Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: roosslotboom - 1 maand geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Verpleegkundige zorgverlening
VZ 4.1: Wat weet jij over dementie?
Leerdoelen:
1.Verschillende benaderingswijzen benoemen in de zorg voor mensen met dementie.
2.Uitleggen waaruit de verpleegkundige zorg bestaat in het ondersteunen, begeleiden en verzorgen van de oudere met dementie en zijn individuele zorgbehoeften.
3.Benoemen welke rol en taken de verpleegkundige heeft in het begeleiden van mantelzorgers bij zorgvragers met dementie.

Dementie
Is een hersenaandoening met cognitieve stoornissen als gevolg. Er is een complex van symptomen waaraan verschillende oorzaken ten grondslag kunnen liggen. Dementie betreft een syndroom en geen ziekte. De klinische relevante kenmerkende (neuro) cognitieve stoornissen van een dementiesyndroom betreffen voornamelijk:
Geheugen.
Orintatie en herkenning
Taal en handelingen
Uitvoerende (executieve) vermogens
Aandacht/concentratie en/of mentale verwerkingssnelheid
Visueel-ruimtelijke en constructieve vermogens

Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Dementie noemen ze tegenwoordig ook wel een neurocognitieve stoornis.

Als gevolg van de hersenaandoening kunnen verschillende cognitieve stoornissen optreden:
Geheugenstoornis
Afasie: niet goed kunnen uitdrukken in woorden.
Apraxie: geen doelbewuste handelingen kunnen uitvoeren.
Agnosie: geen objecten meer kunnen herkennen.
Stoornis in uitvoerende functies
Stoornissen in aandacht/concentratie en/of mentale verwerkingssnelheid
Stoornissen in visueel-ruimtelijke en constructieve vaardigheden

Verschillende vormen van dementie
Alzheimer: geleidelijke toename van functiestoornissen.
Fronto-temporale dementie: sprake van opvallende atrofie van de fronto-temporale hersenschors.
Vasculaire dementie: doorbloeding in de hersenen verslechterd, waardoor hersencellen beschadigd raken en kunnen afsterven.
Lewy-bodydementie: denk- en bewegingsstoornissen.

Betekenis grijze druk: het aantal ouderen die drukt op de samenleving van 65+.

Diagnose dementie
Vroeg screenen is van belang -> MMSE: minimental state examination.

Leerdoel 1; verschillende benaderingswijzen benoemen in de zorg voor mensen met dementie.
Benaderingswijze
De fasen van dementie (goed kennen!);
1.Vermindering van angst en spanning, humor is ook erg belangrijk.
2.Decorumverlies (uitingen worden niet meer geremd, weten niet meer wat wel en niet normaal is). Mensen voelen zich verdwaalt.
3.Leven puur uit de primaire behoeften. Zintuigelijke fase. Tijdloze innerlijke wereld, geen tot nauwelijks contact met de omgeving.

Leerdoel 2; uitleggen waaruit de verpleegkundige zorg bestaat in het ondersteunen, begeleiden en verzorgen van de oudere met dementie en zijn individuele zorgbehoeften.

Palliatieve zorg
Is een benadering die de kwaliteit van leven verbetert van patinten en naasten die te maken krijgen met levensbedreigende aandoeningen, door het voorkomen en verlichten van lijden door middel van vroegtijdig signaleren en zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere symptomen van lichamelijke, psychosociale en spirituele aard.

Leerdoel 3; benoemen welke rol en taken de verpleegkundige heeft in het begeleiden van mantelzorgers bij zorgvragers met dementie.

Revolutie in de ouderenzorg
Er wordt van de verpleegkundige verwacht dat zij problemen van de patinten in de thuissituatie inventariseren en diagnosticeren.
Oplossingen zoeken en wanneer deze uitblijven, naar een specialistische vorm van hulpverlening verwijzen.
De rol van mantelzorgers onderzoeken. Dit vraagt een systemische manier van werken, gebaseerd op inzicht in zowel systeemtheoretische als systeem therapeutische principes.

Levensgeschiedenis
Ingrijpende en traumatische gebeurtenissen die zich al eerder hebben voorgedaan, kunnen in het huidige leven van ouderen en mantelzorgers een grote impact hebben. De gebeurtenissen vormen voor hen een zware belasting, naast de lichamelijke en psychische achteruitgang.

VZ 4.2: Schei uit over uitscheiding.
Leerdoelen:
1.Aan de hand van casustiek aangeven welke verpleegkundige zorg wordt verwacht bij ondersteuning bij de uitscheiding.
2.Een vochtbalans berekenen.
3. verschillend incontinentiemateriaal en materiaal voor stomaverzorging herkennen en toepassen in casustiek.

Ander woord voor urineren -> mictie.
Ander woord voor ontlasting -> faces.

Defecatiepatroon
Patroon van ontlasting, frequentie, vorm, hoeveelheid, consistentie, geur, kleur, veranderingen in het patroon, gebruik van laxeermiddelen, abnormale bestanddelen, pijnklachten.

Mictiepatroon
Patroon van urineren, frequentie, hoeveelheid, kleur, geur, helderheid, gebruik van hulpmiddelen, pijn of moeite bij mictie.

Hoeveelheid geloosde urine
Oligurie -> de urineproductie is minder dan 500 ml per 24 uur.
Anurie -> de urineproductie is minder dan 50 ml per 24 uur.
Polyurie -> de urineproductie is meer dan 2 liter per 24 uur.
Nycturie -> de urineproductie in de nacht is groter.

Afwijkingen in de kleur van de urine
Helder en lichtgekleurd -> als de concentratie van de urine laag is bij een hoge productie.
Donkergeel -> kleine urineproductie waarbij de concentratie hoog is.
Donkerbruin met geel schuim -> duidt op een hoog gehalte aan galkleurstof (bilirubine).
Roodbruin vleesnatkleurig -> duidt op bloed in de urine (hematurie).

Vormen van urine-incontinentie
Stressincontinentie (inspanningsincontinentie) -> is de meest voorkomende vorm. Geeft vooral overdag klachten, met name bij inspanning (zoals niezen, hoesten, lachen en tillen) is er urineverlies.
Urge-incontinentie (aandrangincontinentie) -> er ontstaat een hevige aandrang tot plassen waaraan vrijwel direct moet worden toegegeven, omdat anders urine verloren gaat.
Overloopincontinentie (druppelincontinentie) -> het onwillekeurig lekken van kleine hoeveelheden urine uit de blaas als gevolg van een overvolle en overrekte blaas.
Reflexincontinentie -> de urine wordt na normale vulling van de blaas uit geplast terwijl de zorgvrager daar geen controle over heeft.
Functionele incontinentie -> ongewild urineverlies waarbij clinten niet meer in staat zijn zelfstandig naar het toilet te gaan door lichamelijke of cognitieve beperkingen.
. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 20.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document