Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: laszlovesseur - 1 maand geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Leerdocument Mobiliteit 2024
Amy Schrder en Laszlo Vesseur



Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Mobiliteit week 1 3
Mobiliteit 3
Meten van veiligheid 4
Risicofactoren 4
Snelheid en snelheidsmanagement 6
Ontwikkelingen 7
Kosten verkeersongevallen 7
Mobiliteit week 2 8
Duurzaam Veilig 8
Veilig ontwerp functionaliteit 9
Veilig ontwerp biomechanica 9
Veilig ontwerp voertuigen 10
Psychologica 11
Shared space 12
Educatie en voorlichting 12
Handhaving 13
Organisatieprincipes 14
Mobiliteit week 4 15
Gedragsmodellen 15
Aandachtsproblemen 16
Alcohol en drugs 17
Agressie 18
Kwetsbare groepen 18
Maatregelen 20
Kinderen 20
Mobiliteit week 5 24
Ruimtelijke ordening 24
Externe veiligheid 24
Scenarios en effect: gevaarlijke stoffen 25
Ruimtelijke ordening 26
Risicoberekening 27
Risicoberekening: externe veiligheid 27
Foutenboom (Fault Tree Analysis (FTA)) 28
Risico- en effect contouren 30
BRZO-bedrijven 31
Mobiliteit week 6 33
Ruimtelijke ordening 33
Structuurvisies per niveau 33
Structuurvisie en bestemmingsplan 34
Vergunningen 35
Mobiliteit week 7 37
Plaatsgebonden risico 37
Groepsrisico 37
Grenswaarden en normen 39
Kwetsbaarheid volgens Besluit Kwaliteit Leefomgeving 39
Plaatsgebonden risico en normen 40
Zeer kwetsbare objecten 41
Veilig ontwerp 42
Luchtvaartveiligheid 42
Menselijk falen 43
Mobiliteit week 8 45
Gevaarlijke stoffen 45
Gevaarsklassen 46
Basisnet 49

Mobiliteit week 1
Mobiliteit
Verkeer dient voor:
1. Stromen
2. Uitwisselen

Stromen = zo snel mogelijk verplaatsen van de ene plek naar de andere plek

Uitwisselen = van de ene situatie naar de andere situatie. Je hebt bij uitwisselen te maken met verschillende partijen; autos, fietsers en voetgangers.

Mobiliteit = het verplaatsen van de ene naar de andere plek

Waar komt mobiliteit door?
1. Demografie
2. Sociaal cultureel:
a. Individualisering
b. Emancipatie
3. Economie
4. Ruimtelijke Ordening

De stijgende lijn laat zien dat mobiliteit toeneemt. Dit komt door de groeiende welvaart en technologie.

Mensen gaan steeds verder weg wonen, hierdoor neemt de mobiliteit ook toe.


Waar komen al die cijfers eigenlijk vandaan?
- Politieregistratie
- Rijkswaterstaat
- Verzekeraars
- Centraal bureau voor de Statistiek (CBS)
- Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)

Meten van veiligheid
Hoe meet je verkeer (on) veiligheid?
- Kijken naar ongevallen
- Kijken naar aantal doden/slachtoffers/gewonden

Het meten van verkeersveiligheid doe je door middel van:
- MAIS
- MAIS 3

MAIS = indeling voor verkeersletsel
MAIS 3 of hoger = ernstige verkeersgewonden
Risico in het verkeer is een relatieve maat

Maximum Abbreviated Injury Scale

Mortaliteit = aantal doden per aantal inwoners
Aantal doden/gewonden per:
- Afgelegde afstand (meest gebruikt)
- Vervoersbeweging
- Tijdseenheid
Risicofactoren
Wat maakt verkeer risicovol?
1. Hoge snelheid
2. Massa- en snelheidsverschil
3. Fysieke kwetsbaarheid

Hoge snelheid
Redenen voor hoge snelheid:
1. Hoge snelheid gedurende een lange periode
2. Overgangssituatie
3. Weinig borden waardoor snelheidslimiet niet bekend is

Snelheid leidt tot:
1. Kinetische energie
2. Langere remweg

Kinetisch energie:
De hoeveelheid energie die in een voertuig zit gaat niet zomaar weg.

Hogere snelheid -> hogere energie -> hoger kans op een ongeval

Langere remweg:
Hogere snelheid -> langere remweg en kortere herstelvermogen -> de kans om een ongeval neemt toe.

Kans en effect van hoge snelheid
Hoe hoger de snelheid, hoe groter de kans op een ongeval
Hoe hoger de snelheid, hoe grote de kans dat iemand overlijdt


Aanvullende factoren voor risicovol verkeer:

1. Gedrag van weggebruikers
2. Inrichting van de weg
3. Onduidelijke situaties
4. Afleiding
5. Alcohol en drugs
6. Vermoeidheid
7. Ingewikkelde regels
8. Persoonlijke gebreken
9. Nieuwe soorten voertuigen en transport
10. Gebrekkige handhaving
11. Onbekwaamheid en onwetendheid
12. Overtreden van regels
Snelheid en snelheidsmanagement
Hoe kan letsel beperkt worden?
1. Het scheiden van de vervoersstromen
2. Verlagen van rij (=bots) snelheid

Waarom wordt er te hard gereden?
- Ongemerkte overschrijding van de maximumsnelheid:
1. Hoge snelheid gedurende lange periode
2. Overgangssituaties
3. Weinig perifere informatie (weinig omgevingsinformatie, bijv. borden, gebouwen)
4. SUV (hoogte!)

- Voertuig Factoren:
1. Toename in rijcomfort
2. Toename in het vermogen
Mensen imiteren ook gedrag, dus gaan harder rijden als de rest ook hard rijdt.

Veilige snelheden (volgens wetenschappers)
Wat
Veilige snelheid
Aanrijding met kwetsbare deelnemers
15-30 km/h
Zij- aanrijding (dwarsconflict)
50 km/h
Frontale botsing
60-70 km/h


Wegkernmerken benvloeden gedrag
Wegkenmerk

Effect op rijsnelheid
Aantal rijstroken
Meer rijstroken
hogere snelheid
Breedte weg/rijstrook
Bredere wegen/rijstroken
hogere snelheid
Middenberm
Middenberm aanwezig
hogere snelheid
Verharde berm
Verharde berm aanwezig
hogere snelheid
Belijning
Kant- en middenstrepen
hogere snelheid
Type wegdek
Glad wegdek (asfalt)
hogere snelheid
Openheid omgeving
Open omgeving
hogere snelheid

Bij handhaving van snelheid is trajectcontrole effectiever dan flitspalen.

Snelheidsmanagement: 6 stappen
1. Maximumsnelheid bepalen
- Wat is de veilige snelheid op deze weg?
2. Is deze limiet geloofwaardig?
- Klopt de limiet met de verwachting van de weggebruiker?
- Ondersteunen de wegkenmerken de maximumsnelheid?
3. Goede informatie over de maximumsnelheid
- Continu (op paaltjes langs de weg)
- In het voertuig zelf (GoogleMaps)
4. Snelheidsremmers
- Drempels, zichtbelemmering, etc.
5. Handhaving
6. Voorlichting
- Waarom is dat eigenlijk nodig, je aan de max. snelheid te houden?
Ontwikkelingen
- Fietsers vormen de grootste groep verkeersslachtoffers
- Dalende cijfers bij voetgangers en motoren en bromfietsen
- Meeste doden in botsingen met auto en ongevallen zonder tegenpartij
- Ernstig gewonden is vooral fietsers

Leeftijd: wat valt op?
- Ouderen hebben een grote aandeel aan de aantal verkeersdoden
- Relatief groot aandeel jongeren
Verklaringen hiervoor:
- Bevolkingssamenstelling
- Mobiliteit per categorie
- Leeftijdskenmerken:
o Gedrag
o Beperkingen
o Herstelvermogen
Kosten verkeersongevallen
Soorten kosten:
1. Medische kosten
2. Productieverlies
a. Verlies van vermogen tot arbeid als gevolg van ziekte of overlijden
3. Immaterile kosten
a. Leed, pijn, verdriet en verlies aan kwaliteit van leven bij slachtoffers en hun naasten
4. Materile kosten
a. Schade aan voertuig, weg, omgeving, etc
5. Filekosten
6. Afhandelingskosten
a. Inzet hulpverlening, administratieve kosten van verzekeraars en justitiele kosten (OM)

Immaterile kosten zijn het grootst
Mobiliteit week 2
Duurzaam Veilig
Duurzaam veilig in de praktijk: ontwerp en inrichting
Optimale vorming van:
1. Wegen
2. Wegomgeving
3. Voertuigen
4. Technologie

Duurzaam veilig in de praktijk: menselijk gedrag
1. Educatie
2. Voorlichting
3. Training

Duurzaam veilig in de praktijk: inspectie en handhaving
Inspectie: (APK)
- Veiligeweginrichting
- Voertuigen
- Rijvaardigheid

Handhaving:
- Regels
- Controle
- Sancties


Duurzaam veilig in de praktijk: traumazorg
- Politie
- Ambulance

Principes van Duurzaam Veilig 2020 (5)
Ontwerpprincipes: gericht op de gebruiker
1. Functionaliteit
2. Biomechanica
3. Psychologica

Organisatieprincipes: gericht op de professional
1. Verantwoordelijkheid
2. Leren en innoveren

3 Es die alle maatregelen samenvatten:
1. Enforcement
Handhaving
2. Education
Gedrag
3. Engineering
Ontwerpen

Veilig ontwerp functionaliteit
Functionaliteit:
- Ontwerp van de weg
- Stroomwegen
- Gebiedsontsluitingswegen
- Erftoegangswegen

Ontwerp van een weg: driehoeksverhouding
1. Functie
2. Gebruik/gedrag
3. vormgeving

Stroomwegen
Grote hoeveelheden verkeer snel en efficint te vervoeren over langere afstanden.
Snelheid: 100-130 km/h

Gebiedsontsluitingswegen
Verkeer van woon- en werkgebieden naar de stroomwegen te leiden.
Snelheid: 50-80 km/h

Erftoegangswegen
Bedoeld voor lokaal verkeer, zoals het bereiken van woningen, bedrijven en andere bestemmingen binnen een wijk of buurt.
Snelheid: 30 km/h
Veilig ontwerp biomechanica
Verkeersstromen en vervoerswijzen zijn goed afgestemd:
- Snelheid
- Richting
- Massa
- Afmeting
- Mate van bescherming

Als dat niet kan wordt de rijsnelheid afgestemd op de meest kwetsbare vervoerswijze en verkeersdeelnemer

Stroomwegen:
- Homogeniteit
- Fysieke vergevingsgezindheid
- Verkeersdeelnemers zijn voldoende beschermd
o Maatregelen in het voertuig (gordel, airbag etc)
o Beschermende kleding en helm

In uitwisselingsgebieden:
- Snelverkeer rijdt met veilige lage snelheid
- Weginrichting helpt hierbij
- Geen enkelvoudige ongevallen van fietsers


Homogeniteit
Scheiden vervoersstromen:
- Snelheid
- Richting
- Massa

Homogeniteit is nodig bij hoge snelheden

Vergevingsgezindheid (fysiek)
- Obstakelvrije zone
- Veilige berm
- Botsvriendelijke afscherming

Rotonde of kruispunt
Rotondes zorgen voor:
- Minder lange conflictpunten
- Lagere snelheid
- Hoek van aanrijding
Veilig ontwerp voertuigen
Er zijn twee vormen van veiligheid in een voertuig:
1. Primaire veiligheid
2. Secundaire veiligheid

Primaire veiligheid (ongeval voorkomen)
- Elektronische stabiliteits controle (ESC)
- Anti blokkeer systeem
- Zelfrijdende auto?

Secundaire veiligheid (gevolgen beperken)
- Airbags
- Gordel
- Kooiconstructie
- E-call

Er is een toename bij de voertuigveiligheid
- Betere bescherming bij hoog energetisch ongeval

Effect op andere gebruikers?
- Antiblokkeersysteem (ABS)
- Automatic Emergency Brake (AEB)
- Botsvriendelijke autofront
o Pop-up motorkap
o Voetgangersairbag
- Acoustic Vehicle alerting system (AVAS) = hoorbaarheid stille voertuigen
Intelligente transportsystemen
Toename primaire Veiligheid:
- Informeren
- Waarschuwen
- Intervenieren
- Volledige automatisering

Valkuilen:
1. Verminderd aandachtsniveau
2. Te veel informatie
3. Verkeerde interpretatie
4. Overschatting van het systeem
5. Risicocompensatie
6. Effecten op niet-gebruikers
Psychologica
Psychologica = systeem aanpassen aan de mens
- Vooral afstemmen op ouderen omdat dan het voor iedereen veilig is
- Pas daarna mens aanpassen aan het systeem
o Bijvoorbeeld onderscheid in soorten rijbewijs

Psychologica principes
1. Informatie spreek voor zichzelf, is geloofwaardig en uitvoerbaar
2. Herkenbaar weg ontwerp = leidt tot voorspelbaar gedrag
3. Gedrag is het verkeer;
a. Statusonderkenning = weet wat je kan (taakbekwaamheid)
b. Sociale vergevingsgezindheid = rekening houden met anderen
Shared space
Shared space werkt vooral bij lage snelheden
- Mensen, geen autos
- Oogcontact
- Hoe onveiliger het voelt, des te veiliger het wordt
Educatie en voorlichting
Educatie
1. Initieel
- Nieuwe rol verkeersdeelnemers
- Regulier onderwijs/rijscholen
2. Kwaliteitsbewaking
- Onderhouden van competenties Bijscholing/voorlichting

Waarom is educatie nodig?
1. Complexe taak
2. Adequate beslissingen in korte tijdspanne
3. Ingewikkelde regels
4. Gevaar niet altijd voelbaar
5. Statusonderkenning

Voorlichting
Gericht op gedragsverandering

Wat is nodig voor gedragsverandering?
1. Blootstelling aan de boodschap
2. Aandacht voor de boodschap
3. Interesse
4. Begrijpen van de boodschap
5. Vaardigheden hebben om gedrag ook aan te passen
6. Attitude in overeenstemming brengen met de boodschap
7. Dat alles opslaan in het geheugen
8. Op het juiste moment weer ophalen
9. Besluiten om je ook daadwerkelijk zo te gedragen
10. Daadwerkelijk uitvoeren
11. Gedrag moet beloond worden
12. Boodschap moet behouden blijven

Negeren van het probleem komt door:
1. Ontkenning (het is niet waar)
2. Ridiculisering (belachelijke spot)
3. Neutralisering (het overkomt mij toch niet)
4. Minimalisering (allemaal zwaar overdreven)

Benvloeden gewoontegedrag
1. Herinnering op cruciale plaatsen
2. Feedback geven op gewoontegedrag
3. Tips voor gedragsverandering
4. Alternatief gedrag belonen

Effectiviteit verhogen
1. Meerdere interventies tegelijk
2. Gericht op keuzegedrag, niet op gewoontegedrag
3. Ondersteunende diensten of producten
4. Media gebruiken voor framing
Handhaving
Reden voor regelovertreding:
Gedrag
Oorzaak regelovertreding
Oorzaak regelconform gedrag

Bewust gedrag
Kosten zijn kleiner dan baten
Normale uitgangspunt

Kosten zijn groter dan de baten

Angst voor straf

Onbewust gedrag
Imitatie van verkeerd gedrag
Imitatie correct gedrag


Omgeving lokt verkeerd gedrag uit


Omgeving lokt juiste gedrag uit



Onbedoelde fout



Verbetering handhaving
Preventief effect neemt toe:
- Vergroten subjectieve pakkans
- Zekerheid van straf vergroten
- Straf volgt snel op de overtreding
- Geloofwaardigheid (acceptatie bij het publiek)

Handhavings prioriteiten:
1. Verkeersveelplegers
2. Afleiding
3. Roodlichtnegatie
4. Alcohol en drug
5. Snelheid

Effectiviteit van handhaving
Snelheid
- Geautomatiseerde snelheidscontroles: afname letselongevallen
- Trajectcontroles: minder dan 1% rijdt nog te hard
Roodlicht
- Afname flankbotsing
- Toename kop-staart botsing
Alcohol
- Positief voor lichte overtreders
- Weinig effect op zware drinkers

Nut van straf?
Dreiging van straf = preventie
- Frequentie
- Onvoorspelbaarheid
- Zichtbaarheid

Feitelijke straf = voorkomen recidive
- Zwaarder straffen nauwelijks effectief
- Kort termijneffect
- Op maat straffen
Organisatieprincipes
Wegontwerp
1. Black spot benadering
- Waar vallen veel slachtoffers?
2. Safety Performance Indicators
- Proactieve benadering



Mobiliteit week 4
Gedragsmodellen
Zwitserse kaasmodel

De kaasplakken zijn de barrrieres

Ongeval = als alle barreires falen
Gaten = niet goed functionerende barrieres

Het niet functioneren van enkele maatregelen betekend niet dat er perse een ongeval moet plaatsnemen.
Voorkomen van fouten = voorkomen van ongevallen

Wat is een fout?
Onbedoelde acties
- Slips (uitglijder)
- Lapses (vergeetachtigheid)

Doelbewuste actie
- Mistakes (vergissing)



Routine sturing:
Input komt binnen -> je merkt iets en gaat door op automatische piloot

Regelsturing:
Input komt binnen -> je herkent iets niet (het is net anders) -> nu ga je in je hoofd een lijstje af en reageert dan daarop.
Als dit dan doe ik dat.

Kennissturing:
De situatie is zo onduidelijk dus ik moet overstappen naar het kennisniveau

Verkeer
Regel gestuurd en automatisch gedrag zijn het veiligst
- Beslissingen: bij voorkeur regelgestuurd
- Uitvoering: bij voorkeur automatisch
- Levert tijd op voor hogere orde vaardigheden: Gevaarherkenning!
Routine fouten: vaak minder ernstig

Stimuleren van regelsturing
- Opleiding, training, oefening
- Voertuig inrichting
- Herkenbare omgeving

Essentile herkenbaarheidskenmerken
- Zone-aanduiding (verkeersborden)
- Markering en rijrichtingscheiding (strepen op de weg)


ASE-model: bewust gedrag

Attitude = hoe sta ik erin? (wat vind ik ervan)
Sociale invloed = wie is belangrijk voor mij? (peer pressure)
Eigen effectiviteit = ben ik in staat om datgene wat ik van plan ben ook echt uit te voeren?

Taakbekwaamheidsmodel (Fuller)
Als de taakeisen groter is dan taakbekwaamheid dan is er sprake van gevaar en moeten er maatregelen genomen worden.

Taakeisen = hoe ingewikkeld is de rijtaak
Taakbekwaamheid = wat kan ik (wat heb ik geleerd?)
Het is veilig als de taakbekwaamheid groter is dan taakeisen
Aandachtsproblemen
Aandachtsproblemen die ongelukken kunnen veroorzaken:
1. Aandacht verdelen over verschillende taken
Aandacht wordt getrokken door opvallende gebeurtenissen.
Vermoeidheid
Mentaal bezig zijn met andere zaken

Aandachttekort zorgt voor:
1. Minder kijken op dashboard
2. Minder aandacht voor perifere informatie (zijkant, achteruitkijkspiegel)
3. Langere reactietijden
4. Later en harder remmen

Mobiel telefoongebruik
Afleiding op verschillende manieren:
- Visueel
- Auditief
- Biomechanisch/fysiek
- Cognitief

Negatieve effecten zijn zeer groot:
- Groot bewustzijn onder bestuurders
- Compensatiegedrag (taakeisen verlagen)

Er is geen verschil tussen handheld en handsfree
Alcohol en drugs
Rijden onder invloed van alcohol
2002 2010: aandeel alcoholovertreders in weekendnachten gedaald naar 3%:
- Daling vond plaats bij lichte overtreders;
- Geen daling bij zware overtreders

Twee risicogroepen:
- Lichtere overtreders: jonge mannen (18 24 jaar);
- Zware drinkers: 0,2% van het verkeer verantwoordelijk voor 66% van de ongevallen waarbij alcohol een rol speelt.


Alcohollimiet 0.5 promille
Negatief effect op rijvaardigheid

Agressie
Vormen:
1. Affectieve agressie:
komt voort uit boosheid: gericht om de ander schade toe te brengen
2. Instrumentele agressie:
Gericht op persoonlijk doel: kan weer leiden tot affectieve agressie bij de ander
3. Frustratieagressie:
eigen belangen worden belemmerd.

Persoonlijke kenmerken (heeft invloed op agressie):
- Geslacht
- Leeftijd
- Passie voor autorijden

Factoren (wat speelt een rol):
- Anonimiteit
- Gebrek aan directe communicatie
Kwetsbare groepen
Risicogroepen
- Jongeren
- Ouderen

Kwetsbare verkeersdeelnemers
- Voetgangers
- Fietsers
- Brom- en snorfietsen
- Motorrijders

Kwetsbare verkeersdeelnemers
Vier criteria:
1. Externe bescherming,
bij een automobiliste is het beter (kooi) vergeleken met een fietser.
2. Taakbekwaamheid
hoe goed kan ik iets wel en kan ik iets niet, denk aan ouderen.
3. Incasseringsvermogen,
van ouderen een stuk lager
4. Mate van bedreiging voor anderen
kwetsbare groepen worden bedreigd maar een vrachtwagen heeft een grote mate van bedreiging

Ongelijkwaardigheid


De fietser ligt 32,1 keer zo vaak in het ziekenhuis vergeleken met een automobilist



Ouderen
Vergrijzing
Mensen worden steeds ouders
- Snelle vergrijzing
- Dubbele vergrijzing (80+)

Sterke toename in mobiliteit
- Rijbewijsbezit onder ouderen
- Steeds meer 80+ in het verkeer

Toenemende letselgevoeligheid
- Vooral vanaf 75+
- Sterk persoonsafhankelijk

Afnemende taakbekwaamheid
- Reactievermogen
- Functiestoornissen
Maatregelen
Systeem aanpassen aan de mens:
1. Infrastructuur:
- Nieuwe ontwerpen houden rekening met bestaande principes
- Complexe taken zijn op te delen (oversteken)
- Goede herkenning

Mens past zich aan aan het systeem:
2. Techniek
3. Keuringen
4. Alternatief vervoer
Kinderen
Leeftijd 0-4 jaar
- Gevaarsherkenning niet mogelijk
- Onvoldoende motorische vaardigheden
Leeftijd 4-7 jaar
- Egocentrisch
- Beperkte motorische vaardigheden
- Geen idee van oorzaak en gevolg
- Omgeving scannen nog moeilijk
Leeftijd 7-10 jaar
- Beter inschattingsvermogen
- Complexe situaties zijn lastig
Leeftijd 10-14 jaar
- Wel inzicht in risicos
- Toch vaak risicovol handelen

Jongeren
1. Sterke toename in mobiliteit
2. Toenemende letsel gevoeligheid
3. Beperkte taakbekwaamheid
o Inschattingsvermogen
o Beperkte ervaring

Risicofactoren
Jonge mannelijke automobilisten
Cognitief-psychologisch
- Rijden vaker onder invloed van drugs
- Invloed van (jonge) passagiers
- Vaker drugsgebruik, hoger risico bij alcoholgebruik
- Vaker afgeleid
- Vermoeidheid

Gebrek aan hogere orde vaardigheden
- Anticiperen op gevaarlijke situaties
- Inschattingsvermogen
- Zelfoverschatting

Meer blootstelling aan gevaar
- Te hard rijden in relatie tot de omstandigheden

Motorrijders
Stijgend bezit motorfietsen in Nederland
Aandeel in mobiliteit is klein: ongeveer 1,5%, dus de mobiliteit is erg toegenomen maar niet perse door motorrijders
Opbouwen van routine is lastig omdat er weinig kilometers gemaakt worden met de motor.
Het aantal verkeersdoden is in de afgelopen 10 jaar gedaald.

Oorzaken van ongevallen
Geen voorrang (33%)
Niet opgemerkt
Verlies van controle (29%)
Gladheid
Hoge snelheid
Overig:
Stabiliteit
Kwetsbaarheid
Gebrek aan routine
Sportief gebruik
Risicoacceptatie/risicoperceptie

Maatregelen
Zichtbaarheid
Veiliger rijgedrag
Voertuigmaatregelen
Infrastructurele maatregelen
Veiligheidskleding

Brom- en snorfietsers
Bromfietsers:
Constructiesnelheid van 45 km/h
1,5% aandeel in mobiliteit
Snorfietsers:
Constructiesnelheid van 25 km/h

Er is geen onderscheid tussen brom- en snorfietsers in de ongevalsregistratie.

Wettelijke maatregelen:
Helmplicht
Bromfiets op rijbaan
Tegengaan opvoeren
Bromfietsrijbewijs

Aanvullende veiligheidsmaatregelen:
Helmdracht
Handhaven op rijsnelheid
Snorfiets op de rijbaan

Fietsers:
Populair vervoersmiddel

Slachtofferschap:
Externe bescherming
Lage snelheid
Laag incasseringsvermogen

Kwetsbare groep:
Ouderen (75+)

Fietsongevallen: oorzaken
Verlies van balans bij op- of afstappen (75+)
Aanwezigheid van obstakels
Slechte zichtbaarheid
Gedrag
Verlichting
Alcohol
Afleiding

E- bikes:
Inschatting snelheid
Voor ouderen hoger risico
Balanspunt
Wel of niet op de rijbaan?

Mogelijke maatregelen:
Vrijliggende fietspaden
Veiligere auto fronten
Gesloten zijafscherming
Fietshelm?
Fietsairbag?

Voetgangersveiligheid:
Het risico van lopen
Even hoog als fietsen
Tienmaal zo hoog als autorijden
Slachtofferregistratie
Dalende trend
Betrouwbaarheid
Risicogroepen
Kinderen (0 - 11)
Ouderen (75+)
Technisch (voertuigen)
Voetgangersvriendelijk auto front
Snelheidsreductie (ISA)
ISA is een systeem dat de snelheid van het voertuig vergelijkt met de snelheidslimiet of de gewenste snelheid.
Automatisch remsysteem
Gedrag
Inzet van verkeersbrigadiers
Verkeerseducatie
Organisatorisch
30 km zones


Mobiliteit week 5
Ruimtelijke ordening
Externe veiligheid
Kenmerken externe veiligheid
1. Bedrijfs- en transportrisicos
2. Kleine kans, groot gevolg
3. Kwantitatieve benadering (rekenen aan risicos)
4. 100% veiligheid is onmogelijk, altijd (klein) restrisico
5. Bestuurlijke afweging
6. ALARA

ALARA
As Low As Reasonably Achievable (gaat over kosten en baten)

Er is sprake van acceptabele risicos, als het bestrijden van risicos leiden tot een situatie waar de risicos zo laag mogelijk zijn.

Voortdurend streven naar risicoreductie, zolang de inspanning daarvoor redelijk in verhouding is met het bereiken van het resultaat

Definitie Externe veiligheid
Externe veiligheid: gaat over het beheersen van de risicos die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen

- Gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen bij inrichtingen
- Transport van gevaarlijke stoffen
- Luchthavens en windturbines
(geen gevaarlijke stoffen, maar lawaai en neerstrortingsgevaar)


Plaatsgebonden risico
Norm voor externe veiligheid: hoeveel risico mag een burger lopen?

Het plaatsgebonden risico = de berekende kans per jaar, dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

In het plaatsgebonden risico zijn twee verschillende kansen verwerkt:
1. De kans dat een ramp plaatsvindt
2. De kans dat een persoon overlijdt als gevolg daarvan (effect)

Norm is 1 op de miljoen jaar

Beheersen risico
1. Effect beperken door afstand te nemen tot risicovolle activiteiten
2. Kans beperken voor het ontstaan grote ongevallen
Scenarios en effect: gevaarlijke stoffen
Standaard scenarios
1. Brand
2. Dreigende explosie
3. Gifwolk


Plasbrand = een brand waarbij een brandbare vloeistof, zoals olie of benzine, in brand staat.

Gaswolk = een verspreiding van gas in de lucht door lekkage of ontsnapping. Ze kunnen brandbaar, explosief of giftig zijn

Explosie = een snelle, krachtige ontploffing waarbij energie vrijkomt in de vorm van drukgolven, hitte en vaak licht.

Steekvlam = een plotselinge, krachtige vlam die ontstaat wanneer een brandbare stof snel ontbrandt, vaak door contact met een ontstekingsbron zoals een vonk of open vuur.

BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapor Explosion) = een explosie die optreedt wanneer een drukvat met een vloeistof onder druk breekt en de vloeistof snel verdampt. Dit leidt tot een krachtige explosie en een enorme vuurzee.

Risicobronnen
1. LPG-inrichtingen (tankstations)
2. BRZO Bedrijven (bedrijf risico zware ongevallen)
3. Vuurwerkbedrijven
4. Spoorwegemplacementen
5. Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg en spoor
6. Buisleidingen


Ruimtelijke ordening
Mogelijke definitie voor ruimtelijke ordening:
Het zoeken naar en tot stand brengen van de best denkbare wederkerige aanpassing van ruimte en samenleving, zulks ter wille van de samenleving
Makkelijk:
Toekomstgericht en uitvoeringsgericht inrichting van de ruimte en samenleving.

Ruimtelijke ordening gaat over:
1. Ruimte en samenleving
hoe vinden we balans in de verschillende functies van de maatschappij
2. Evenwichtige belangenafweging
3. Optimale oplossing
- Wat komt waar? (Inrichtingsopgave)
- Op welke manier? (Planningsopgave)

Belangrijke instrumenten
1. Structuurvisies: lange termijn
2. Bestemmingsplannen

Structuurvisies
- Bevat het te voeren ruimtelijk beleid op hoofdlijnen.
- Kan worden opgesteld door Rijk, provincie of gemeente
- Niet direct een plan, het is nog maar een idee
- Om het wettelijk vast te leggen heb je bestemmingsplan nodig

Bestemmingsplannen
- Instrument voor de daadwerkelijke uitwerking en vaststelling van ruimtelijk beleid
- Gemeenteraad bepaald

Botsende belangen
1. Welke afwegingen zijn gemaakt bij de keuze voor een bepaalde inrichting van het gebied?
2. Wat heb je nodig om tot goede afwegingen te komen?
3. Zou je als bestuurder deze keuzes kunnen en durven uitleggen aan burgers?
Risicoberekening
Risicoberekening: basis
- Risico= kans x effect
- Externe veiligheid = KKGG (kleine kans / grote gevolg)
- Scenarios: wat kan er misgaan?

Risicoberekening: GKKG en KKGG
Verkeer: GKKG (grote kans / kleine gevolg)
Externe veiligheid: KKGG (kleine kans / grote gevolg)

Ongevallenstatistieken:
- Weinig ongevallen = weinig data
- Risicoberekening is NIET mogelijk gebaseerd op ongevallenstatistieken

Risicoberekening is mogelijk:
- Veel ongevallen = veel data
- Ongevallen uit het verleden hebben voorspellende waarde voor de toekomst
Risicoberekening: externe veiligheid


1. Bepalen faalscenarios
- Welk bedrijf, welke stoffen, welke hoeveelheden, welk productieproces?
- Wat kan er misgaan?
o Ontploffing opslag propaangas (10 ton)
o Lekkage van zeer giftig acrylnitril (gas, 100 m3)
o Grote brand in opslagtank met ruwe aardolie
o Ontsporing van tankketelwagon, waardoor lekkage ontstaat
o Breuk in buisleiding: continue uitstroom van aardgas (200 bar)
o Neerstorten passagiersvliegtuig bij landing of opstijgen

2. Effecten berekenen
- Eigenschappen van een stof (wat voor soort stof is het?)
o Brandbaarheid, giftigheid, explosiviteit (per hoeveelheid)
o Vast- vloeibaar of gas
o Reactie met andere stoffen
- Hoeveelheid van die stof in het bedrijf
- Omvang van het scenario
o Hoeveel energie komt er vrij?
o Hoeveel giftig gas komt er vrij?
o Hoeveel straling komt er vrij?
- Welk effect op welke afstand?

3. Berekenen faalkansen (wat is de kans dat het scenario plaatsvindt)
- Wat is de kans op:
o Ontploffing opslag propaangas (10 ton)
o Lekkage van zeer giftig acrylnitril (gas, 100 m3)
o Grote brand in opslagtank met ruwe aardolie
o Ontsporing van tankketelwagon, waardoor lekkage ontstaat
o Breuk in buisleiding: continue uitstroom van aardgas (200 bar)
o Neerstorten passagiersvliegtuig bij landing of opstijgen

- Niet zomaar te zeggen: afhankelijk van deelkansen
o Kans op fout van een operator
o Kans op het doorroesten van een buis
o Kans op het falen van een afsluiter
o Kans op het uitvallen van een koelsysteem o Kans op het falen van de elektriciteit

Foutenboom (Fault Tree Analysis (FTA))
Foutenboom wordt gebruikt om de deelkansen te berekenen. Dus kans op fouten.


En poort
Beide gebeurtenissen moeten plaats vinden, zo niet gebeurt het niet



Of poort
Of de ene of de andere gebeurtenis moet plaats vinden


Rekenen met foutenboom
En poort = keer (X) faalkansen
Of poort = plus (+) faalkansen

Kans = tussen 0 en 1



Hoe kom je aan gegevens?
- Meest voorkomende scenarios zijn beschreven
- Faalkansen zijn bekend
- Eigenschappen van stoffen zijn bekend
- Technische eigenschappen installaties
- Gegevens uit testen
- Informatie is op te zoeken in naslagwerken
- Verwerkt in berekeningssoftware


QRA: kwantitatieve risicoanalyse
Veel informatie beschikbaar:
- Scenarios
- Faalkansen
- Effecten
Risico op een KKGG scenario kan dus berekend worden
Risico- en effect contouren
Risico- en effect contouren
Contour= weergave op plattegrond

Risicocontour= weergave kans x effect
Effectcontour= weergave effect

Risicocontouren
De kans dat een denkbeeldig persoon komt te overlijden als gevolg van een incident bij een inrichting
(Onbeschermd persoon die 24 uur per dag een jaar lang aanwezig is op die plek)
10-5 betekent:
- Een kans van 0,00001 per jaar
- 1 op de honderdduizend jaar
10-6 betekent:
- Een kans van 0,000001 per jaar
- 1 op de miljoen jaar
10-8 betekent:
- Een kans van 0,0000001 per jaar
- 1 op de 100 miljoen jaar

De kans wordt steeds kleiner, hoe verder weg je gaat van de bron

Effectcontouren: over welke effecten hebben we het?
1. Brand
2. Explosie
3. Gifwolk

Effectcontouren bij brand: hittestraling
- Hoe dichter bij de bron, hoe sterker het effect
- De sterke van de straling is uitgedrukt in kw/m2
- Bloodstelling aan de hittestraling kan maar voor een bepaalde tijd
- Bloodstelling kan langer als je de adequate kleding draagt

Bij de effectcontouren van hittestraling is de 3de graad brandwonden dichter bij de bron. En 1ste graad brandwonden bij de buitenste contour.

Effectcontouren bij explosie: Overdruk
- Overdruk wordt weergegeven in atmosfeerdruk (atm)
- Gemiddelde druk op aarde is 1 atmosfeer
- Bij explosie heb je tijdelijke overdruk

Effectcontouren bij gifwolk: gifwolk
- Effectcontour van gifwolk is niet een cirkel net als bij brand en explosie, dit komt door wind.
- Stabiel weer creert grote risico omdat er geen menging is van lucht


Wat is het verschil tussen risicocontouren en effectcontouren?
Risicocontour = kans op overlijden
Effectcontour = hoe je komt te overlijden

Als het gebeurt, dan overlijdt 1% van de mensen maar de kans is heel klein

Risico en effectcontouren
Risicocontour op plattegrond:
- Geeft risico aan: weergave van kans x effect
- Gaat om plaatsgebonden risico
- Vooral contour van 1 x 10-6 is belangrijk (dit is de norm)

Effectcontour op plattegrond:
- Kans speelt geen rol: gaat alleen om het effect
- Geeft beeld van de mogelijke schade
- Vaak gebruikt: de 1% letaliteitscontour (afstand waarbij effect op groep 1% dodelijk is)


BRZO-bedrijven
BRZO-bedrijven
- Besluit Risico Zware Ongevallen
- Wetgeving externe veiligheid
- Het BRZO beschrijft welke bedrijven onder de wet vallen

Bedrijven met gevaarlijke stoffen
- BRZO-bedrijven
- ARIE-bedrijven (Aanvullende Risico Inventarisatie en risicoEvaluatie)
o Bedoeld voor bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken maar niet zo eng zijn als BRZO-bedrijven
- Overige bedrijven

Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO)
- Implementatie Seveso-richtlijn (EU regels NL wetgeving)
o Voorkomen van ongevallen
o Beheersing van effecten

- Arbeidsveiligheid (veiligheid werknemers)
- Externe veiligheid (veiligheid omgeving)
- Rampenbestrijding/crisisbeheersing

Aanwijzing als BRZO- bedrijf afhankelijk van:
- Hoeveelheid gevaarlijke stoffen
- Soort gevaarlijke stoffen
- Gevaarlijke stof in opslag, of ook in proces?
Te veel gevaarlijke stoffen? -> aanwijzing als BRZO- bedrijf

Twee soorten inrichtingen (bedrijven)
1. Lage drempel (Preventie Beleid Zware Ongevallen) -> Lichte categorie
2. Hoge drempel (VeiligheidsRapport) -> Zware categorie

Eisen voor hoge drempel zijn zwaarder:
Grotere hoeveelheden meer risico dus meer maatregelen

Belangrijk BRZO:
1. Veroorzakers van externe veiligheidsrisico's
2. Afhankelijk van hoeveelheid stoffen ze in opslag hebben
hoe meer, hoe zwaarder
3. Verschillende maatregelen

Mobiliteit week 6
Ruimtelijke ordening
Gaat over ruimte en samenleving
Gaat over evenwichtige belangenafweging
Gaat over een optimale oplossing
Wat komt waar? (inrichtingsopgave)
Op welke manier? (planningsopgave)
Visie:
Wat willen we eigenlijk?
Regels:
Hoe gaan we dat voor elkaar krijgen? Wat mag er wel en niet?
Vergunningen:
Wie mag er wat gaan doen en onder welke voorwaarden?
Dit geldt op 3 niveaus:
Rijk
Provincie
Gemeente

Structuurvisies per niveau
De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van nieuwe ontwikkelingen van dat gebied.
Rijk:
'Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR) beschrijft de visie op lange termijn, globaal per regio.
Provincie:
De landelijke doelen worden vertaald naar provinciale doelen.
Daarnaast worden specifieke themas die spelen op provinciaal niveau verder uitgewerkt.
Gemeente:
Concretere uitwerking van de ruimtelijke doelen op gemeentelijk niveau. Lokale themas worden benoemd en uitgewerkt.

Effect structuurvisie:
Uitwerking rijks-, provinciaal of gemeentelijk beleid
Geen hirarchische relatie tussen structuurvisies, rijk, provincies en gemeenten.
Zoveel mogelijk samenhang bereiken, vanuit verschillend perspectief.
Kader voor ruimtelijke beslissingen.
Inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten:
Bestemmingsplannen
Projectbesluiten
Beschikbaar stellen financile middelen
Sluiten bestuursovereenkomsten

Veiligheid en structuurvisies?
Locatiekeuze
Rekening houden met risicos bij ontwikkeling gebied
Afweging schaalniveau
Lokale themas vanuit provinciaal/ landelijk perspectief beschouwen
Voorwaarden scheppend
In structuurvisie voorwaarden benoemen wanneer bouwen is toegestaan (in de buurt van risico)

Bestemmingsplan/ omgevingsplan:
Het bestemmingsplan legt de ruimtelijke situatie vast, deze activiteit is besteed aan dat gebied. Hoe de omgeving dus ingericht mag worden.
Het is aan de gemeenteraad om een bestemmingsplan wel of niet goed te keuren.

Verbeelding/ plankaart = Hoe ziet de kaart er uit
Planregels: bouwregels, gebruiksregels, vergunningen
Toelichting

Structuurvisie en bestemmingsplan
Structuurvisie:
Ruimtelijke beleid op hoofdlijnen
Toekomstgericht
Kan worden opgesteld door rijk, provincie of gemeente
Bestemmingsplan (omgevingsplan, inpassingsplan):
Meer concrete uitwerking en vaststelling van ruimtelijk beleid
Huidige situatie vastleggen
Toekomstige ontwikkelingen mogelijk maken
Wettelijk bindend
Bezwaar en beroep (volgens wet bestuursrecht)
Vergunningen
Bevoegd gezag:
= Overheidsorgaan dat vergunning mag afgeven, bij de Ruimtelijke Ordening is dit meestal de gemeente.
Vergunning:
= Toestemming van overheid voor bepaalde activiteit
Omgevingsvergunning:
= Toestemming voor activiteit rond wonen, ruimte en milieu
Omgevingsvergunning is relatief nieuw (2010).
Het doel is minder regeldruk en meer transparantie.
Voorbeelden omgevingsvergunning:
Oprichten bouwwerken (woningen, scholen, ziekenhuizen, industrie ect.)
Toestaan gebruik van bouwwerken/ ruimte (bedrijfsvoering, evenementen etc.)

Bouwvergunning:
Als je een bouwvergunning hebt, heb je ook een omgevingsvergunning volgens de woningwet.

Regels van bouwen:
Past het in het bestemmingsplan?
Voldoet het aan de regels van het bouwbesluit?
Past het project in de lokale bouwverordening?
Voldoet het project aan de regels van welstand?

Vergunning voor externe veiligheid:
Als je een externe veiligheid vergunning hebt, heb je ook een omgevingsvergunning.

Regels externe veiligheid:
Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO)
Eisen voor inrichting
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)
Eisen aan Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico
Wet basisnet
Eisen voor vervoer gevaarlijke stoffen
Besluit Externe Veiligheid transportroutes (BEVt)
Eisen aan Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico

Omgevingswet (2021)
De omgevingswet vervangt onder andere:
Woningwet
Wet natuurbescherming
Ontgrondswet
Spoorwegnet
Wet milieubeheer
Wet milieuverontreiniging
Monumentenwet
Crises en herstelwet
Tracwet
Wet wegverbreding.

Omgevingswet:


Mobiliteit week 7
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat n (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Norm voor externe veiligheid: hoeveel risico mag een burger lopen?

In plaatsgebonden risico zijn er 2 kansen verwerkt:
De kans dat een ramp plaatsvindt
De kans dat een persoon overlijdt als gevolg daarvan
Als je het gaat berekenen kom je op risicocontouren uit.

Hoe verder je weg bent van het middelpunt, hoe kleiner de kans dat je komt te overlijden als een incident bij gevaarlijke stoffen.
De 10-6 contour is het belangrijkste. Die is ook in onze wet opgenomen.

Groepsrisico
De kans dat tien of meer personen tegelijk slachtoffer zijn van n EV scenario.
Omvang van het GR is afhankelijk van:
De kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen
De potentile effecten van dat ongeval (Brand, Explosie, Gifwolk)
Het aantal potentile slachtoffers in het gebied
Het GR kan dus groter worden als een bedrijf niet verandert, maar er wel meer mensen in de omgeving komen.
Waarom een groepsrisico?
Effect van bevolkingsdichtheid wordt zichtbaar
Maat voor maatschappelijke ontwrichting
Inzicht in de ernst van mogelijke ongevallen (voorbereiding rampenbestrijding)
ALLEEN DODELIJKE SLACHTOFFERS TELLEN MEE VOOR HET GROEPSRISICO.

De kans wordt kleiner hoe meer mensen. Voor het groepsrisico kan je niet zeggen wat we acceptabel vinden. Hoe groter het scenario (slachtoffers) hoe kleiner de kans dat we het accepteren.

Invloed op de omvang van het groepsrisico:
Kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen
Aard en omvang
Handelingen met een gevaarlijke stof
Veiligheidsmaatregelen
Aantal potentieel dodelijke slachtoffers:
Samenstelling bevolking (hoeveelheid en spreiding)
Effecten van een gevaarlijke stof
Mogelijkheden voor bestrijding en zelfredzaamheid
Berekenen groepsrisico:
Het berekenen van het groepsrisico gaat op dezelfde manier als de berekening van het plaatsgebonden risico.
Alleen is het groepsrisico aangevuld met:
Bevolkingsgegevens
Bescherming (door binnenshuis verblijf)
Aanwezigheidsgegevens (PGS)
DUS bij het GR maakt het WEL uit hoeveel mensen er in de omgeving verblijven!

Grenswaarden en normen
Plaatsgebonden risico heeft:
een grenswaarde
een richtwaarde

Groepsrisico had
een orintatiewaarde (nu niet meer)

Grenswaarde:
Basis voor plaatsgebonden risico:
In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6 contour/ jaar)
Pr contour als grenswaarde kwetsbare objecten.

Kwetsbaarheid volgens Besluit Kwaliteit Leefomgeving
Drie categorien gebouwen en locaties
Zeer kwetsbaar (alleen gebouwen)
Kwetsbaar (gebouwen en locaties)
Beperkt kwetsbaar (gebouwen en locaties)
Wat bepaalt de mate van kwetsbaarheid?
Het aantal personen dat gelijktijdig aanwezig is
De aanwezigheidsduur van personen
De mate van zelfredzaamheid

Zeer kwetsbare gebouwen:
Woonfunctie voor 24-uurszorg
Basisscholen
Scholen voor minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking
Dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking
Ziekenhuizen en verpleeghuizen
Kinderopvang
Gevangenissen

Kwetsbare gebouwen:
Woonfunctie
Kantoorfunctie
Sportfunctie
Scholen voor volwassenen
Gezondheidszorg
Locatie voor evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen

Beperkt kwetsbaar:
Verspreid liggende woningen (buitengebied)
Kleine evenementlocaties
Scouting terrein
Etc.

Plaatsgebonden risico en normen
Plaatsgebonden Risico en (zeer) kwetsbare objecten = altijd grenswaarde bij 1 x 10-6 contour.
Plaatsgebonden risico en beperkt kwetsbare objecten = 1 x 10-6 contour is richtwaarde. Afwijken kn maar moet goed gemotiveerd worden bij aanvraag vergunning.
Groepsrisico normen:
Groepsrisico had een orintatiewaarde (in de nieuwe omgevingswetgeving hoeft dit niet meer).
Groepsrisico: orintatiewaarde
Als de ruimtelijke situatie verandert: GR berekenen
Overschrijding orintatiewaarde?
Niet direct een probleem
Verantwoorden van de situatie: waarom is dit aanvaardbaar?
Zoeken naar slimme manieren om risico te verkleinen


Groepsrisico: Nieuwe norm, aandachtsgebieden
Binnen het aandachtsgebied:
Rekening houden met groepsrisico!
Aandachtsgebied:
Gebied waar mensen binnenshuis zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Drie soorten:
Brand Aandachtsgebied
Explosie Aandachtsgebied
Gifwolk Aandachtsgebied

Groepsrisico: Nieuwe norm: in het omgevingsplan
Aandachtsgebieden in het omgevingsplan
Rekening houden met ongevallen met gevaarlijke stoffen waarbij 10 of meer doden kunnen vallen (groepsrisico).

Voldoende als er geen:
Beperkt kwetsbare gebouwen zijn toegestaan in een aandachtsgebied.
Kwetsbare gebouwen zijn toegestaan in een aandachtsgebied.
Zeer kwetsbare gebouwen zijn toegestaan in een aandachtsgebied.

Als dat wel zo is:
Extra maatregelen voor bescherming personen in die gebouwen
of
Een beperkt aantal personen in dat gebouwen
Zeer kwetsbare objecten
Verminderde zelfredzaamheid:
Ziekenhuizen
Gevangenissen
Basisscholen
Zeer kwetsbaar object in een aandachtsgebied?
Aanvullende bouwvoorschriften zijn verplicht (aandachtsgebied is dan ook een voorschriftgebied)
(Beperkt) kwetsbaar object in een aandachtsgebied?
Gemeente mag ervoor kiezen om extra maatregelen te eisen.


Veilig ontwerp
Kwetsbare groepen
Afstand tot de risicobron
Maatregelen op gebouwniveau
Communicatie
Populatiedichtheid
Vluchtroutes
Bereikbaarheid voor hulpdiensten

Luchtvaartveiligheid
Luchtvaart heeft alles te maken met externe veiligheid en verkeersveiligheid.
Luchtvaart begint altijd met een instructie over de veiligheidsmaatregelen, eigenlijk volstrekt onzinnig.

Waarom de veiligheidsmaatregelen? Omdat ze safety first als motto willen hebben.
Waarom is safety first een ding? Maatschappelijke acceptatie

Maatschappelijke acceptatie:
Ongelukken leiden tot een groot aantal slachtoffers
Ondermijnt het vertrouwen in de luchtvaart
DUS
Veiligheid is prioriteit 1
Streven naar permanente verbetering
MAAR
Het restrisico bestaat altijd, het kan altijd een keer misgaan.

Veiligheid onder druk:
Groei van de luchtvaart
Capaciteit in het luchtruim
Dichte verkeersstromen
Grote concurrentie

Ontwikkeling mobiliteit en risico:
Er is een ontwikkeling in de vliegbeweging, de ongevalsratio is sterk verminderd
Het gaat veel minder om het aantal afgelegde kms maar het gaat om het aantal vluchten.
De ongevalskans is extreem laag, 1 op de 8 miljoen.

Interne veiligheid: wat vindt er plaats in het vliegtuig zelf? En wat vindt er plaats op het vliegveld zelf?
Externe veiligheid: Vliegtuig stort ergens neer en anderen hebben hier last van.
Het risico is het grootst bij het landen en opstijgen.
Rondom luchthavens, groeps- en plaatsgebonden risico.

Incident factoren:
Het mechanische gedeelte
De mens
De omgeving
De taak van de vlucht
De leiding
Menselijk falen
Mensen maken fouten dus:
Systeem zo ontwerpen dat fouten niet fataal zijn
Enkelvoudige fouten leiden niet tot een fataal ongeval
Routine sturing aanleren door simulatie
Uitgebreide controle (checklists)

Redundantie = overbodigheid



Technisch falen:
Enkelvoudig falen mag niet tot fataal ongeval leiden
Ongeveer 100 kritische systemen, als ze falen, is er sprake van een levensbedreigende situatie.
Redundante uitvoering = eigenlijk back up systeem.

Incidentenanalyse: (als er iets mis gaat wordt dit onderzocht)
Wettelijk vastgelegd
Internationale afspraken
Protocollen voor terugroep
Black boxes Neemt de informatie van de vlucht op
No blame!
Op zoek naar oorzaken, niet naar schuldigen

Security:
Afhankelijk van de aanslag wordt hierop geanticipeerd.
Giftige vloeistof geen flesjes meer mee
Luchtvaart is een aantrekkelijk doelwit: Waarom?
Niet zozeer directe schade, wel veel aandacht.



Mobiliteit week 8
Gevaarlijke stoffen

Opslag: De manier waarop gevaarlijke stoffen worden opgeslagen (bijvoorbeeld in tanks of containers) benvloedt de veiligheid van de omliggende bebouwing. Ongevallen kunnen leiden tot explosies, branden of lekkages.

Verwerking: Hierbij gaat het om de handelingen en processen die met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, zoals chemische reacties of mengprocessen. Een verkeerde behandeling kan tot incidenten leiden die de omgeving bedreigen.

Vervoer: Gevaarlijke stoffen worden via weg, water en spoor getransporteerd. De nabijheid van transportcorridors kan de veiligheid van omliggende gebouwen benvloeden.

Overslag: Overslag is het proces waarbij goederen worden overgeladen van het ene vervoermiddel naar het andere.

Verdeling vervoer over modaliteiten
Pijpleiding 57%
Binnenvaart 34%
Wegvervoer 7%
Spoorvervoer 2%

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor:
Voordelen:
Bulkvervoer minder overslag
Minder bots mogelijkheden beperkte incident ratio kleine ongevalskans
Nadelen:
Beperkte bereikbaarheid
Overslag noodzakelijk (brengt risicos met zich mee)
Hulpverlening
Transport door zeer dichtbevolkte gebieden
Potentieel grote scenarios

Transport gevaarlijke stoffen over de weg:
Voordelen:
Goede bereikbaarheid voor hulpverlening
Transport niet in de binnenstad
Kleinere hoeveelheden (kleiner externe veiligheid scenario)
Nadelen:
Meerdere mensen in de directe omgeving van het ongeval
Relatief hoge ongevalskans

Vervoer over water:
Voordelen:
Bulkvervoer minder overslag
Afstand tot de bewoonde wereld is groot
Relatief veilig (kleine ongevalskans)
Nadelen:
Potentieel grote schade (externe veiligheid scenario)
Beperkte bereikbaarheid voor hulpverlening
Plasbranden zijn bijzonder risico

Vervoer door buisleidingen (alleen gassen en vloeistoffen):
Voordelen:
Grote hoeveelheden, continue stroom
Relatief veilig ten opzichte van andere modaliteiten (beperkt aantal ongevalsscenarios)
Doorstroom kan op afstand worden dichtgezet
Nadelen:
Slechte bereikbaarheid hulpverlening
Vaak hoge druk: bijzonder scenario

Gevaarsklassen
Herkennen van gevaarlijke stoffen transport:
Bovenaan: Gevaarsidentificatienummer (GEVI)
Onderaan: UN nummer (internationaal)

Gevaarsidentificatienummer = welke gevaren er zijn bij het vervoeren van deze stof, het grootste gevaar staat eerst, daarna bijkomend gevaar!
UN nummer = welke stof er vervoert wordt

Gevaarlijke stoffen: GEVI nummers
Explosiegevaar
Ontsnappen van een gas (door druk of reactie)
Brandbaarheid van vloeistoffen
Brandbaarheid van vaste stoffen
Verbranding bevorderende (oxiderende) werking
Giftigheid of gevaar voor besmetting
Radioactiviteit
Corrosiviteit (bijtende werking)
Diverse gevaren (zoals milieugevaarlijk)

Het bordje aan de rechterkant heeft 2x een 3, dit betekent dat vloeistoffen brandbaar zijn, omdat de 3 twee keer op het bordje staat betekent dit dat het extra brandbaar is.

1203 houdt benzine in, en de 33 staat voor licht ontvlambaar.

Borden bij de klassen:
Klasse 1 ontplofbare stoffen/ voorwerpen


Klasse 2 gassen



Klasse 3 brandbare vloeistoffen


Klasse 4 brandbare vaste stoffen


Klasse 5 oxiderende of organische peroxiden


Klasse 6 giftige of infectueuze stoffen


Klasse 7 radioactieve stoffen


Klasse 8 bijtende stoffen



Klasse 9 diverse gevaarlijke stoffen


Basisnet
Wetgeving (sinds 2015) met als doel evenwicht tussen:
Veiligheid mensen en transport gevaarlijke stoffen
Ruimtelijke ontwikkelingen langs wegen, spoorwegen, binnenwateren
Ontwikkeld om:
Veiligheid langs transportroutes van gevaarlijke stoffen te waarborgen
Groei van transport mogelijk te maken
Risicoplafonds wordt uitgedrukt in M
Veiligheidszones langs transportroutes

Plasbrandaandachtsgebied (PAG):
Plasbrand is scenario dat extra risicos geeft: brandende vloeistof kan zich verspreiden
PAG is effectgebied: de kans op ongeval speelt geen rol

Groepsrisico:
Basisnet hanteert een standaardafstand van 200 meter

Basisnet spoor:


Basisnet: regels voor de drie gebieden
Bouwen binnen risicozone, PAG, GR-gebied
Binnen risicozone niet toegestaan
Binnen PAG: Aanvullende bouweisen
Rekening houden met effecten van plasbrand
Slimbouwen (stevige gevels, geen ramen, etc.)
Binnen GR gebied: rekening houden met calamiteiten



. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 30.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document