Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: jasperdierckx - 1 week geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: GEEF VERSCHILLENDE SOORTEN EN VORMEN OEFENVRAGEN









Mens en leren 1 samenvatting

Mens en Leren (Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen)


Scannen om te openen op Studocu

































Studocu wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit

Mens en leren 1

Soorten diagnostiek
Onderkennende diagnostiek:



Werkcollege 1: handelingsgericht werken

Ook wel classificerende diagnostiek. Kijken naar wat er aan de hand is. Men gaat screenen en diagnostisch onderzoek uitvoeren.

Differentiaaldiagnostiek:
Differentiele diagnostiek. Start altijd met de vraag van onderkennende diagnostiek.
Kunnen we verklaren of de geobserveerde symptomen deel uit maken van de ene al dan niet van de andere stoornis?

Verklarende diagnostiek:
Etiologische diagnostiek. Wat is de oorzaak van het probleem? Hierbij zien we genetische, neurobiologische en neuropsychologische/ cognitieve analyseniveau. We zoeken een verklaring, dit kan op vier niveaus.

Handelingsgerichte diagnostiek:
Indicerende diagnostiek. Gebeurd vooral binnen schoolse setting. Hoe kunnen we persoon helpen? Hoe kunnen we dit kind het beste begeleiden? Er is vaak een diagnose nodig om extra voordelen te krijgen.
Informatie verzamelen, ondersteuning/ begeleiding/ behandeling bieden om uiteindelijk tot advies over te gaan.

Diagnostische classificatiesystemen
Classificatiesystemen zijn diagnostische handboeken. Deze gebruiken we om aan de hand van wetenschappelijke taal met elkaar te communiceren. Beide classificatiesystemen (ICD en DSM) werken met een checklist. Dit bevat de belangrijkste symptomen bij een bepaalde stoornis.
2 boeken helpen om stoornissen te onderscheiden. Hanteren gemeenschappelijk taalgebruik.

DSM:
Diagnostic and statistical manual of mental disorders.
Wordt vooral gebruikt binnen psychologie. We gebruiken de DSM om tot een diagnose te komen. We kunnen het ook gebruiken om een diagnose te stellen bij kinderen. Maar het bevat enkel psychiatrische aandoeningen.
Bevat enkel psychische stoornissen, geen fysieke stoornissen

ICD
International classification of diseases.
Obv van ICD krijgen mensen ondersteuning. Werd voornamelijk gebruikt bij kinderen en jongeren.
Bevat psychische en fysieke aandoeningen. Kan dus gebruikt worden om medische stoornissen vast te stellen.

Wereldwijde diagnostiek
Kritiek op DSM en ICD: we maken een te groot verschil tussen mensen met en mensen zonder diagnose. Dit zorgt ervoor dat we mensen in de hulpverlening anders gaan behandelen.
Het is niet altijd nauwkeurig en het zegt niets over noden en behoeften van mensen. We moeten kritisch zijn. Bv. Homoseksualiteit stond tot 1978 in de DSM.













1 / 57

Voor- en nadelen van classificeren

Voordelen Nadelen
Bevordert te communicatie met en tussen de betrokkenen Tunnelvisie, enkel aandacht voor pathologie, geen aandacht voor positieve factoren
Het vergemakkelijkt de verwijzing en/of ondersteuning Stigmatisering/ vooroordelen/ self fulfillingprophecy. Classificatie wordt als vaststaand en nauwelijks te benvloeden kenmerk gezien
Het zorgt voor de erkenning voor ouders en/of persoon zelf Het is alles of niets. Je hebt een stoornis of niet
Gemakkelijk om lotgenoten te kunnen vinden Indruk dat voor elke aandoening een standaard oplossing bestaat
Gezamenlijke taal in de hulpverlening Dezelfde aanpak voor ieder persoon met dezelfde stoornis
Kan de persoon helpen om grip te krijgen op zijn mogelijk- en moeilijkheden Moeilijk te vertalen in doelen. Wat heeft deze persoon nodig?
ICFI ICF-CY
ICF is voor volwassenen en ICF-CY is voor kinderen. Het is vanuit de WHO ontstaan. ICF is geen classificatiesysteem.













2 / 57

Recht op privacy op geheimhouding
GDPR = general data protection regulation. Geeft aan wat men met gegevens doet en gaat over algemene vordering
gegevensbescherming.
Algemene verordening gegevensbescherming.

Principes van GDPR
Transparantie: je moet een persoon laten weten wat we met gegevens doen.
Doelbeperking: waarom hebben we gegevens nodig?
Gegevensbeperking: enkel gegevens nodig voor een bepaald doel.
Juistheid: de gegevens moeten juist zijn.
Bewaarbeperking: hoelang houden we gegevens bij?
Integriteit en vertrouwelijkheid: gegevens moeten beschermd worden.
Verantwoording: bv. Hoe komt het dat gegevens beschikbaar waren?

Privacyrechten betrokken zijn onder meer:
De clint heeft recht op:
Inzage
Rectificatie en aanvulling
Dataportabiliteit
Beperking van verwerking
Menselijke blik bij besluiten
Bezwaar

Recht op privacy en geheimhouding
Beroepsgeheim: zaken die verteld worden niet verder vertellen. Het verplicht een hulpverlener tot geheimhouding van hetgeen clinten aan hem prijsgeven in het kader van een vertrouwensrelatie. Dit geldt voor noodzakelijke vertrouwenspersonen. Dit wordt strafrechtelijk gesanctioneerd.
Discretieplicht: discreet omgaan met informatie. De verplichting om bij het uitoefenen van zijn functie geen vertrouwelijke gegevens vrij te geven aan anderen dan diegenen die gerechtigdheid zijn er kennis van te nemen. Discretieplicht is de verplichting om bij het uitoefenen van een ambt of functie geen gegevens vrij te geven aan anderen dan wie gerechtigd is er kennis van te nemen.
Discretie geldt voor eenieder die werkzaam is in organisatie of dienst (zowel voor alle werknemers als voor alle ambtenaren).
Ambtsgeheim: voor ambtenaren. Discretieplicht.

Zwijgen of spreken? Rechten en plichten
Zwijgplicht: dit is een regel, zowel binnen als buiten de organisatie.
Zwijgrecht: enkel in specifieke omstandigheden.

Spreekplicht: hier is enkel sprake van bij schuldig hulpverzuim.
Spreekrecht: in een noodtoestand, aangifterecht, met toestemming van de clint. En er is spreekrecht bij de rechter of parlementaire onderzoekscommissie.

Het uitgangspunt is zwijgen, tenzij je een gegronde redenen hebt om het beroepsgeheim te doorbreken. Dit kan wanneer de clint zelf of iemand anders in ernstig gevaar is (fysieke veiligheid of psychologische integriteit). Overleg wordt hierbij aangeraden, maar je draagt zelf de eindverantwoordelijkheid. Je moet dit ook steeds vermelden aan de clint bij het opstarten van het traject zodat je hierop kan terugvallen.











3 / 57


Wat is opvoeden?

Werkcollege 2: wat is opvoeden?

Opvoeden is het doelbewust (intentioneel) handelen, gekenmerkt door interacties tussen opvoeder en kind, een vorm van helpen, van samenzijn, om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling.
Opvoeden is een antwoord op de vraag van het kind.

Drie dimensies in opvoeden
Existentieel:
Een attitude. Het besef dat het kind afhankelijk is van jou. Er zijn als opvoeder (= pedagogisch besef). Beseffen dat je een verantwoordelijkheid hebt, het besef dat je een pedagoog bent.
Hier is sprake van een belangenconflict.

Klinisch:
Doelgericht, actief en intentioneel handelen als opvoeder. Opvoeden moet je leren => je bent niet geboren als opvoeder, je moet dit leren.
Er is sprake van een wederkerige relatie tussen de ouder en het kind. De verwachtingen zijn afgestemd op het kind.

Levensbeschouwelijk:
Gaat over de waarden en normen die ouders meegeven. Men gaat waardengericht handelen. Voor vs. na de leeftijd van 12 jaar.

Het opvoedingssysteem
De belangrijkste opvoedingsvariabelen zijn:
Het kind
De ouder/ opvoeder
Het opvoedingsprogramma
De opvoedingscontext

Variabele 1: het kind
Kan door 2 soorten kenmerken het opvoeden benvloeden: persoonlijkheidskenmerken en de manier waarop het kind reageert op de opvoedingssituatie.

Persoonlijkheidskenmerken: hoe gaan ouders hiermee om? Hoe behandelen ouders deze kenmerken?
Cognitief aspect: zaken die het kind leert.
Affectief aspect: gevoelsmatig.
Conatief aspect: naar iets streven, wensen.
Fysieke kenmerken: lichamelijk.
Gedrag en temperament: handelen en aanleg.

Variabele 2: de ouderI opvoeder
Rekening houden met de persoonlijkheidskenmerken en de opvoedingsgeschiedenis van de ouder.
De manier waarop de ouder de opvoedingssituatie vorm geeft. Hierbij zijn enkele ouderlijke vaardigheden, oa.:

Disciplineren:
Duidelijke afspraken maken. Onderscheid maken tussen belangrijke en minder belangrijke afspraken. Duidt op het aanleren van gedragsregels en het bevorderen dat het kind zich conform deze regels gedraagt.
Ouder moet beschikken over 3 vaardigheden:
Ouder moet op precieze wijze het probleemgedrag constateren en classificeren. Ouder moet zich bewust zijn dat het kind zich asociaal gedraagt.
Ouder moet een onderscheid maken tussen ernstige en onbeduidende gedragingen van het kind.
Als straf noodzakelijk is, moet ouder gepaste straf geven.

Monitoring :
Het overzicht houden of toezicht houden en interesse tonen. Afwezigheid van de ouder is een goede voorspellen van
probleemgedrag. Toezicht houden staat in verband met het opvolgen van positieve bekrachtiging en disciplinering.

4 / 57

Positieve bekrachtiging:
Positief en sociaal wenselijk gedrag wordt aangemoedigd.

Positieve ouderlijke betrokkenheid:
Ouders tonen betrokkenheid door tijd door te brengen met hun kind. Ouder creert positieve band met kind. Te veel afstandelijkheid leidt tot negativisme of onverschilligheid. Te veel nabijheid zorgt ervoor dat autonomie en eigen veerkracht van kind wordt ondermijnd.

Problemen oplossen:
De kunst om constructief met problemen omgaan en dit volgens de democratische overlegmethode: probleemdefinitie, brainstormen rond alternatieve oplossingen, een oplossing selecteren, uitvoeren en evalueren. Deze vaardigheden zijn onderhevig aan stress, negatieve emoties
Ouders fungeren als model om oplossingen te zoeken en stimuleren zo zelfstandigheid een verantwoordelijkheid bij het kind.
Positieve relatie neemt essentile plaats in.
De manier waarop ouders opvoeden, wordt bepaald door eigen psychologische kenmerken van de ouders, de individuele kenmerken van het kind en alle bronnen van stress en ondersteuning in de omgeving van het gezin. Een belangrijke invloed komt van de ontwikkelingsgeschiedenis van de ouders.

Variabele 3: het opvoedingsprogramma
Gaat over de opvoedingssituaties en activiteiten. Een opeenvolging van opvoedingsactiviteiten of situatietypes. 3 kenmerken:
De inhoud van de activiteit
Regels en sociale verwachtingen
Communicatieve sfeer (hoe communiceren we met kinderen?)

Variabele 4: de opvoedingscontext
Omvat:
De opvoedingsgroep als groep: heeft 4 kenmerken:
Rollen of posities in groep
Subgroepen of partijvorming
Groepscohesie of samenhang geeft weer hoe belangrijk en intensief de onderlinge contacten gevonden en ervaren worden.
Communicatie- inhoud en wijze
Huisvesting en het interieur: het gaat om de kwaliteit van de huisvesting en kwaliteit van interieur.
De financile mogelijkheden in de opvoedingssituatie: vormen context van het pedagogische gezinsklimaat: ze creren mogelijkheden en beperkingen. Hiermee bedoelt men:
De bronnen van financile middelen.
De ruimte in het financile budget
De kwaliteit en kwantiteit van consumptieartikelen.
Het sociale netwerk van de opvoedingsgroep: contact met familie en naasten, contacten met de buurt of omgeving, contacten met verenigingen of instellingen, contacten met instanties die het opvoeden ondersteunen
De kwaliteit van de woonomgeving van het kind: waar het kind woont.
Invloed van de opvoedingscontext/ contextuele visie op de opvoedingssituatie: alle omgevingsfactoren, met uitsluiting van de ouderlijke vaardigheden.















5 / 57

Ouderlijke taken
5 ouderlijke taken:
Aangaan van een ouder - kindrelatie: is op kind gericht. Ouder tracht de ontwikkeling van het kind te stimuleren. In ouder-kindrelatie kunnen we volgens aspecten herkennen binnen deze houding als ouder:
Acceptatie: aanvaarden van het kind zoals het is, los van wat het doet.
Wederzijdse communicatie: communicatie vraagt van ouder een motivatie en bekwaamheid. Motivatie dient gebaseerd te zijn op het besef dat het kind van diens ontwikkeling hulp en sturing van de ouders nodig heeft.
Responsiviteit - sensitiviteit: het onmiddellijk reageren op het gedrag van het kind.
Liefdevolle affectieve relatie
Hechting: veilige hechting biedt veerkracht in het latere leven.
Veiligheid en geborgenheid
Loyaliteit
Opvoedingsstijl
Vorm geven aan opvoedingsprogramma: pedagogisch verantwoord opvoedingsprogramma krijgt vorm door 3 aspecten:
Structurering
Toegankelijkheid
Ontwikkelingsstimulerend: sturen, steunen en stimuleren
De vorming van de opvoedingscontext: ook bij de vorming van deze variabele is structurering en toegankelijkheid verreist.
Het bewaken van kwaliteit van het opvoederschap



Wat is opvoeden?

Werkcollege 4: opvoedingsstijlen

Opvoeden = manier om met je kinderen om te gaan, vaak overeenkomstig met persoonlijkheid van ouders/ verzorgers/ opvoeders.


Men moet zoeken naar een balans tussen warmte/ liefde en controle.


Opvoedingsstijlen volgens Baumrind
Bij autoritaire opvoedingsstijl vertrekken ouders vanuit hun eigen behoeften.
Bij autoritatieve opvoedingsstijl geven de ouders duidelijke grenzen nav leeftijd/ ontwikkeling van het kind.
Bij de verwaarlozende stijl hebben de ouders weinig controle over het kind. Het kind heeft geen grenzen en krijgt weinig aandacht.
Bij de permissieve stijl draait alles rond het kind.






Controle Warmte Stijl
Hoog Hoog Autoritatief
Hoog Laag Autoritair
Laag Hoog Permissief
Laag Laag Verwaarlozend






6 / 57

Kenmerken van de autoritatieve opvoedingsstijl
Hierbij gaat men het kind accepteren en responsief reageren (kindgericht). Ouders stellen eisen, grenzen en verwachtingen die afgestemd zijn op het emotionele, cognitieve en de sociale ontwikkeling van het kind.

Een autoritaire, verwennende of verwaarlozende stijl kan een mogelijke uitingsvorm zijn van een VOS.

Opvoeden aangepast aan de leeftijd
Schema van Adriaenssens: controle en autonomie
Hoe ouder het kind wordt, hoe minder de ouders moeten controleren. Zelfstandigheid moet toenemen.
Links op de curve is het kind nog een baby, de autonomie is op dat moment 0 en de controle maximaal. Een baby kan niet voor zichzelf zorgen.
Aan de rechterkant van de grafiek is de jongere 18 jaar. Hij hoort zelfstandig te zijn. Hij krijgt een minimum aan toezicht. Ouders moeten hun kind vertrouwen in autonomie. Bezorgdheid mag geen norm zijn.
Het snijpunt van de grafiek, controle van ouders en zelfstandigheid van kind kruisen. Deze fase valt in puberteit.

Schema van Adriaenssens: regeltjesgezin en praatgezin:
Ouders houden alles onder controle. Deze grafiek is een voorbeeld van een regeltjesgezin. Zie ppt of reader voor toelichting.






Voorbeeld praatgezin. Zie ppt of reader voor toelichting









Opvoedingsstijlen volgens Lamborn




Autoritatieve opvoedingsstijl: ouders hebben oog voor de behoeften en verlangens van het kind. Zij zijn van mening dat kinderen wel degelijk gestuurd moeten worden en dat ouders in hun plaats keuzes moeten maken. Ze geloven er ook in dat het noodzakelijk is om hun redenen te communiceren met het kind.


Autoritaire opvoedingsstijl: ouders eisen veel van hun kinderen. Gehoorzaamheid van het kind is door hen de hoogst gewaardeerde deugd. Wanneer er een conflict is houden ze geen rekening met het perspectief van het kind. Bij beslissingen geven ze geen uitleg, noch redenen aan het kind.

Permissieve opvoedingsstijl: ouders hebben tolerante en aanvaardbare houding tav het kind. Agressief gedrag wordt getolereerd. Ze eisen nauwelijks iets van het kind en straffen worden vermeden. Kinderen nemen zelf beslissingen.

Verwaarlozende opvoedingsstijl: ouders structureren noch organiseren de opvoedingssituatie. Ze disciplineren niet, volgen de kinderen niet op en zijn niet zorgzaam.

Directe opvoedingsstijl: hogere warmte en responsiviteit dan in autoritaire stijl.

Democratische opvoedingsstijl: ouders zijn even responsief als permissieve ouders, maar meer structurerend en gebruiken democratische besluitvormingsprocessen.

Goed genoeg opvoedingsstijl: ouders zitten voor beide dimensies in het midden.

7 / 57

Opvoeding in andere culturen
Opvoeding in Marokkaanse en Turkse gezinnen
Opvoeddoelen zijn belangrijke voorspellers voor opvoedgedrag van de ouders. Ze geven richting aan de manier waarop de ouders met hun kinderen omgaan.

Hoe sterk conformiteit en collectivisme van belang blijven verschilt tussen groepen.

Onderzoek onder Marokkaanse en Turkse ouders en jongeren laat zien dat collectivistische waarden sterker worden overgedragen op kinderen in gezinnen waar de overdracht van collectivisme via conformiteit als opvoeddoel, sterker is dan in Marokkaanse gezinnen. Auteurs verklaren dit uit de sterkere cohesie van de Turkse gemeenschap.
De overdracht is minder sterk als ouders meer aan autonomie hechten. De waarde die aan conformiteit en andere doelen wordt gehecht hangt sterk samen met het opleidingsniveau van de ouders.

Opvoeding in gezinnen uit Midden- en Oost Europa
Onderzoek: veel nadruk op gehoorzaamheid en respect (conformistische waarden) en weinig autonomie in denken en doen. Er is sprake van autoritaire controle.

Onderzoek: jongeren die van hun ouders meer ruimte krijgen voor autonomie, zullen sneller accultureren dan jongeren bij wie ouders meer controle uitoefenen.

Werkcollege J: opvoedingsmodellen
Opvoedingsmodellen
Vier belangrijke modellen:
Transactioneel model
Balansmodel van Bakker
Bi-directionele model van Belsky
Corcief model van Patterson

Transactioneel model












8 / 57

Balansmodel van Bakker


Bi-directioneel model van Belsky


9 / 57

Bi-directioneel model van Belsky: andere weergave
Corcief model van Patterson


Vier fasen model




10 / 57


Maatschappelijke tendensen

Werkcollege 6: kinderopvang en de rol van grootouders

Democratisering: hoe we vandaag in de maatschappij staan. We zijn mondiger geworden, we nemen zaken niet zomaar aan. Dit zorgt ervoor dat we dit onze kinderen ook aanleren, we leren onze kinderen kritischer zijn. Iedereen heeft inspraak en medezeggenschap.
Individualisering: als ouder moet je zelf beslissen. Je draagkracht wordt vergroot.
Multiculturaliteit/ mondialisering: wereld verandert doordat je meer nieuws en cultuur kan ervaren van andere landen. Op school zijn er meer verschillende culturen. Dit zorgt bij kinderen voor vragen. Wat wordt verwacht van mij op maatschappelijk vlak, wat verwacht ik van mezelf Draaglast wordt vergroot omdat ouders minder makkelijk keuzes kunnen maken.
Fragmentarisering: we zien maar stukken van elkaar. Het kind weet dat de ouders zijn gaan werken, we missen veel informatie van ons eigen kind. We gaan missende informatie zelf invullen.
Consumentisme: opvoeden is consumentisme geworden. Opvoeding is iets dat je leert door te doen. Bv kind heeft moeite met lezen, dus we sturen kind naar een logopediste.
Flexibilisering van de levensloop: vroeger volgde het kind de ouders. Vandaag kijken we naar het kind en wat het kind graag doet/ goed in is.
Risicogroepen: dit zijn groepen die er buiten vallen. Groepen die het moeilijker hebben. Mensen die niet kunnen voldoen aan de eisen van de maatschappij, mensen die niet kunnen volgen met de maatschappij.

Kinderopvang
Al het negatieve nieuws over kinderopvang zorgt ervoor dat de draaglast gaat stijgen. Ouders twijfelen bij de crche. Ze krijgen gevoelens dat ze gefaald hebben.

Kinderopvang
Verschillende soorten kinderopvang in Vlaanderen:
Gezinsopvang: bv een onthaalouder. Hier moet je geen diploma voor hebben. Dit kan ook informeel zijn bv grootouders.
Groepsopvang: bv een kinderdagverblijft. Dit wordt vergund door kind en gezin. Schoolkinderen kunnen hier terecht, maar voor hen zijn er ook andere opvangmogelijkheden.

Kind en gezin
Informeert ouders en geeft advies over opvoeding.

Kinderopvang goed of slecht?
Dimensies van opvang:
Type van opvang: formele opvang (onthaalmoeder) of informele opvang (grootouders). Opvang zorgt voor cognitieve vaardigheden en ontwikkeling sociaal emotionele vaardigheden. Maar zorgt ook voor stress.
Kwantiteit
Kwaliteit: structurele kenmerken (groepsgrootte, begeleider kind ratio, opleiding begeleiders) of proceskenmerken (interactie kind begeleider, interactie kind onderling).

Kwaliteit van de opvoeding in gezin is de belangrijkste voorspeller van de ontwikkeling van kinderen.

Kernvaardigheden van een pedagogisch medewerker
Bieden emotionele steun en warmte
Hebben respect voor de autonomie van het kind
Structureren en stellen grenzen
Praten met kind en leggen uit
Stimuleren de ontwikkeling
Begeleiden interacties tussen kinderen

Rol van grootouders
Het gebruik van en de behoefte aan kinderopvang in Vlaanderen
Bijna wordt enkel informeel opgevangen (meestal zijn dit de grootouders). En meer dan de helft combineert formele met informele opvang. De grote meerderheid van de kinderen wordt deeltijds of voltijds opgevangen door de grootouders.

11 / 57

De geschiedenis van grootouderschap
Het imago is sterk veranderd: in de jaren 30-50 hadden grootouders een veel negatiever beeld. In de jaren 50-60 kregen ze een minder streng, meer toegeeflijk imago. Dit was voor zowel de ouders als de grootouders. Vanaf de jaren 60 tot nu hebben grootouders het imago als een minder formele rol in een kerngezin. De positie is gescheiden van de ouders.

Demografische en sociaal maatschappelijke veranderingen
De verandering van de rol van grootouders ging gepaard met demografische en sociaal maatschappelijke veranderingen.
Door toegenomen levensverwachting hebben grootouders meer kans om hun kleinkinderen te zien opgroeien. Er is dus een grotere kans dat grootouders een langere periode deel uit maken van het leven van hun kleinkind.
Toename van arbeidsparticipatie van vrouwen. Deze toename hangt samen met het kindertal. Hoe hoger de arbeidsparticipatie, hoe minder kinderen er worden geboren. Dit heeft belangrijke demografische ontwikkeling teweeggebracht in de organisatie en structuur van families. Families zijn doorgaans kleiner, de relaties zijn belangrijekr geworden = bonenstaakfamilies.
Sociale voorzieningen die van overheidswege worden aangeboden hebben invloed op de afname in kindertal: hoe beter de opvangregelingen, hoe groter de kans dat kindertal gelijk blijft.

Verschillende types grootouders

De invloeden van de grootouder
Invloeden op de opvoeding:
Ouders hebben soms een duidelijke wens om hun kinderen op een andere manier op te voeden dan zij zelf zijn opgevoed. We zien over de generaties geen stabiel patroon qua opvoedingsstijl en gedrag en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie. Bijstelling is wel mogelijk. Als ouders goede relatie hebben met grootouders, zal kind ook een goede relatie hebben met de grootouders.
Ongunstige omstandigheden: bv echtscheiding, financile problemen Grootouders kunnen ouders en gezin bijstaan en zo negatieve gevolgen reduceren of zelfs geheel compenseren. Stressvolle situaties kunnen een reden zijn om verwaterde relaties weer aan te halen. Over het algemeen lijkt betrokkenheid van grootouders niet afhankelijk te zijn van het feit of het kerngezin intact is of niet. Bv bij een gebroken gezin heeft betrokkenheid van grootouders betere ontwikkelingsuitkomsten bij adolescenten. Bv ouders hebben depressieve klachten, grootouders behoeden kleinkinderen voor negatieve gevolgen.
Gezinsplanning: grootouder hebben geen invloed op de keuze om een gezin te beginnen. De bereidheid om te zorgen voor kleinkinderen heeft wel een invloed op de keuze voor gezinsuitbreiding te doen. De timing van gezinsvorming blijkt afhankelijk van de grootouders: hoe ouder de grootouders waren toen zij kinderen kregen, hoe later hun eigen kinderen een gezin zullen stichten. Men heeft meer kans dat het kind volgt als er meer betrokkenheid is van de grootouders.
Invloed van de grootouders op de kleinkinderen: grootouders hebben een grote invloed op kleinkinderen. Grootouders die zelf een hogere studie hebben genoten, sociaal economisch een hoge status hebben heeft een invloed op de ontwikkeling van het kind. Grootouders die bv veel aandacht besteden aan taal, merken we dat kleinkinderen een voorsprong hebben op taalvaardigheden. Als grootouders zelf kampen met angst kan dit leiden tot gedragsproblemen bij kinderen. Kinderen zie opgevangen werden door grootouders met psychische problemen ervaren probleemgedrag. Het is moeilijk te zeggen het is de fout van => causale verbanden stellen.
Invloed op de grootouders zelf: het krijgen van kleinkinderen wordt algemeen beschouwd als een positieve ervaring. Deze ervaring is afhankelijk van de timing van het grootouder worden. Grootouders tussen de 50 en 65 jaar ervaren hun rol als belonend en hebben hechtere band met kleinkind. Grootouders die jonger of ouder zijn, voelen zich vaak te jong om hun werkende leven te combineren met de rol als grootouder en oudere zijn vaak teleurgesteld dat ze niet meer in

12 / 57

staat zijn een actieve grootouderrol op te nemen. Grootouderschap is eenvoudiger dan ouderschap. Regelmatig oppassen houdt de geest scherp.
Conclusie:
Grootouders hebben een belangrijke rol in het leven van kleinkinderen.
Door toegenomen levensverwachting hebben meer grootouders de mogelijkheid om hun kleinkind te zien opgroeien. Ze spelen belangrijke rol in het ondersteunen van de ouders bij het combineren van werk en gezin.
Als grootouders niet actief betrokken zijn, kunnen zij op indirecte wijze invloed hebben op hun ontwikkeling via genetische bagage, maar ook via hun invloed op de opvoedingsstijl van de ouders, hun waarden en normen.
Rol van grootouder benvloed het welbevinden en het functioneren.

Werkcollege 7: nieuwe tendensen in opvoeding
Helikopterouders
Dit verwijst naar een ouderschap waarbij ouders veel controle willen hebben over kinderen, ze zijn overdreven betrokken bij opvoeding van het kind en passen tactieken toe om hun kind alles te leren waardoor kind geen autonomie leert.
Ze worden door ouders op volwassen leeftijd nog als kind beschouwd. Ouders blijven bang dat het kind problemen gaat hebben. Ouders proberen te hard er te zijn voor het kind.

Opvoedingsstijlen
Ze delen dezelfde zorgen als autoritaire ouders doordat ze allebei erg verlangen dat hun kinderen slagen in het leven. Ze hebben het moeilijk om te weten wanneer ze zich moeten terugtrekken of zelfsturing over te laten aan het kind.

Ook permissieve opvoedingsstijl. Ze zijn heel alert voor de behoeften van het kind. Het gaat vaak over behoeften waarvan ouders denken dat hun kind er nood aan heeft. Ze zijn weinig assertief wat betreft het gedrag van het kind zien we dat helikopter ouders onafhankelijkheid van hun kind onderdrukken en opdringerig zijn in specifiek gebied van het leven van hun kind.

Overbeschermende ouders reageren op de zorgen van het kind door het zelf te doen.

Gedragsproblemen
Kinderen van helikopterouders krijgen vaker gedragsproblemen. Sociale vaardigheden zijn vaak minder ontwikkeld dan bij kinderen die geen overbezorgde ouders hadden. Bv kind leert niet omgaan met conflicten, dit kan leiden tot angsten en depressies.

CurlingoudersI grasmaaierouders
Ipv over hun kinderen te zweven, klaar om te helpen als het nodig is, vegen deze ouders de obstakels uit de weg voordat kinderen zelfs maar de kans hebben om ze tegen te komen.
Curling wordt gebruikt als metafoor voor ouders die hun kinderen willen beschermen tegen iedere grillige beweging van het leven en iedere oneffenheid voor hun kinderen weg vegen, voor het kind de kans krijgt erover te struikelen.
Op deze manier is er een volledige generatie die niet om kan gaan met teleurstelling en die direct resultaat willen zien zonder daar inzet voor te leveren.

Men leert het kind afhankelijk zijn van de ouder en geen verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf. Kinderen zijn vaak
onzeker en hebben nooit leren vallen en opstaan. Ze leren geen fouten maken en leren dus ook niet uit hun fouten.

Afhankelijkheid
Als je alle moeilijkheden voor je kind wegveegt, leert hij niet hoe hij moet omgaan met obstakels. Frustratie kan dan snel oplopen wanneer het kind dan toch een obstakel tegenkomt. Hij zal zich in deze nieuwe situatie machteloos voelen en afhankelijk zijn van jouw hulp.

Verantwoordelijkheid
Kind leert niet om eigen keuzes te maken. Hij krijgt de kans niet om te ervaren dat hij door keuzes een invloed heeft op eigen leven.





13 / 57

Van curlingouders naar achterbankgeneratie
Kinderen hoeven zelf niet te ploeteren en leren daarom ook niet om om te gaan met frustraties. Veel ouders beschouwen hun kind als de meest bijzondere persoon. Ze worden overgewaardeerd en ze zijn gewend dat alles geregeld wordt. Kinderen worden dus narcistisch omdat ze overgewaardeerd worden. Kinderen gaan denken dat ze alles kunnen.
Ouders zijn weinig kritisch naar hun kinderen. Als kind geen teleurstelling meemaakt kan je ook niet de vaardigheden ontwikkelen om goed met emoties om te gaan.

Als het kind problemen ervaart, gaan ze dit extern attribueren. Ze kunnen moeilijk samenleven met anderen want ze bezien zichzelf als waarheid wat anderen zeggen is niet waar. Ze geloven alleen zichzelf.

Het is van groot belang dat ouders in de opvoeding hun kinderen op een goede manier kennis laten maken met tegenslag.
Alleen op die manier kunnen ze weerbare zelfredzame en veerkrachtige individuen worden.

Als volwassenen ondervinden ze moeilijkheden op verschillende gebieden ze hebben niet geleerd om met frustratie om te gaan. Frustratie is buiten het systeem gehouden. Ze hebben problemen met contact met anderen.

Ze hebben weinig verantwoordelijkheidsgevoel. Ze hebben het gevoel dat ze superieur, uniek en speciaal zijn. Ze hebben grootheidsfantasie. Naarmate ze in contact komen met kwetsingen, neemt de grootheidsfantasie toe. De realiteit moet dus meebuigen met de fantasie over het zelf. De persoon met deze fantasien probeert onbewust de realiteit naar de hand te zetten.

Neuroparenting
We weten veel over de hersenen. Obv die kennis gaan we het kind opvoeden. De ontwikkeling van het kind begint al in de
baarmoeder. Hoe vroeger we beginnen met opvoeding en ontwikkeling, hoe beter.

Attachment parentingI natuurlijk ouderschap
Bij goede hechting:
Blijf je in contact met je baby
Geef je gehoor aan de signalen van je kind
Geef je zolang mogelijk borstvoeding
Draag je je kind zoveel mogelijk bij je
Biedt je nabijheid in de nacht
Geef je ruimte aan de ontwikkeling van empathie
Vermijdt je langdurige scheiding
Bewaar je het evenwicht met je gezinsleven

Kritiek
Een kind altijd voorzien in zijn behoeften, wil niet zeggen dat het kind gelukkiger zal zijn en beter ontwikkelen. Een toegeeflijke stijl is niet voor alle kinderen. Sommige kinderen hebben nood aan grenzen.
Het is een erg intensieve opvoedingsstijl omdat het niet mogelijk is te combineren met een job.

Werkcollege 8: opvoedingsmethodieken: Triple P, Stop 4-7, Gordon
Gordonmethode
Het basisprincipe is dat de ouder luistert naar het kind, de ouder luistert naar de noden van het kind. De communicatie tussen de ouder en kind is gelijkwaardig en er is respect.
Conflicten kunnen worden opgelost. Men vindt een oplossing door in communicatie te treden. Het conflict heeft geen verliezers.

Communicatie ouder-kind
Open, duidelijk en respectvol communiceren.
Actief luisteren
Ik boodschap geven (preventief, confronterend, verklarend)
Vermijden om macht in te zetten




14 / 57

Conflicten vermijden
Bevraag de mening van het kind. Het kind staat bij Gordon centraal!

Omgeving verrijken
Kind zaken geven waar hij mee bezig kan zijn. Een omgeving maken waarin het kind bezig is, met zaken die het kind interessant vindt.
Leefwereld verarmen
Momenten structureren zodat het voor kind duidelijk wordt.
Omgeving vereenvoudigen
Zorgen dat zaken eenvoudig zijn voor kind.
Omgeving leefbaar maken
Zorgen dat omgeving veilig en leefbaar is voor kind.
Alternatieve activiteiten aanbieden
Kind voorbereiden
Duidelijk vertellen wat de planning is.
Vragen ipv bevelen geven
Bevelen geven in de vorm van een vraag.
Acceptatie en respect Stel verwachtingen obv leeftijd.

Democratisch overleg - geen verlies methode
Fase 1: conflict vaststellen.
Fase 2: alternatieve oplossing bedenken. Fase 3: alternatieve oplossing evalueren.
Fase 4: beslissen => meest aanvaarde oplossing kiezen. Fase 5: bedenken => bedenk een uitvoering van oplossing. Fase 6: resultaten evalueren.

Ouders willen graag gezag. Dit zorgt voor conflicten. Tijdens een conflict hebben de ouders het gevoel dat ze gezag verliezen.

Triple P
= Positive parenting programme.
Gaat over het versterken van positieve opvoedingsvaardigheden.

Level 1: campagnes
Level 2: specifiek
Level 3: korte therapieprogrammas
Level 4: intensief programma (ouder-kind interactie)
Level 5: intensief programma (verschillende vaardigheden)

5 aandachtspunten:
Kinderen hebben een veilige en stimulerende omgeving nodig: kinderen die spelen en zich niet vervelen vertonen minder negatief gedrag. Als je huis veilig ingericht is, hoe je als ouder minder te verbieden.
Kinderen leren het meest door positieve aandacht en steun: belangstelling tonen, kind aanmoedigen => motiveren kind om nieuwe dingen te leren en te ontwikkelen.
Ouders reageren snel, consequent en beslist op het ongewenst gedrag van hun kind: ouders leren kind om zich goed te gedragen. Zo weet kind wat hij moet en wat hij kan verwachten.
Koester realistische verwachtingen. Ideale kinderen bestaan niet. Ideale ouders evenmin: ieder kind is uniek, ontwikkelt zich op zijn eigen tempo en maakt fouten. De wil om perfecte ouder te zijn, leidt tot frustratie.
Zorg goed voor jezelf als ouder: tijd voor zichzelf nemen. Wie zich goed voelt, heeft meer energie voor zijn kinderen.

Hoe omgaan met het kind?
Het kind belonen.
Emoties van je kind lezen.
Kiezen voor een alternatief van straf.
Duidelijk zijn.



15 / 57

Stop 4-7
= Samen sterker terug op pad.
Is gericht op kinderen met gedragsproblemen, 4 jaar - 7 jaar. Het is een preventieve aanpak => ze pakken het nu aan zodat het probleem zich in de toekomst niet meer voordoet.
Aanpak is gericht op het netwerk en heeft een vaste structuur.

Uitgangspunten
Moeilijk gedrag is aangeleerd en blijft voortbestaan door negatieve bekrachtiging: aandacht en vermijding.
Stop 4-7 zal in zijn training pro-sociaal gedrag positief bekrachtiging en ongewenst gedrag negeren en bestraffen.

Men voert dit uit adhv kindtraining (kind sociaal sterker maken, kind confronteren met zaken die hij niet kent en hem hiermee om leren gaan), oudertraining, leerkrachttraining. Vriendenkring is hierbij belangrijk.

Werkcollege P: nieuwe autoriteit en geweldloos verzet
Nieuwe autoriteit
Autoriteit = macht. Nieuwe autoriteit wil zeggen kracht. Er is sprake van een gedragsdrager ipv een machtshebber. De focus ligt op controle over jezelf ipv controle over het kind. Men is niet alleen, maar werkt samen. Er is sprake van een steunnetwerk.
Autoriteit is belangrijk => men moeten leren omgaan met autoriteit. Als men dit nooit geleerd heeft, is de kans op een laag zelfbeeld of moeite met autoriteit groter.

Basishouding van nieuwe autoriteit
Als je op een respectvolle manier deel uitmaakt van het leven van je kinderen, weet je wat je kinderen doen en kan je hen gemakkelijk beschermen maar tegelijkertijd zal het ook veel makkelijker zijn om samen regels en grenzen vast te leggen. Investeer in het tonen van interesse in wat je kinderen doen en voel je er echt betrokken bij. Zo kom je tot open dialoog met je kind en weet je wat in hun leven gebeurt.

Verschil autoriteit en nieuwe autoriteit

Traditionele autoriteit Nieuwe autoriteit
Formeel, afstand Persoonlijk, aanwezig
Controle over het kind Zelfcontrole
Er alleen voor staan Steunnetwerk
Niet praten over wat er gebeurt Transparantie
Persoon afwijzen Gedrag afwijzen, relatie behouden
Geweldloos verzet
Omvat de-escalerend handelen om een vicieuze cirkel te doorbreken of om machteloosheid te voorkomen.

Hoe?
Reacties uit te stellen
Kracht van stilte te gebruiken
Investeren in tijd
Tonen dat je jezelf in de hand hebt








16 / 57



Aanwezigheid
Kinderen en jongeren hebben nood aan een volwassen die aanwezig en nabij is
Weerstaan aan probleemgedrag
Samen veiligheid creren
Acties waarmee escalatie wordt vermeden

Zelfcontrole
Smeed het ijzer als het koud is
Ik heb alleen invloed op mezelf
Ik neem verantwoordelijkheid over mijn gedrag
Reageer niet op provocaties
Vermijd bewust escalaties
Uitstel als gekozen antwoord op ongewenst gedrag

Steunnetwerk
Gedeeld gezag
Alleen staan is de oorzaak van machteloosheid
Steun krijgen maakt je sterker ipv zwakker
Familie, vrienden

Transparantie
We zeggen wat we doen en doen wat we zeggen.
Privacy is niet heilig, vertrouwen is niet blind: geheimhouding bij incidenten houdt slachtofferschap in stand en openheid doorbreekt isolement en maakt brede steun mogelijk.
Vergt moed om schaamte te overwinnen.

Relatie
Verzoenings- en/of herstelgebaren
Bewust aangaan en niet verbreken ook als het lastig wordt
Onvoorwaardelijke acceptatie van de persoon van het kind (niet het gedrag)
Geloven in de mogelijkheden van het kind
Respect voor autonomie en eigen keuzes

Verzet
Ouders leren bevelen weigeren: ik heb gemerkt dat ik me daar niet goed bij voel. Ik heb besloten daarmee op te houden.

Nieuwe autoriteit en geweldloos verzet in gezinnen
Men kan alleen aan de slag gaan of adhv coaching door een professional.
Kenmerkend is dat de focus op welbevinden van ouders en de handelingsbekwaamheid verhogen. Dit is niet gericht op het gedrag van het kind. Actieve medewerking van kind is niet noodzakelijk om succes te behalen.

17 / 57

Waakzame zorg
Belang van supervisie/ monitoring
Onderzoek: er is een afname merkbaar bij kinderen die een positieve relatie met een hun ouders hebben.
Begeleiding: van welk niveau van waakzame zorg is er momenteel sprake?

Open opmerkzaamheid
Er zijn geen noemenswaardige problemen. Er is sprake van open en positieve communicatie, een open dialoog. De ouder toont oprechte interesse in wat het kind bezig houdt. Zo kan ouder makkelijker monitoren want de ouder weet wat er leeft in de wereld van het kind.

Verhoogde opmerkzaamheid
Er is sprake van ongerustheid. De ouders merken dat het gedrag verdacht is en verhogen hun niveau van aanwezigheid. Er is meer gerichte aandacht en ze gaan meer gerichte vragen stellen.

Eenzijdige acties van geweldloos verzet
Er heerst ongerustheid en er zijn ernstige alarmsignalen. De ouders gaan over tot eenzijdige acties zoals een telefoonronde, een aankondigingsbrief

Verzoeningsgebaren
Dit zijn onvoorwaardelijke uitingen van liefde of zorg. Die worden aangeboden op initiatief van de ouder. Het zijn eenvoudige signalen van respect en erkenning.

Een verzoening is geheel vrijwillig en onafhankelijk van het gedrag van het kind. Er wordt hierbij geen tegenprestatie verwacht.
De boodschap die wordt meegegeven hierbij is dat het kind meer is dan het vertoonde gedrag.

Herstel
Een situatie die uit de hand is gelopen vraagt om herstel.
De ouder staat niet tegenover kind, maar naast het kind.
De ouder neemt initiatief om herstel vorm te leren.
Niet gewoon sorry zeggen maar het echt goed maken.
Terug verbinding maken.
Als ouder het goede voorbeeld geven.

Werkcollege P: nieuwe autoriteit en geweldloos verzet op school (vervolg)
Nieuwe autoriteit in school of in jeugdinstellingen
Doel = waakzame zorg voor leerlingen en jongeren.
Team is een dragend netwerk van krachtige gezagsfiguren met geweldloze aanpak. De basishouding die men hierbij aanneemt, focust op zelfcontrole.
Er wordt een ander klimaat gecreerd met de focus op preventie van moeilijk gedrag. Het is specifiek aangepast.

Veranderende visie op gezag
Mogen we straffen?

Een boodschap aan het schoolteam:
Er is geen toolkit, maar wel een basishouding.
Het is een meerjarenplan.
We werken samen, niet alleen.
Nieuwe autoriteit is een gedeeld gezag.
We laten deze aansluiten bij een bestaande aanpak: wat doen we al, wat is het effect, hoe doen we het, en waarom doen we het? (Visie)



18 / 57

Volgehouden aanwezigheid
= weerstaan aan het probleemgedrag
= samen veiligheid creren
= acties waarmee leerkrachten escalatie vermijden en in de eigen kracht gaan staan

De-escalatie Aanwezigheid
Zichtbaar aanwezig zijn in tijd en ruimte.
Bewust zijn van eigen voorbeeldfunctie.
Kinderen hebben nood aan stabiliteit, zekerheid en voorspelbaarheid (structuur, routines en grenzen)
Niet te star zijn, maar ook niet te soepel.

Zelfcontrole
Ik heb alleen invloed op mijn eigen manier van reageren.
Controle over het gedrag van anderen is een illusie.
Tijd is niet je vijand, maar je bondgenoot: op het moment van het incident en achteraf.

Steunnetwerk
Een netwerk van collegas/ deskundigen.
Uitwisselen over aanpak van gedrag van het kind.
Intervisie: samen nadenken over een aanpak.
(Nieuwe) leerkrachten ondersteunen.
Gedeeld gezag: autoriteit is verbonden aan een team.
Ouders.

Transparantie
We zeggen wat we doen en doen wat we zeggen.
Privacy is niet heilig, vertrouwen is niet blind: geheimhouding bij incidenten houdt slachtofferschap in stand en openheid doorbreekt isolement en maakt brede steun mogelijk.
Vergt moed om schaamte te overwinnen.

Relatie
Bewust aangaan en niet verbreken, ook als het lastig wordt.
Onvoorwaardelijke acceptatie van de persoon van het kind en niet het gedrag.
Geloven in de mogelijkheden van het kind.
Respect voor autonomie en de eigen keuzes.
Wezenlijke nieuwsgierigheid voor wie dit kind is.

Escalatieprocessen op school
Symmetrische escalatie is een harde aanpak vs complementaire escalatie, dit is eerder een zachte aanpak. Deze worden vaak afwisselend gebruikt door dezelfde persoon en door verschillende partners in dezelfde opvoedingssituaties.
De processen versterken elkaar.

Waakzame zorg
Open opmerkzaamheid (niveau 1)
We zijn genteresseerd in wie je bent en wat je bezig houdt. Dit contact helpt ons jou goed te begeleiden en snel op te merken wanneer je in de problemen komt.
Welkom aan schoolpoort
Klas als geheel aanspreken
Tussendoorgesprekjes
Klasgesprek




19 / 57

Gerichte opmerkzaamheid (niveau 2)
We merken dat het niet goed gaat. We spreken je daarop aan. Dat is onze plicht. We verwachten dat je je gedrag aanpast.
Gericht toezicht houden
Klasdeurgesprek
Bladwijzer: hier komen we op terug
Netwerk inschakelen
Oplossingsverzoek

Eenzijdige acties (niveau 3)
We zijn vastbesloten en we houden vol ook als je niet meewerkt. Dat is onze plicht.
Aankondiging
Sit in
Relatiegebaren
Campagne van bezorgdheid
Aanwezige schorsing
Herstelactie op initiatief van volwassene

Hoe begin je eraan?
De kerngroep zijn kartrekkers
Kleine successen benoemen
Kring van steun groter maken
Lang proces

Waar wordt nieuwe autoriteit en geweldloos verzet toegepast?
Gezinnen:
Ook in scheidingssituaties en samengestelde gezinnen.
Scholen
Instellingen
Organisaties
Gemeente



Wanneer spreken we over armoede?

Werkcollege 10: armoede

Wanneer de materile, culturele en sociale middelen onvoldoende zijn om op een manier te leven die als minimaal aanvaardbaar wordt gezien in de samenleving waarin men leeft.

Opgroeien in armoede bedreigt de ontwikkelingskansen en toekomstige levenskansen van kinderen.

Schending van de mensenrechten.

Langs de buiten kant merken we dat deze factoren elkaar benvloeden.



















20 / 57

Schaamte: niemand moet weten dat je arm bent, dat wil je niet. Je wil niet dat mensen medelijden krijgen met jou.
Moedeloos: je hebt niet altijd de energie om de situatie aan te pakken.
Woede: grenzen worden aangetast. Krijgen veel te horen dat ze het niet kunnen.
Niet kunnen: sommige vaardigheden hebben ze nooit geleerd.
Uitsluiting: niet opgenomen voelen in een groep.
Negatief zelfbeeld: omdat je niet meekan, je voelt je niet aangesloten. Je begrijpt anderen niet en anderen begrijpen jou niet.
Niet kennen: mensen weten niet hoe het is om in armoede te leven.
Schuldgevoelens: wat je al dan niet gedaan hebt.







Schade door opgroeien in armoede
Uitsluiting: ze zijn minder betrokken omdat ze minder deelnemen aan samenleving events. Ze sluiten zichzelf uit, maar worden ook uitgesloten. Kinderen lijden hier onder.
Huiselijk geweld: gezinnen leven in grote stress. Zorgt voor meer geweld.
Breinontwikkelingen/ toxische stress: hersenen van kinderen in armoede kennen een verstoorde ontwikkeling. Zien we bij de executieve functies.
Executieve functies.
Onderbenutting van middelen.

Schade door opgroeien in armoede: pedagogisch perspectief
Sociaal probleem of opvoedingsproblemen:
Slechte opvoedingssituatie
Empowerment
Gevaar:
Rechten van ouders uit het oog verliezen.
Gebrek aan materile hulpbronnen.
Ouders krijgen de schuld.

Soorten armoede
Generatiearmoede: deze mensen beginnen al met een achterstand. Armoede wordt doorgegeven.
Nieuwe armoede: mensen die ondanks de kansen en diploma, goede job, toch in armoede zijn beland. Kan als gevolg zijn van alleen te komen staan, ontslag Werkloosheidsval.
Working poor: mensen die veel werken maar toch in armoede leven. Zien we vaak bij grote gezinnen.
Gekleurde armoede: mensen met een andere culturele achtergrond.


















21 / 57

Hulpverlening
Jezelf naast de hulpvrager zetten in plaats van er tegenover of erboven.
Stress sensitieve hulpverlening.
Instrumenten om lange termijn doelen te stellen
Experimenteren met beloningen
Psycho educatie

Gehechtheid tussen kinderen en ouders bevorderen:
Relatie leggen met ouder en kind => faire diagnostiek.
Mentaliseren: Sommige ouders beschikken over een beperkt vermogen tot mentaliseren. Dat kan zijn omdat ze in de loop van hun leven weinig kans kregen dit vermogen te ontwikkelen. Ofwel wordt deze capaciteit behoorlijk afgeremd door de stresserende omstandigheden waarin ze leven.
Verwondering voor wat zich in het hier en nu afspeelt. Een ouder die niet mentaliseert, reageert op wat het kind doet, eerder dan op wat het voelt, verlangt of denkt: hij gaat met andere woorden in de actie.
Spreken voor kind: dit kan een ouder helpen om in voeling te komen met de wensen, verlangens, gedachten en intenties van zijn kind. Soms moet een ouder zichzelf gehoord voelen, voor hij zich weer op zijn kind in het hier en nu kan richten. Veel ouders in armoede zijn zelf overspoeld door het heden of door hun verleden. Soms moet een ouder zichzelf gehoord voelen, voor hij zich weer op zijn kind in het hier en nu kan richten. Veel ouders in armoede zijn zelf overspoeld door het heden of door hun verleden.
Zelf mentaliseren
Werken op gedrag: om de sensitiviteit bij de ouder te bevorderen, kan je samen met de ouder aandacht geven aan gedrag.
Luisteren naar de stem van de betrokkenen

Bewindvoering
= beschermingsmaatregel opgelegd door de vrederechter.

Wie? Te beschermen persoon is:
+18
Psychische problemen
Cognitieve beperking

Wie? Bewindvoerder:
Familielid
Advocaat

Bewindvoering met betrekking tot goederen:
Beheer van spaargeld
Aangaan van leningen
Afsluiten van contracten

Bewindvoering mbt persoon:
Keuze tot verblijfplaats
Toestemming tot huwelijk of wettelijke samenwoonst
Erkennen van kind















22 / 57


Wat is radicalisering?

Werkcollege 11: radicalisering

= druk uit oefenen op de maatschappij om zaken te veranderen. Ze laten duidelijk weten dat ze ergens tegen zijn.
= groepen die tegen hedendaagse normen van de samenleving zijn.

Verschillen
Radicalist extremist. Maar extremist = radicalist.
Radicalist wil wereld veranderen, er is compromisbereidheid en ze staan open voor nuance. Extremist wil wereld veranderen, maar staat niet open voor een compromis en er is geen dialoog. Terrorist wil wereld veranderen, er is geen compromisbereidheid en men is gewelddadig.

Jihadisme
Wie? Meestal jongeren met:
Psychosociale problemen
Delinquentie
Problematisch gezinsklimaat
Peers die hen aanzetten
Het wil niet zeggen dat mensen met psychosociale zijn jihadist. Maw ze vinden dat deze uitspraak incorrect is. Het gaat niet per se over jongeren met psychosociale problemen. Het gaat zogezegd over jongeren die delinquent gedrag stellen, jongeren die in aanmerking komen met de politie.
Voor een groot deel gaat het over jongeren die uit problematische gezinnen komen. Pos, vos, financile moeilijkheden. Dan stellen we opnieuw de vraag: waarom is het maar een kleine groep die dan vetrokken is?
Rol van leeftijdsgenoten is groot. Jongeren die zich aansluiten bij deze groep, doen dit door de druk van peers. Het gaat om kinderen waarvan de ouders er erg tegen waren dat de jongeren gingen vertrekken.

Component van radicalisering
Waarom?
Motivationele component: jongeren zijn op zoek naar een betekenis. Er is een zoektocht naar betekenis.
Ideologische component: onrecht, schuldigen, moreel verdedigbare manier. Jongeren gebruiken geweld om doelen te bereiken. Dit doen ze omdat ze onrecht zijn aangedaan, op een moreel verdedigbare manier. Ze gaan opzoek naar schuldigen (bv anti islam in het westen)
Sociaal proces: het is een groepsproces. Ze voelen zich als groep. Als groepering krijgen ze de ideologie om ervoor te vechten.

Verklarende matrix
Jongeren die zich niet thuis voelen in het land waar ze zijn opgegroeid, maar zich ook niet thuis voelen in het land waar hun ouders afkomstig zijn. Ze voelen zich nergens thuis, dit zorgt ervoor dat ze vatbaar zijn. Ze zijn opzoek naar identiteit.

Ze bevinden zich in de fase van marginalisatie.





Over wie gaat het?
Jongeren die zich niet begrepen, niet erkend of niet gezien voelen. Ze zijn gefrustreerd geraakt omdat ze de kans niet krijgen om zich thuis te voelen.







23 / 57

Deradicalisering?
School:
Als we signalen opmerken moeten we deze doorseinen. Dit is echter niet de juiste oplossing. Dit breekt vertrouwen.
Wat doen we wel? Ruimte maken, luisteren naar wat men te zeggen heeft, hierop doorvragen. Dit schrikt leerkrachten echter wel af.

Ouders:
Met ouders in gesprek gaan en ervoor zorgen dat jongeren niet gestraft worden. Er blijkt uit bevragingen dat straffen niet werken. Zorgen dat ouders ons niet onderbreken, zorgen dat ze gewoon luisteren naar ons en met ons in gesprek gaan. Zo kunnen belangrijke zaken besproken worden.

Opsluiting in een gevangenis/ gesloten instelling:
Opsluiting werkt niet. Dit zorgt ervoor dat ze zich nog harder uitgesloten gaan voelen. Ze gaan meer afsluiting zoeken bij gelijkgestemden. Deze mensen moeten kansen krijgen om zich te integreren in de maatschappij, ze moeten begeleid worden.

Wat werkt wel?
Preventief:
Kijken naar radicalisme met een open mind. Ruimte maken en vertellen. Jongeren bewust maken, jongeren weerbaar maken. Dit doen we door in gesprek te gaan. Dit kan heftig zijn, maar als het in een veilige omgeving gebeurt, kan er een oplossing gevonden worden. Zo leren ze op een geweldloze manier omgaan met een andere mening.

Deradicalisering:
Mentaal: obsessie met geloof, obsessie met wat hen bezig houdt. Ze gaan dit serieus nemen. We zoeken elementen van obsessie en bediscussiren die. Hetgeen dat onzekerheid veroorzaakt in discussie brengen. De jongeren twijfelen in het begin zelf veel en dat moet in discussie worden gebracht. We moeten de obsessie een plaats geven.
Relationeel: waarom is er zoveel woede? Er moet een goede vertrouwelijke relatie zijn om bepaalde zaken te kunnen bespreken.
Gedrag: gedrag moeten we analyseren en ervoor zorgen dat het niet naar roekeloos gedrag gaat.

Dit kan enkel in samenwerking met ouders. Niet alleen de school. Ook geleerden uitnodigen, mensen die ervaringsdeskundigen zijn, mensen die zelf jihadist zijn geweest en afstand hebben genomen. Met die mensen in gesprek gaan, zij kunnen het vertellen vanuit hun eigen ervaring en kennis.

Waar kan ik terecht?
















24 / 57


Gelijkenissen en verschillen

Werkcollege 12: games en sociale media


Games sociale media
Regels zijn expliciet regels zijn veelal impliciet
Duidelijke grens tussen gamewereld en echte wereld Grens tussen fysieke en digitale interactie is minder scherp
Falen zonder gevolgen Fouten kunnen gevolgen hebben, leerprocessen zijn moeilijker

Vroeger vs nu
Vroeger keken kinderen vooral mee met de ouders. Kinderen zaten max 2-3u voor tv. Nu is de tvtijd extreem toegenomen.

Enkele begrippen
Lineaire media = lean back media. Tv en radio. Interactieve media = lean forward. Internet.

Sociale domeintheorie
De effectiviteit van ouderlijke disciplinering hangt af van de mate waarin kinderen de autoriteit van hun ouders legitiem achten.

Moreel domein: zoals liegen en stelen.
Conventioneel domein: zoals tafelmanieren, huiswerk maken.
Persoonlijk domein: hier mogen ouders zich niet zomaar mee moeien. Kinderen beschouwen dit mediagebruik als huneigen. Ze willen dit niet delen met de ouders, ze willen niet dat de ouders daarmee moeien.

Digital competence framework: ondersteuning bij opvoeding - onderwijs
Op elk niveau kan je evolueren van beginner tot expert. Kinderen zijn vaak expert op niveau 1 (digital content) en beginner op andere niveaus (safety).

Hulpmiddelen voor ouders: media diamant
Dit helpt de ouders om over mediagebruik te kunnen spreken met hun kinderen. Samen met het kind kijken naar wat bv plezier is.






















25 / 57

Mogelijke invloedenI effecten van games
Onderzoek bij 6000 jongeren:
u speelt 0-10u per week.
Vrijwel iedereen vanaf 8 jaar speelt games.
Extreme gamers (40u/week) = dit is een uitzondering. Die worden toch te veel aangehaald in de media.
Kinderen zijn zelf positief
Kritiek op het onderzoek: relativeren is belangrijk.

Onderzoek:
Negatieve effecten:
Studie bij 6600 Amerikaanse adolescenten
Meer dan 3u surfen geeft een grotere kans op het ontwikkelen van een angststoornis en depressie.
Positieve effecten:
Studie bij 10-14 jarigen (NL) bevestigde meer prosociaal gedrag door gebruik van sociale media, gemedieerd door empathie.

Studies: neveneffecten en inhoud van de media Negatieve effecten:
Meer media zorgt ervoor dat er minder fysieke activiteiten verricht worden.
Geweld in de media Positieve effecten:
Meer sociale vaardigheden
Betere taalontwikkeling

Media opvoedstijlen
Restrictieve mediatie: beperken van tijd die kinderen aan media besteden.
Actieve mediatie: extra uitleg geven of evalueren van media inhoud.
Meekijken: kijken zonder zich actief te bemoeien met de inhoud.

Games en pedagogiek
Socialisatie: dit leren kinderen, maar wel beperkt.
Kwalificatie: kennis en competenties. Bij kleuters zien we dat motoriek verbeterd.
Subjectwording: leren wie je bent. Leren op een goede manier om te gaan met anderen. Kinderen leren veel zaken uit zichzelf.
Deze zaken leren kinderen per ongeluk. Gamen kan dus een pedagogische waarde hebben.

Wanneer moet men zich zorgen maken?
Waar waakzaamheid wel geboden is:
Belang van een gesprek
Gaming heeft een radicale subcultuur
Sociale media: fysieke en psychologische gevaren
Meisjes gebruiken meer sociale media dan jongens en jongens gamen meer dan meisjes.

















26 / 57

Normaal, problematisch of verslaafd?

Type gebruik met schatting Videogames Sociale media
Normaal gebruik (95%) Geen problemen, vooroordelen van het gamen (ontspannen) Geen probleem, voordelen van het gebruik van sociale media (verbinding met anderen)
Problematisch gebruik (5%) Enige problemen tgv gebrekkige controle over het gamen zoals lagere schoolresultaten, slecht slapen, moeite met stoppen Enige problemen tgv gebrekkige controle over sociale media, zoals lagere schoolresultaten, slecht slapen, verarming van real life contacten
Verslavend gebruik ( <1%) Zware problemen in het functioneren tgv verloren controle over het gamen. Komt voor binnen verslavingszorg, maar niet heel veel. Zware problemen in het functioneren tgv verloren controle over het gebruik van sociale media. Deze clinten worden zelden gezien in de verslavingszorg.

Werkcollege 13: adoptieouders
Wat is loyaliteitI loyauteit?
= trouw.

Existentile loyauteit = loyauteit die ontstaan tussen ouders en kind. Ouders voelen verantwoordelijkheid voor kind, kind heeft leven te danken aan ouders.
Verticale loyauteit = asymmetrische, onomkeerbare band tussen ouders en kinderen. Loyaliteit tussen bloedbanden. Horizontale loyauteit = band tussen partners en siblings.

Loyauteitsconflict= spanning tussen horizontale en verticale loyauteit. Spanning tussen verschillende loyaliteiten.

Wat is adoptie?
= het wettig aannemen van iemand kind, hoewel deze persoon geen biologisch kind is.
= beschermingsmaatregel voor kinderen zonder familie.

Soorten adoptie:
Binnenlandse adoptie (bv kind wordt voor tante geadopteerd) of buitenlandse (interlandelijke) adoptie.
Gekend of ongekend kind
Gewone adoptie (banden met biologische ouders blijven) of volle adoptie (banden met biologische ouders worden verbroken).
Emotionele gebeurtenis

Het Haags adoptieverdrag
= verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op gebied van interlandelijke adoptie.
= beschermt kinderen en hun familie tegen de risicos van illegale en slecht voorbereide adopties naar het buitenland.

4 belangrijke principes:
Centrale autoriteit (FOD justitie en VCA)
Adoptabiliteit (kind is adopteerbaar, dit kind mag en kan geadopteerd worden)
Subsidiariteit (minst ingrijpende maatregel eerst)
Geschiktheid van kandidaat-adoptieouders.










27 / 57

Adoptie
Meeste ouders hebben een kinderwens. Slechts een minderheid heeft idealistische motieven.

Het profiel van kindI geboorteouders
Kan gaan om:
Weeskinderen, vondelingen
Afgestaan door ouders
Ouders uit ouderlijke macht ontzet worden
Leeftijd, gezondheid, achtergrond van kind => zijn erg afhankelijk:
Buitenlandse adoptie: kinderen zijn vaak iets ouders
Binnenlandse adoptie: kind is meestal 0-1 jaar. Kan ook andere nationaliteit of origine zijn. Er zijn verschillende redenen voor adoptie mogelijk. En niet elk kind in nood komt in aanmerking.

Achterstand en inhaalslag
Voor adoptie komen kinderen vaak terecht in een kindertehuis. Hier wordt gefocust op fysieke verzorging en stimulatie.
Stabiele relaties ontbreken meestal.

Adoptie als risico- of protectieve factor? Voor beide invalshoeken is ondersteunend bewijs:
Lengte, gewicht, hoofdomtrek: inhaalslag.
Even vaak veilig gehecht indien jonger dan 1 jaar.
Intelligentie en zelfvertrouwen gelijk aan NL leeftijdsgenoten
Vaak probleemgedrag.
Culturele identiteit en gevoel van discriminatie

Opvoeding door adoptieouders
Hoge mate van sensitiviteit in babytijd/ vroege kindertijd:
Minder terughoudend/ verlegen gedrag in adolescentie
Minder kans op internaliserende gedragsproblemen
Geen verschil tussen adoptieouders en biologische ouders wat betreft:
Opvoedingsstijl (voornamelijk autoriteit)
Opvoedingspraktijken
Disciplinering bij probleemgedrag
Het verschil is dat men rekening houdt met groeiende nieuwsgierigheid en vragen over herkomst.

Geadopteerd op oudere leeftijd: het is moeilijker
Adoptie na 24 maanden:
Internationale literatuur zegt dat men vaker ernstige internaliserend en externaliserende gedragsproblemen rapporteert.
Vlaanderen:
Meer psychische problemen en meer vroege negatieve levenservaringen (slechte kwaliteit van emotionele zorg, verwaarlozing en/ of mishandeling)


















28 / 57

Belangrijke psychologische processen bij adoptie
Trauma:




Voor adoptie wordt kind mogelijks b l o o t g e s t e l d a a n b e l a s t e n d e negatieve levenservaringen (pre en/of postnataal) en de adoptie zelf kan traumatisch zijn.














Adoptie op oudere leeftijd

Goede vroege zorg en gehechtheidsrelaties Problematische zorg en negatieve eerste relaties
Traumatisch verlies type 1 trauma Complex trauma (gehechtheidsstoornis)
Traumaverwerking en rouwproces Intense behandeling van kind en goede omkadering van context

Rouw:
Verlies van ouders, familie of context
Rouwproces bij kinderen gaat gepaard met:
Verdriet om verlies en diepe gevoelens van verlies
Boosheid om wat verloren ging
In de steek gelaten voelen
Schuldgevoelens (wat had ik anders kunnen doen)
Donkere gedachten (dood willen)
Verlies op jonge leeftijd is traumatisch. Het vergt veel tijd, ruimte, zorg, begrip en hulp.

Hechting:
Ouders adopteren kind of kind adopteert ouders?.
Ouder worden van een rouwend kind: tolerantie en draagkracht voor verdriet en rauwheid voor heimwee en verlangen naar vroeger.
Kind worden van nieuwe ouders: wanneer er eerdere ouders zijn geweest, zijn adoptieouders veel minder eerste ouder.
Wil het kind nieuwe ouders? Dit is vergelijkbaar met pleegouders.

Conclusie adoptie
Wat is er specifiek aan/voor gezinnen met een adoptiegezin?
Achtergrond van kind en de leeftijd bij adoptie
Trauma, rouw en hechting
Gaat in adolescentie vaak opzoek naar zijn roots










29 / 57


Wat is pleegzorg?

Werkcollege 14: pleeggezinnen

= pleegouders/ gastgezinnen vangen kinderen of volwassenen op die door een ernstig probleem niet het eigen gezin kunnen wonen of niet zelfstandig kunnen wonen.
Als een minderjarige uit huis wordt geplaatst is pleegzorg de eerste keuze.

Pleegzorg is de oplossing voor:
Pleegkinderen: minderjarigen
In problematische leefsituatie
Met gedrags- of emotionele problemen
Met handicap
Met psychiatrische problemen Pleeggasten: volwassenen
Met handicap
Met psychiatrische problemen

Soorten pleegzorg
Perspectiefzoekende pleegzorg:
Kortdurende pleegzorg (enkele maanden)
Orinteren en begeleiden naar duurzame oplossing
Perspectiefbiendende pleegzorg:
Langdurige pleegzorg (langer dan een jaar)
Kan soms vele jaren zijn, tot volwassenheid
Behandelingspleegzorg:
Bij specifieke psychiatrische, emotionele, gedragsproblemen
Aanvullend op perspectiefzoekende/ -biedende pleegzorg
Ondersteunende pleegzorg:
Een of meerdere korte periodes (weekend en vakanties, ziekenhuisopname)
Crisispleegzorg:
Specifieke vorm van ondersteunende pleegzorg
Indien er heel dringend opvang nodig is

Vraag naar pleegzorg neemt toe.
De vraag wordt door oa rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en intersectorale toegangspoort.

Gevolgen voor pleegkinderen
Omstandigheden voor (en soms tijdens pleegzorgtraject) zijn niet optimaal.
Risicofactoren voor het slagen van plaatsing:
Veel overplaatsingen
Hogere leeftijd van het kind
Probleemgedrag van het kind
Zorgwekkend: gedrag van pleegkinderen verbetert nietgedurende hun tijd in een pleeggezin.
Opmerking: onderzoek liep slechts enkele maanden tot 8 jaar.

Pleeggezin: een goede thuis?
Het profiel van pleegouders is gelijkaardig aan dat van adoptieouders.
Een sociaal netwerk is van groot belang.
Opvoedingsstijl en vaardigheden
Pleegzorg kan worden toegepast als alternatief voor VOS.
Het zorgt echter niet voor een daling van probleemgedrag.
Complexiteit van de context van pleegzorg.






30 / 57

Successieve opvoeding
In minimaal 3 opeenvolgende opvoedingssituaties.
Telkens langer dan 2 jaar.
Elke situatie heeft een andere opvoedingsstijl nodig.

Kenmerken van pedagogisch en affectief verwaarloosden:

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document