bekomen, tegen een
concentratiegradint in.
- Voor de contractie om voldoende ATP te kunnen vormen, dat nodig is voor de vorming van actine-myosine
bruggen. Voornamelijk het linker ventrikel vereist veel zuurstof.
De activiteitszuurstofbehoefte hangt af van:
- De hartfrequentie : de zuurstofbehoefte is evenredig met de hartfrequentie.
- Het inotropisme : de zuurstofbehoefte is evenredig met:
de contractiele hartspiermassa (= intrinsiek inotropisme): bv. de zuurstofbehoefte (per hartslag) van
een hypertroof hart (sporthart) is hoger.
de kracht van de ventrikelcontractie.
- De afterload : de zuurstofbehoefte van een hart met eenzelfde hartfrequentie en eenzelfde contractiliteit
neemt toe met de afterload, met andere woorden met de weerstand waartegen het hart moet pompen.
- De preload : als de vulling van het ventrikel toeneemt, neemt ook het zuurstofverbruik toe.
Een toename in orthosympatische (OS) activiteit verhoogt sterk de zuurstofbehoefte van het myocard, omdat bij OS
stimulatie al deze factoren worden benvloed: hartfrequentie en inotropisme nemen toe; door vasoconstrictie van de
arterin neemt de perifere weerstand toe (al dan niet met een weerslag op de bloeddruk en verhoging van de afterload);
en door venoconstrictie vermindert de veneuze capaciteit, neemt de veneuze terugkeer toe en stijgt de preload.
14
De situaties die de zuurstofbehoefte van het hart verhogen,kunnen onderverdeeld worden in 2 groepen:
a) Situaties die een volumebelasting uitlokken:
Bij een dynamische fysieke inspanning (bv. lopen, fietsen) verhoogt de OS activiteit: de hartfrequentie, het
inotropisme en de preload nemen toe, waardoor een hoger hartdebiet wordt verkregen en de
zuurstofbehoefte toeneemt. De perifere weerstand verandert echter weinig of niet, omdat door de
spieractiviteit een metabole vasodilatatie optreedt in de skeletspieren. Doordat de afterload weinig of niet
toeneemt, is de toename in zuurstofbehoefte van het hart relatief beperkt.
b) Situaties die een drukbelasting uitlokken:
Ook bij statische fysieke inspanningen (bv. gewichtheffen) of psychische stressverhoogt de OS activiteit. De
hartfrequentie, het inotropisme en de preload nemen dus ook toe. Echter, ook de afterload neemt toe, zodat
bij een drukbelasting de zuurstofbehoefte van het myocard veel groter is dan bij een volumebelasting.
Hieruit volgt dat een statische inspanning meer belastend is voor het hart dan een dynamische inspanning en dus
potentieel gevaarlijker voor het uitlokken van een infarct in situaties waarbij de zuurstofaanvoer reeds
gecompromitteerd is (bv. bij vernauwing van de coronairen).
2.6 De zuurstofvoorziening van het myocard
De hoeveelheid zuurstof die door het myocard wordt opgenomen, hangt af van:
- het zuurstofgehalte van het bloed.
- de zuurstofextractie door het myocard.
- de doorbloeding van het myocard.
De zuurstofextractie door het myocard is constant en maximaal (75%). Bij een normale zuurstofsaturatie is de
zuurstofvoorziening van het hart dus enkel afhankelijk van de coronaire doorbloeding. Elke toename in de
zuurstofbehoefte vereist dus een evenredige toename in de doorbloeding van het myocard.
2.6.1 Regeling van de myocarddoorbloeding
De coronaire doorbloeding hangt af van de weerstand in het coronair vaatbed. De coronaire weerstand wordt bepaald
door de tonus van de gladde spiercellen van de myocardarteriolen. Deze tonus is de resultante van myogene, metabole
en neurogene benvloeding.
De myogene tonus is zeer hoog. In afwezigheid van andere factoren is de doorbloeding van het myocard daardoor
minimaal. De myogene tonus vermindert bij het dalen van de diastolische bloeddruk. Dit mechanisme beschermt het
myocard tegen onderperfusie in perioden van lage bloeddruk.
15
De metabole invloed is de belangrijkste bij de regeling van de coronaire doorbloeding. In de hartspier bestaat een
duidelijke functie-flow koppeling zoals in de skeletspier. Telkens de interstitile zuurstofspanning vermindert, daalt de
coronaire weerstand door vasodilatatie van de arteriolen (hypoxische vasodilatatie). Men neemt aan dat ook andere
metabolieten (o.a. adenosine) hierbij een rol spelen.
Op basis van de myogene en metabole benvloeding kent de coronaire circulatie een relatief constante doorbloeding bij
hartactiviteit in rust, onafhankelijk van de perfusiedruk (autoregulatie).
Voor wat betreft de neurogene benvloeding heeft de orthosympaticus een direct en indirect effect op de coronairen.
De vasomotoren zijn, zoals de bloedvaten in het algemeen, orthosympatisch bezenuwd via alfa()-receptoren die na
orthosympatische stimulatie een rechtstreekse vasoconstrictie veroorzaken, en bta()-receptoren die na stimulatie
vasodilatatie veroorzaken. Het percentage -receptoren tegenover -receptoren zal dus bepalen of er vasoconstrictie
dan wel vasodilatatie ontstaat na orthosympatische stimulatie. Normaal wordt dit effect van de orthosympaticus (bv. bij
een inspanning) overspoeld door het metabool effect (de orthosympaticus stimuleert bij lichaamsactiviteit namelijk ook
de myocyten via 1-receptoren met een verhoogde vrijstelling van adenosine dat een vasodilatatie uitlokt). Het
vasodilatorisch effect van de orthosympaticus via de 2-receptoren kan wel worden ontmaskerd door blokkade van de
-receptoren (koude extremiteiten zijn een mogelijks ongewenst effect bij gebruik van -blokkers). Een verhoogde
coronaire orthosympatische activiteit kan vasoconstrictie uitlokken (met eventueel angina als gevolg) onder invloed van
koude stress. Coronairen zijn niet bezenuwd maar worden geprikkeld door (circulerend) adrenaline, dat vrijkomt bij
inspanningen, alarmreacties en hypovolemie. Adrenaline bindt voornamelijk op -receptoren waardoor in dat geval een
coronaire vasodilatatie uitgelokt wordt (zoals bij skeletspieren). De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 25.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document