Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: luvo - 2 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Auditieve beperkingen, ook wel gehoorbeperkingen genoemd, hebben betrekking op het vermogen om geluid waar te nemen, te begrijpen en te produceren.
2.1 Terminologie
Het is cruciaal om het onderscheid te begrijpen tussen "gebarentaal" en "gesproken taal met gebarenondersteuning", en om respectvolle terminologie te gebruiken om een inclusieve samenleving voor dove mensen te bevorderen.
Gebruik gepaste termen zoals "Vlaamse Gebarentaal" of VGT, vermijd "doventaal" of "gebaren".
Een tolk wordt correct aangeduid als "Tolk Vlaamse Gebarentaal - Nederlands", niet als "doventolk" of "tolk voor doven".
Vlaamse Gebarentaal wordt niet alleen door dove mensen gebruikt, maar ook door hun omgeving.
Het is geen gebarensysteem zoals NmG of SMOG, maar een volwaardige taal met eigen lexicon en grammatica.
2.2 Geschiedenis van de visies op begeleiding
De orale benadering
Het grootste probleem in de oralistische visie is dat niet alle kinderen het doel van verstaanbare orale communicatie bereiken. Dit zorgt voor veel frustratie en een negatief zelfbeeld bij deze orale failures.
Aantal failures wordt steeds beperkter door enorme ontwikkeling van technologische hulpmiddelen, vroegtijdige detectie en vroegtijdige en intensieve begeleiding van kind en gezin.
Binnen deze visie denkt men dat gebaren en vingerspelling de spraakontwikkeling kunnen belemmeren. Bij Auditory-Verbal, een extreme vorm, wordt zelfs het lipbeeld niet getoond tijdens de hooropvoeding. Hooropvoeding is de bewuste begeleiding van slechthorende of dove kinderen om hen te helpen leven in een wereld vol geluid.
Totale communicatie
Geeft antwoord op de problemen van de oral failures.
Tot 1970 was dovenonderwijs vooral gericht op de orale methode. Uit onderzoek blijkt dat het vroege gebruik van manuele communicatie een positief effect heeft op verschillende ontwikkelingsdomeinen. Binnen deze visie wordt gestreefd naar meer vrijheid in de keuze van communicatiemiddelen.
Communicatie kan tot stand komen door lichaamstaal, vingerspellen, hoorresten, spraakafzien, gebaren, Er wordt verondersteld dat de verwerving van gebarentaal geen negatief effect heeft op de verwerving van gesproken taal, het biedt een taal- en ervaringenbasis waardoor de gesproken taal positief wordt benvloed.
Later bleken er problemen te zijn bij de totale communicatie doordat bijvoorbeeld leerkrachten essentile zinsdelen weglieten, een beperkte woordenschat gebruikte, om problemen bij de vertaling in gebaren uit de weg te gaan.
Daarnaast waren er veel ouders die geen gebarentaal konden of wilden leren, waardoor de kinderen thuis in een andere taal moesten communiceren dan op school. Leerlingen communiceerden ook onderling in gebaren volgens de visuele regels van de gebarentaal en niet volgens de regels van het Engels.
Differentirende communicatie
Er werd rekening gehouden met de ontwikkelingsmogelijkheden en noden van elk kind. De communicatievorm werd dus niet door het kind zelf gekozen, wel door een volwassene die hier inzicht in had. Dit gebeurde a.d.h.v. een testbatterij die ontwikkeld werd om deze leerstoornissen op te sporen. Deze visie was uniek door haar genuanceerde begrip voor de verschillende zorgbehoeften van gehoorgestoorde kinderen. Op de vraag of gebarentaal schadelijk was, kon men nu duidelijk antwoorden: voor sommige kinderen wel, voor anderen niet; voor bepaalde kinderen konden gebaren een ondersteuning zijn om beter te leren spreken.
Bij de differentirende visie op onderwijs zijn er enkele problemen. Ten eerste is er het hirarchische denken omtrent communicatieve codes, waarbij men vaak de voorkeur geeft aan orale ontwikkeling en andere codes, zoals gebaren, alleen als noodzakelijk inschakelt. Dit leidt tot een negatieve perceptie van gebaren, aangezien ze geassocieerd worden met moeilijkere leerprocessen en extra problemen. Daarnaast is het moeilijk om differentiatie in de praktijk waar te maken. Door de integratie van kinderen in het reguliere onderwijs wordt de groep in het buitengewoon onderwijs kleiner en complexer, waardoor de differentirende visie niet meer op dezelfde manier toegepast kan worden. Bovendien, door de toegenomen kennis over Vlaamse Gebarentaal en de grotere inspraak van de Vlaamse Dovengemeenschap, is men afgestapt van het gebarensysteem Nederlands met Gebaren.
In het onderwijs wordt gebarentaal ingeschakeld als aanvulling van de gesproken en geschreven taal en niet als volwaardig, zelfstandig taalaanbod. Het blijkt in de praktijk ook niet eenvoudig om voldoende professionals in te zetten die de Vlaamse Gebarentaal volledig beheersen. Dit tracht men op te lossen door dove medewerkers in te zetten.
De bilinguale/ biculturele stroming
Bilingusten stellen dat dove kinderen recht hebben op hun eigen taal. Ze benadrukken dat toegang tot de natuurlijke taal van de doven een geboorterecht is en dat gebarentaal niet enkel als noodoplossing gebruikt mag worden voor kinderen die er oraal niet in slagen.
Kinderen die in gebarentaal worden opgevoed, zijn volgens deze visie niet gehandicapt. Ze hebben een volwaardige identiteit als Doof persoon en kunnen trots zijn op hun Doofheid. Deze benadering, die de onderwijsmethode in gebarentaal koppelt aan de Dovencultuur, wordt de Bilinguale/Biculturele benadering genoemd.
Het onderwijsmodel voor dove kinderen biedt gebarentaal als eerste taal aan. De landstaal wordt via lezen en schrijven aangeleerd, met spreken pas na het verwerven van gebarentaalcompetentie. Andere combinaties en volgorden van de twee talen zijn ook mogelijk. MARIEKE KUSTERS ontwierp een model voor Vlaanderen waarin Vlaamse Gebarentaal (VGT) en Nederlands gelijkwaardige talen zijn in reguliere basisscholen voor dove kinderen.
Hoewel deze bilinguale benadering veelbelovend is, is er nog niet genoeg ervaring om de vooronderstellingen ervan te toetsen. Een belangrijke vraag is het effect van tweetaligheid op kinderen met bijkomende leerstoornissen, die vaak de meerderheid van de populatie in het Buitengewoon Onderwijs vormen en mogelijk niet in staat zijn om twee talen volledig te verwerven.
Dovencultuur
Binnen dovengemeenschappen wordt gesproken over de Dovencultuur, aangeduid met een hoofdletter D, wat verwijst naar een eigen, unieke cultuur met eigen normen, waarden, communicatievormen en ervaringen. Het lidmaatschap van deze gemeenschap wordt met een hoofdletter D geschreven ('Doof'), terwijl audiologische doofheid of ernstig gehoorverlies met een kleine d wordt geschreven ('doof'). Dove mensen met een hoofdletter D delen trots een gemeenschappelijke taal en identiteit, zoals Vlaamse Gebarentaal. Ook horende mensen, zoals ouders van dove kinderen, kunnen zich als 'Doof' identificeren.
Dove kinderen groeien vaak op in zowel de horende als de dove wereld, wat meestal niet zonder uitdagingen verloopt. Er is nog geen eenduidige visie op wat Dovencultuur precies inhoudt in de opvoeding, maar aandacht voor de identiteit van dove kinderen en jongeren en voor Dovencultuur in het pedagogisch perspectief is waardevol.
2.3 Prevalentie
In 2018 schatte de Wereldgezondheidsorganisatie dat 6,1% van de wereldbevolking permanent gehoorverlies heeft. Terwijl het aantal dove ouderen toeneemt, neemt de prevalentie bij kinderen af in landen met een hoger inkomen.
In Vlaanderen werden tussen 2010 en 2018 jaarlijks 2 op de 1000 geteste kinderen doof of slechthorend geboren, waarvan 60% tweezijdig gehoorverlies heeft. De gemiddelde leeftijd voor implantatie ligt daar tussen 14 en 16 maanden en daar steeds meer kinderen een implantatie krijgen in het eerste levensjaar.
Gehoorverlies neemt toe met de leeftijd, met een afname van 7dB in lage frequenties en 18dB in hoge frequenties per decennium vanaf 30 jaar. Deze afname vindt vaak onopgemerkt plaats. Dit leidt vaak pas vanaf 60-70 jaar tot merkbare gehoorproblemen, waarbij mannen een groter risico lopen dan vrouwen. Het inschatten van de totale groep met een auditieve beperking blijft moeilijk door de niet-systematische telling van postnataal verworven gehoorverlies.
2.4 Etiologie
Het vaststellen van gehoorstoornissen valt binnen het domein van de audiologie in de medische wetenschap. Er worden 3 categorien van oorzaken onderscheiden:
Verworven gehoorstoornissen als gevolg van omgevingsfactoren (ontstaan na de conceptie of bevruchting)
Erfelijke gehoorstoornissen (ontstaan bij de conceptie)
Gehoorstoornissen als gevolg van een onbekende oorzaak
Erfelijke oorzaken
Ongeveer de helft van de aangeboren en vroegkinderlijke gehoorstoornissen is genetisch bepaald, vaak autosomaal recessief, waarbij beide ouders drager moeten zijn van de erfelijke factor. Bij een autosomaal dominante factor van n ouder, hebben kinderen 50% kans de gehoorstoornis te erven. Erfelijke doofheid kan ook deel uitmaken van een syndroom met meerdere genetische afwijkingen. Daarnaast groeit 95% van de kinderen met ernstige gehoorstoornissen op in horende gezinnen, terwijl slechts 5% dove ouders heeft.
Verworven gehoorstoornissen
Virale infecties (rubella, toxoplasmose, ) en rhesus-antagonisme tijdens de zwangerschap kunnen een negatieve invloed hebben op het gehoor van het kind. Als moeder hiermee gepaard gaat tijdens de zwangerschap is er kans op gehoorstoornis. Ook als de bloedtypes van moeder en kind verschillen is er een verhoogd risico op gehoorproblemen. De moeder maakt namelijk antistoffen aan tegen de vreemde bloedfactor wat geelzucht kan veroorzaken, maar ook de hersenen en het gehoor kan aantasten.
Sommige geneesmiddelen die door de moeder tijdens de zwangerschap worden ingenomen hebben ototoxische bijwerkingen en kunnen het gehoororgaan voor, tijdens of na de geboorte aanpassen.
Verschillende factoren tijdens de bevalling kunnen in verband gebracht worden met gehoorstoornissen, denk bijvoorbeeld aan prematuriteit, zuurstoftekort, te laag geboortegewicht, gecompliceerde bevalling,
Hersenvliesontsteking is een infectie en ontsteking van de vliezen die de zenuwbanen en hersenen omgeven. Het komt het meest voor bij kinderen jonger dan 5 jaar. Deze vorm van gehoorverlies heeft vaak een wisselend verloop.
We spreken van lijmoren wanneer er vocht in de trommelvliesholte komt. Dit is de meest voorkomende oorzaak van slechthorendheid bij peuters en kleuters. De buis van Eustachius functioneert niet goed meer ten gevolge van een verkoudheid of neus- en keelontsteking. Door de onderfunctionering kan er vocht in de trommelholte ontstaan dat de geluidstrillingen dempt en zo lichte tot matige slechthorendheid veroorzaakt.
Een chronische middenoorontsteking is een acute ontsteking van het middenoor die vaak voorkomt bij kinderen. Deze genezen meestal snel, maar zo niet kunnen ze leiden tot een chronische middenoorontsteking. Ook na de genezing kan er spraken zijn van gehoorverlies door littekenweefsel.
Bij steeds meer jongeren en volwassenen treedt lawaaislechthorendheid op als gevolg van langdurige blootstelling aan lawaai waardoor het binnenoor beschadiging oploopt. Naast het gehoorverlies kan er ook sprake zijn van tinnitus en oorsuizen.
Oorsuizen:
Langdurige oorontsteking
Chronische middenoorontsteking
Schade door ongeval
Lawaai meer dan 80 dB
Enkele uren blootstelling aan lawaai van meer dan 80 decibel kan leiden tot oorsuizen en overgevoeligheid voor geluid. Ondanks alle maatregelen lopen festival-, concert- en discotheekbezoekers nog steeds grote risicos op gehoorschade. En die gaat nooit meer weg.
2.5 Audiologische screening, diagnostiek en indeling
Het vaststellen van gehoorverlies behoort tot het domein van de audiologie. Audiologie is de medische studie van het gehoor. Een belangrijk aspect in de audiologie is het omzetten van subjectieve vermoedens of klachten met betrekking tot het gehoor in meetbare en onderling vergelijkbare eenheden. Aan de hand van de audiologische metingen kunnen we een gehoorverlies indelen in graad en aard van het gehoorverlies. Het bepalen van de graad van het gehoorverlies gebeurt op basis van de geluidssterkte en geluidsfrequentie (hoe hoger de toon, hoe hoger de frequentie).
Graad: cijfermatige vastlegging van het verlies. Met decibel of hertz
Aard: gebaseerd op de plaats van het gehoorprobleem
Sinds 1998 worden pasgeborenen, tussen de 2 en 4 weken, onderzocht op gehoorverlies met behulp van ALGO. Dit wordt gedaan door Kind & Gezin. Het is een eenvoudige gehoortest die de elektrische respons op geluid registreert. De baby krijgt elektroden op het hoofd en borst geplaatst, en via schelpjes die in of op het oor worden aangebracht, worden verschillend geluidstimuli naar het oor gestuurd.

De Algo-test meet (de reactie van de hersenen op geluid) hersengolven om gehoorproblemen vroegtijdig en met hoge betrouwbaarheid te detecteren. PASS betekent dat de baby momenteel niet lijdt aan een gehoorverlies. REFER betekent dat het toestel momenteel niet met zekerheid kan aantonen dat er normaal gehoor is. De verpleegkundige herhaalt de test een paar dagen later. FAIL betekent dat de test is niet gelukt. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat uw baby niet rustig genoeg is. Bij een afwijkend resultaat verwijst de verpleegkundige de baby door naar een centrum gespecialiseerd in gehoorproblemen bij heel jonge kinderen. Zo kan verder onderzoek gebeuren en kan een eventuele behandeling snel opgestart worden. Indien niet OK op 3 maanden BERA test
Gehoorstoornissen die pas later ontstaan, kunnen door deze test niet opgespoord worden. Daarom volgt Kind en Gezin de spraak- en taalontwikkeling ook verder op tijdens andere consultaties.
Gehooronderzoeken kunnen gehoorverlies opsporen (screening) en de ernst en aard ervan nauwkeurig meten (diagnostiek). Deze diagnostische informatie is essentieel voor orthopedagogische professionals om op maat gemaakte zorg te bieden.
Audiologische indelingen van gehoorverlies variren. GRIETENS, VANDERFAEULIE en MAES classificeren gehoorverlies op basis van de graad (cijfermatige vastlegging van verlies) en de aard (locatie van het probleem). POPPEN biedt een recentere classificatie, gericht op orthopedagogisch begeleiders, die de graad, onset en mogelijke oorzaken van het gehoorverlies omvat. Deze indeling helpt begeleiders een gestructureerde aanpak te hanteren voor het begrijpen en aanpakken van gehoorverlies.
Indeling volgens de graad van het gehoorverlies
Gehoorverlies kan volgens audiologische metingen ingedeeld worden op basis van de graad en aard ervan.
De graad van gehoorverlies vertelt ons iets over de cijfermatige vastlegging van het verlies.
De aard van gehoorverlies vertelt ons waar het gehoorverlies is gebaseerd op de plaats of lokalisatie in het gehoororgaan.
Geluid bestaat uit trillingen die zich als golven door de lucht verplaatsen. Geluidsgolven kunnen worden beschreven in termen van amplitude en frequentie.
Sterkte van geluid (decibel dB)
Toonhoogte van geluid (Hertz Hz)
Decibellen:
Normaal of subnormaal 0-20 dB
Licht slechthorend 21-40 dB
Matig slechthorend 41-70 dB
Zwaar slechthorend 71-90 dB
Doofheid 91-119 dB
Totale doofheid 120 dB
Gehoorverlies (in dB) gaat over het verlies in het beste oor in het gebied tussen 500 en 2000 Hz
Voorbeelden van geluidssterkten:
Fluisteren - 30 dB
Normaal gesprek 50 dB
Geluid dat harder is dan 85 dB kan bij langdurige blootstelling tot bepaalde gehoorbeschadiging leiden.
Totale doofheid komt zelden voor, er is bijna altijd enige restgehoor aanwezig.
Geen enkele vibratie
Als we het hebben over gehoorverlies, bedoelen we het gemiddelde gehoorverlies in het beste oor binnen het frequentiebereik van 500 tot 2000 Hz, die wordt aangegeven door de Fletcher-index (FI) die het gemiddelde bij 500, 1000 en 2000 Hz aangeeft. Het aantal dB gehoorverlies zegt wat over de mate van de gehoorbeschadiging.
Bijvoorbeeld: stel dat je bij 2000 Hz 40 dB, bij 1000 Hz 35 dB en bij 500 Hz 50 dB gehoor verlies hebt dan is je Fletcher index (40 + 35 + 50) / 3 = 42 dB, dit is matig gehoorverlies.
Het audiometrisch onderzoek:
Bij dit onderzoek worden zuivere tonen aangeboden met verschillende toonhoogtes en op verschillende sterktes. De kwaliteit van het gehoor wordt vervolgens visueel weergegeven op een audiogram. Een audiogram is een weergave van het gehoor en geeft het resultaat van een gehoortest weer. De horizontale lijnen geven de toonhoogte of frequentie weer. Bij een frequentie van 125 Hz spreken we van een lage toon, bij een frequentie van 8000 Hz spreken we van een hoge toon. Het gebied tussen 500 en 4000 Hz is het belangrijkste voor het verstaan van spraak.
De verticale lijnen geven het niveau of de sterkte van het geluid aan, waarbij 0 dB staat voor een zacht geluid.
Het gehoor wordt gemeten door verschillende zuivere tonen (van 125 Hz TOT 8000 Hz) aan te bieden met steeds verminderd intensiteit tot de gehoordrempel wordt bereikt. De gehoordrempel is de zwakste zuivere toon die een persoon nog net kan horen. De gemeten gehoordrempels voor de verschillende frequenties plaatst de audioloog in een audiogram of een grafiek met op de horizontale as, de frequentie en op de verticale as de intensiteit/amplitude.
Tonen kunnen worden aangeboden via luchtgeleiding of beengeleiding. Toonaudiometrisch onderzoek omvat verschillende manieren om te onderzoeken welke hoor-resten er zijn en wat er is beschadigd.
Bij deze test meten we welke geluiden nog net hoorbaar te zijn voor de luisteraar. Dit wordt gemeten bij verschillende frequenties of toonhoogtes. De hoordrempel wordt dus bepaald per frequentie. Beide oren worden apart gemeten. Het resultaat is een toonaudiogram.
Verschillende toonhoogtes en sterktes worden aangeboden.
Toonaudiogram:
Visuele weergave van kwaliteit van het gehoor.
Voor ieder oor apart
Een score van 0 op alle frequenties is optimaal: dan is 0 dB (decibel) verlies op elke toonhoogte. Dus hoe dichter bij de 0 lijn hoe beter het gehoor
Verticaal decibels
Horizontaal Hertz
Het gemiddeld gehoorverlies is niet het enige criterium om de mogelijkheid tot erkenning als persoon met een handicap te beoordelen. Ook de ernst van de ervaren beperkingen in activiteiten spelen een rol. Een spraak- of vocaal audiometrische test meet de perceptie van spraak. Met dit aanvullende onderzoek kan de verstaanbaarheidsdrempel bepaald worden. Daarom is het in sommige gevallen ook belangrijk te beschikken over spraaktesten met gebruik van optimale correctie (=met hoorapparaat en/of CI-processor) en over een beschrijving van de beperkingen en mogelijkheden in het dagelijks leven. De beperkingen voldoen aan de definitie handicap die het VAPH hanteert, als een persoon in de overgangszone op een spraakverstaanbaarheidstest een score haalt van 70% of minder aan een luidheid van 65 dB SPL.
Op basis van de praktijk wordt dit schema als orinteringspunt gebruikt (VAPH):
Graad Gemiddeld gehoorverlies over beide oren Toetsing aan definitie handicap
(Sub)normaal en licht gehoorverlies 9-40 dB HL Erkenning als persoon met handicap niet mogelijk
Matig gehoorverlies
1ste graad 41-55 dB HL Overgangszone voor erkenning handicap. De ernst van de beperkingen in probleemactiviteiten geven de doorslag over de erkenning als persoon met een handicap
Van matig gehoorverlies
2de graad tot totale doofheid 56-120 dB HL Erkenning als persoon met handicap vrijwel altijd mogelijk

Het spraakaudiometrisch onderzoek laat de proefpersonen geen tonen met een bepaalde frequentie horen, maar woordjes die moeten worden nagezegd of aangeduid op een prent. Hieruit kan worden afgeleid hoeveel procent van de spraak de proefpersoon nog kan verstaan bij verschillende intensiteiten en welke klanken hij verkeerd hoort. Bij een spraakaudiometrisch onderzoek wordt onderzocht in welke mate het verstaan van woorden afhangt van de sterkte waarmee zij worden aangeboden. Als woorden erg zacht klinken zullen ze niet goed nagezegd worden. Het goed verstaan van de woorden wordt dus gemeten als functie van de geluidsterkte.
Spraakaudiometrie wordt afgenomen in een geluidsarme cabine. Een klinische audiometer wordt met een microfoon of CD-speler verbonden. De test kan afgenomen worden via hoofdtelefoon of in vrij veld. De clint moet het gehoorde signaal herhalen of in een reeks prenten de juiste prent aanwijzen.
Kan dus bestaan uit: Woorden worden uitgesproken
Aanduiden (jonge kinderen)
Nazeggen
Getallen
Zinnen
Spondeelijsten, dit zijn tweelettergrepige woorden.
BLU-lijst / korte Leuvense lijst / fournier-lijst)
Monosyllabische woordenlijsten, eenlettergrepige woorden.
Brugse woordenlijst / NVA-woordenlijst (Nederlandse Vereniging Audiologie)
Spraakaudiogram:
Wordt omgerekend in procenten. Ook hier weer per oor gemeten.
Figuur: Het spraakaudiogram zoals dat gemeten wordt met de NVA woordlijsten bij aanbieding in stilte, met daarin de standaard curve. De standaard curve betreft het percentage door normaalhorenden goed na gesproken fonemen als functie van de geluidssterkte in dB SPL. Bij 50 dB SPL wordt 100% spraakverstaan bereikt. De audiometer moet hiertoe uiteraard goed geijkt zijn. Op de 50% lijn wordt de verschuiving, in dB, van een gemeten curve t.o.v. de standaard curve getoond.
Blauwe lijn goed horend persoon
BERA: Brainstem Evoked Response Audiometry of ABR (Auditory Brainstem Response) is een objectieve gehoortest waarbij het gehoor tot op het niveau van de hersenstam wordt gemeten (hersenstamaudiometrie). Stimulatie gebeurt via een koptelefoon met korte geluidstonen (clicks). Hierbij meet de oorarts de hersenactiviteit die optreedt als gevolg van een gehoorprikkel. Hij weet met andere woorden dankzij de test hoe de hersenen geluiden verwerken, via gehoorzenuw. De arts zet dit onderzoek in om neurologische en gehoorafwijkingen op te sporen bij pasgeborenen, en ook bij bepaalde operaties is BERA belangrijk. Het onderzoek is vrij snel, eenvoudig, veilig en niet-invasief. Een andere reden om dit onderzoek af te nemen is om na te gaan of de auditieve zenuw nog goed functioneert. Een BERA-onderzoek wordt vandaag de dag het meest frequent gebruikt bij babys indien verdere evaluatie van het gehoor noodzakelijk is (bijvoorbeeld na faling van de Algoscreening zoals deze wordt uitgevoerd door Kind & Gezin).
Ziet er beetje zoals ALGO uit maar:
Duurt veel langer
Ong. 1 uur als baby slaapt
Ong. 2 uur als die onrustig is
brainstem evoked response audiometry.
Na deze onderzoeken krijg je een beeld van de mate van gehoorverlies. De BIAP (Bureau International dAudiophonologie) heeft een klassenindeling volgens audiometrisch gemiddelde opgesteld als maatstaf voor de graad van gehoorverlies. Het is belangrijk om het gehoorverlies herhaaldelijk te meten, omdat dit niet stabiel is.
Indeling volgens start gehoorverlies: Prelinguaal versus postlinguaal
Prelinguale doofheid ontstaat vr de ontwikkeling van taal, vaak door genetische factoren of complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling. Dit verhoogt het risico op taal- en spraakontwikkelingsproblemen, omdat dove kinderen geen toegang hebben tot auditieve informatie.
Congenitale doofheid is doofheid aanwezig bij de geboorte of ontstaan in de eerste maanden van het leven.
Postlinguale doofheid treedt op na de ontwikkeling van taal, door factoren zoals ouderdom, trauma, infecties, of lawaai. Mensen met postlinguale doofheid hebben meestal al een ontwikkeld taalvermogen en kunnen zich beter aanpassen aan gehoorverlies.
Verworven doofheid kan plotseling of geleidelijk optreden door infecties, medicijnen, lawaai, hoofdletsel of ouderdom. Deze mensen hebben een volledig ontwikkeld taalvermogen en moeten zich aanpassen aan het leven zonder geluid.
Indeling volgens oorzaak: endogeen versus exogeen
Doofheid kan soms optreden zonder duidelijke oorzaak, bekend als "onverklaarbare doofheid," ondanks ogenschijnlijk gezonde oren en gehoorzenuwen. Mogelijke factoren zijn genetische aanleg, auto-immuunziekten, blootstelling aan bepaalde medicijnen of toxische stoffen, en stress. Onverklaarbare doofheid kan variren van mild tot zeer ernstig en kan zich op elke leeftijd ontwikkelen.
Endogene doofheid is genetisch bepaald, waarbij in 80% van de gevallen beide ouders doof zijn en 20% n ouder doof. Bij 30% is het onderdeel van een genetisch syndroom zoals het Charge-syndroom, het syndroom van Pendred, het syndroom van Waardenburg, en het syndroom van Usher.
Exogene doofheid wordt veroorzaakt door externe factoren zoals infecties, oor- of hoofdletsel, of blootstelling aan schadelijke medicijnen of chemische stoffen.
Sommige gevallen van doofheid kunnen zowel interne als externe factoren omvatten, waardoor het onderscheid tussen endogene en exogene doofheid niet altijd duidelijk is.
Indeling volgens aard: geleidingsverlies versus perceptieverlies
Gehoorverlies wordt ingedeeld in drie soorten afhankelijk van de aard van het probleem:
Transmissief of geleidingsgehoorverlies: Dit treedt op in het uitwendige en/of middenoor (bijvoorbeeld door misvorming, oorsmeer of een scheurtje in het trommelvlies)
Perceptief of sensorineuraal verlies: Dit treedt op in het binnenoor (de gehoorzenuw, gehoorbanen of hersenschors; bijvoorbeeld door schade aan het slakkenhuis). Geeft problemen bij waarneming/herkenning van geluid, bijv. door geluidsgehoorschade, slijtage van haarcellen, slakkenhuis of erfelijke oorzaak. Dit soort geeft veelal onherstelbaar schade.
Gemengd gehoorverlies: Dit omvat zowel transmissief als perceptief verlies.
De oorstructuur bepaalt de effecten van gehoorverlies. Geluid wordt opgevangen door de oorschelp, gaat door de gehoorgang naar het trommelvlies, waarna de gehoorbeentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel) de trillingen via het ovale venster naar het slakkenhuis sturen. Het slakkenhuis zet deze trillingen om in signalen die via de gehoorzenuw naar de hersenen gaan.

Uitwendig oor: Bestaat uit de oorschelp en gehoorgang.
Middenoor: Bestaat uit het trommelvlies, trommelholte met gehoorbeentjes, en de buis van Eustachius. Het middenoor begint bij de trommelvlies, dit is een met lucht gevulde ruimte die in verbinding staat met de neus-keelholte via de buis van Eustachius. Gehoorbeentjes zijn drie kleine en beweegbare botjes in het middenoor, die de hamer (malleus), het aambeeld (incus) en de stijgbeugel (stapes) worden genoemd.
Binnenoor: Bevat het slakkenhuis en het evenwichtsorgaan. De stijgbeugel drukt op het ovale venster waar het binnenoor begint. Hierin zit het evenwichtsorgaan en de cochlea, ook wel slakkenhuis genoemd. De cochlea is belangrijk voor het gehoor en mond uit in de gehoorzenuw die richting de hersenen gaat.
De oorschelp vangt geluiden op en de geluidsgolven komen via de gehoorgang, en de trillingen zullen ervoor zorgen dat de trommelvlies en de gehoorbeentjes gaan trillen, door de vloeistof in het binnenoor wordt het geluid versterkt. Het geluid gaat dan versterkt naar de cochlea, ook gevuld met vloeistof en haartjes, de beweging van de haartjes prikkelen de gehoorzenuwen richting de hersenen.
Haartjes hebben allemaal een andere lengte. De korte haartjes pikken de hoge tonen op en de lange haartjes de lage tonen. Hoe harder de toon hoe meer golven. Zo kunnen de hersenen zowel toonhoogte (frequentie) als sterkte (amplitude) horen.
Het uitwendige oor lokaliseert geluidsbronnen. Het middenoor geleidt trillingen naar het slakkenhuis, waar ze worden omgezet in elektrochemische signalen en via de gehoorzenuw naar de hersenen worden gestuurd, dit is de functie van het binnenoor.
Belemmering of beschadiging van een deel of delen van het oor resulteert in een auditieve beperking.
Geleidingsverlies is een stoornis in de geluidsoverdracht via het middenoor, soms veroorzaakt door aangeboren misvormingen in de uitwendige gehoorgang. Perceptieverlies is gehoorverlies door beperkingen in het binnenoor, de gehoorzenuw, gehoorbanen of hersenschors.
Orthopedagogische indeling
Recente technologische ontwikkelingen hebben de orthopedagogische vraag van personen met een auditieve beperking veranderd. Neonatale gehoorscreening en vroege cochleaire implantatie hebben doofgeboren kinderen toegang gegeven tot gesproken taal. De variatie in oorzaken, gevolgen en contexten is echter toegenomen, zoals de rol van gebarentaal, meertaligheid, contact met leeftijdsgenoten, en de leeftijd waarop gehoorverlies optreedt.
De aanvangsleeftijd van gehoorverlies is cruciaal: kinderen die later doof worden, hebben vaak al taal verworven, wat hun situatie anders maakt dan die van doofgeboren kinderen.
Orthopedagogisch worden personen met een auditieve beperking ingedeeld in vier subgroepen:
Doof: gesproken taal kan niet worden verstaan, zelfs niet met hulpmiddelen.
Slechthorend: voldoende gehoor om gesproken taal te verstaan en verwerven.
Prelinguaal: gehoorverlies vr taalverwerving.
Postlinguaal: gehoorverlies na taalverwerving.
Personen die behoren tot de subgroep prelinguale doven vorm(d)en een grote uitdaging voor opvoeding en onderwijs als het gaat om taalverwerving. De recente technologische ontwikkelingen in de audiologie hebben de doelgroep dusdanig veranderd dat de indeling naar gelang de taalontwikkeling niet altijd opgaat. Vroegtijdige detectie, gevolgd door vroegtijdige cochleaire implantaat en intensieve gehoortraining zorgden ervoor dat zelfs voor volledig doof geboren kinderen, de gesproken taal toegankelijk werd als eerste taal.
Prelinguaal: 0-2 jaar
Interlinguaal: 2-5 jaar
Postlinguaal: na 5 jaar (taalsysteem verworven, betekenis en positie) kan woorden correct toepassen in betekenis als in positie in de zin.

2.6 Mogelijke hulpmiddelen voor personen met een auditieve beperking
Operatie
Bij geleidingsverlies, dat maximaal 60 dB bedraagt en geluiden stiller of gedempt maakt, kan een operatie helpen (bijvoorbeeld het herstellen of vervangen van het trommelvlies of de gehoorbeentjes omvatten). Medische mogelijkheden voor deze operaties blijven toenemen, vooral voor problemen in het buiten- en middenoor.
Perceptieverlies kan niet operatief hersteld worden, maar wel gecompenseerd met een hoorapparaat of een cochleair implantaat. Problemen in het binnenoor blijven onderwerp van medisch onderzoek.
Hoorapparaat
Hoorapparaten versterken geluid met een microfoon die het opvangt, versterkt en doorgeeft. Er zijn verschillende typen die hoge, lage of middentonen versterken. De meest voorgeschreven is het achter-het-oor (AHO) apparaat, dat achter het oor wordt gedragen. Het geluid wordt opgevangen door het implantaat en rechtstreeks naar het slakkenhuis gestuurd. Het in-het-oor (IHO) apparaat is kleiner en kan in de oorschelp of gehoorgang geplaatst worden.
Onderdelen van het achter het oor toestel:
Aanwezige geluid wordt opgevangen door de microfoon
Opgevangen geluid wordt door de microfoon omgezet in een elektrisch signaal dat door de versterker
Om de geluiden op aangename sterkte te horen, kan de slechthorende zelf de versterking van het toestel regelen door middel van de volumeregelaar.
Andere ontvanger voor geluid, namelijk de luisterspoel: magnetisch veld (bijvoorbeeld bij telefoneren)
In het oor toestel:
Discreter maar daardoor ook minder versterking: enkel voor licht tot matig gehoorverlies.
Kan meer irritatie geven (oorsmeer) en bij kinderen groeien oren sneller dus maat moeilijk.
Voor kinderen sowieso niet geschikt omdat de grootte steeds moet worden aangepast.

Een hoorapparaat bestaat alleen uit een uitwendig deel. Een cochleair implantaat bestaat uit een inwendig deel en een uitwendig deel.
Beengeleidingstoestel:
Trilplaat met diadeem die tegen de schedel wordt gedrukt waardoor trillingen worden overgedragen op het schedelbeen en op die manier het oor bereikt. Het bestaat uit een kastapparaat en een verbindingssnoer waaraan de trilplaat vast zit.
Geluidstrillingen trilplaat schedelbeen binnenoor
Vanaf de leeftijd van 5 jaar mogelijk. Elastisch draagband voor heel jonge kinderen.
Eerder als laatste optie bij;
Irritatie in het oorkanaal
Vochtophopingen
Nauw oorkanaal
Eenzijdige doofheid geluid doorgeven aan oor dat goed functioneert
Draagcomfort minder maar oplossing als achteroorhangers niet helpen
De apparatuur is echter vrij kostbaar en de geluidskwaliteit is minder goed dan van de gewone oorhanger
Het wordt dan ook alleen toegepast als een oor beslist dat het niet mag worden afgesloten met een oorstukje.
Bone Anchored Hearing Aid (BAHA): ook een beengeleidingstoestel
Bot veranker gehoortoestel als 2de vorm: geluidsprocessor vangt geluid op en zet deze om in trillingen. Het koppelstuk geeft deze trillingen door aan het implantaat. Via het implantaat kunnen deze trillingen op een rechtstreekse manier en via het bot naar het binnenoor.
Wordt vaker toegepast dan vb met diadeem.
Diadeem soms wel gebruikt om te oefenen en na te gaan of BAHA bruikbaar is alvorens operatie te ondergaan.
Cochleair implantaat
Een cochleair implantaat (CI) is een binnenoorprothese die de werking van het gehoororgaan nabootst door elektrodes in het slakkenhuis te plaatsen. Deze elektrodes vervangen de haarcellen en stimuleren de zenuwvezels, waardoor specifieke informatie naar de gehoorzenuw wordt gestuurd. Er bestaan zowel zichtbare als onzichtbare CIs.
Het CI-systeem bestaat uit interne en externe delen:
o Intern deel:
Inwendige spoel
Implantdoosje met een computerchip die informatie decodeert en naar de elektrodes stuurt
Elektroden die elektrische pulsen aan de zenuwvezels geven

o Extern deel:
Uitwendige spoel
Achter-het-oorhanger met microfoon en spraakprocessor, die individueel wordt afgesteld
Werking: geluidsprocessor zendspoel implantaat elektrische impulsen electrodenbundel in slakkenhuis gehoorzenuw hersenen
Een CI levert geen normaal gehoor en het vervangt de werking van de haarcellen. Hierdoor vernietigt het de oorspronkelijke gehoorresten volledig. De beslissing om een CI te plaatsen moet zorgvuldig worden overwogen, aangezien het interne deel slechts een beperkte garantie heeft (max. 10 jaar) en kinderen later opnieuw geopereerd moeten worden. Wordt meestal enkel gedaan bij ernstig gehoorverlies, en slechts aan n kant.
Daarnaast is een langdurig revalidatieproces vereist, waarbij de resultaten afhangen van factoren zoals intelligentie, motivatie en de leeftijd waarop het gehoorverlies optrad. De lange termijneffecten op het sociaal en psychisch welbevinden van dove kinderen zijn nog onduidelijk.
Mensen die zichzelf als Doof omschrijven (identiteit ipv handicap) vinden dat de wereld zich aan hen moet aanpassen en niet andersom. Zij vinden een CI een soort van verraad en een tolk staat in de weg.
FM systeem
Een FM-systeem verbetert spraakverstaanbaarheid voor mensen met gehoorproblemen. Het bestaat uit een zender en ontvanger. De zender, gedragen door de spreker, stuurt het spraaksignaal naar de ontvanger die het naar het hoortoestel, cochleair implantaat of oortjes van de persoon stuurt. Dit systeem vermindert achtergrondgeluiden en versterkt het spraaksignaal, vooral handig in lawaaiige omgevingen zoals klaslokalen of vergaderzalen.
Schrijftolk en tolk VGT
Schrijftolk
Een schrijftolk zet gesproken taal om in geschreven tekst voor mensen met een auditieve beperking. Ze typen wat er gezegd wordt op een toetsenbord, wat vervolgens wordt weergegeven op een computerscherm of ander apparaat. Dit helpt de persoon om niet alleen de woorden, maar ook de intonatie en emoties van de spreker te begrijpen.
Tolk Vlaamse gebarentaal (VGT)
Een tolk Vlaamse Gebarentaal (VGT) vertaalt tussen gebarentaalgebruikers en horende personen. Hun werk is cruciaal om dove en slechthorende mensen toegang te geven tot communicatie en volledige participatie in de samenleving.
De erkenning van VGT als officile taal in Belgi heeft geleid tot meer toegang tot diensten en voorzieningen voor dove en slechthorende mensen, hoewel er nog steeds uitdagingen zijn, zoals een gebrek aan tolkdiensten en onvoldoende vergoeding van tolkuren. Organisaties zoals Doof Vlaanderen pleiten voor de belangen van mensen met een auditieve beperking en streven naar een volledige integratie in de maatschappij.
Orale tolk: herhaalt alles wat er gezegd wordt met een duidelijk mondbeeld en zonder stem.
Afstandstolk VGT: bij het afstandstolken is de tolk fysiek niet aanwezig bij het gesprek tussen een gebarentalige dove persoon en een horende persoon. De tolk bevindt zich op een andere locatie en tolkt het gesprek via videobellen op een smartphone, laptop, tablet... Dit bevordert vooral de sociale en arbeidsintegratie van dove mensen.
2.7 Ondersteuning op verschillende levensdomeinen
(Enkele kunnen kennen en weten waarvoor je er terecht kan)
Diensten en voorzieningen die in functie staan van deze doelgroep:
Kind en Gezin: vroege onderkenning door testen.
Thuisbegeleiding: voor horende ouders voor dove of slechthorende kinderen en andersom
Medisch: neus-keel-oorarts, audioloog, logopedie
Tolk Vlaamse Gebarentaal: ondersteuning via bv. Communicatie Assistentie Bureau voor Doven (CAB). In het onderwijs, op het werk en in hun leefsituatie hebben doven recht op toegankelijkheid door middel van tolken Vlaamse Gebarentaal. De tolkprestaties en de hieraan verbonden vervoerskosten worden vergoed door de Vlaamse Overheid. Helaas is het aanbod van actieve (voltijdse) tolken VGT nog onvoldoende om steeds tegemoet te komen aan de vraag vanuit de dovengemeenschap.
Structurele inbedding afstandstolken VGT: bij het afstandstolken is de tolk fysiek niet aanwezig bij het gesprek tussen een gebarentalige dove persoon en een horende persoon. De tolk bevindt zich op een andere locatie en tolkt het gesprek via videobellen op een smartphone, laptop, tablet... Dit bevordert vooral de sociale en arbeidsintegratie van dove mensen.
Tolkbewustzijn bij dove gebarentaligen stimuleren: Doof Vlaanderen ziet dat niet elke dove persoon even tolkbewust is. Niet iedereen benut bijvoorbeeld (volledig) het aantal tolkuren waar ze recht op hebben of realiseert zich niet hoeveel baat ze hebben bij de afstandstolkendienst. Ook weet niet iedereen hoe om te gaan met tolken VGT in verschillende situaties.
Onderwijs: type 7, M-decreet/ begeleidingsdecreet (GON nu Ondersteuning voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften), in het gewoon onderwijs ondersteuning door een tolk Vlaamse Gebarentaal (VGT) en/of een schrijftolk (aanvragen bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten, AgODi)
Wonen, dagcentrum: bv. De Klinkaard (KOCA), KI Spermalie, KIDS Hasselt
KOCA is een centrum dat kinderen, jongeren en volwassenen ondersteunt die vanuit hun kwetsbaarheid nood hebben aan speciaal onderwijs en extra ondersteuning.
vzw KIDS biedt dagopvang, onderwijs, verblijf en mobiele begeleiding aan minderjarigen en volwassenen met doofheid of slechthorendheid, taal- en spraakstoornissen en autisme-gerelateerde problematieken.
Vrije tijd: ondersteuning via bv. Fevlado, Hellen Keller Club, De Dove Trekvogels. Doof Vlaanderen streeft naar gelijkwaardigheid, emancipatie en ontplooiing van dove personen en hun taal, de Vlaamse Gebarentaal, in de samenleving en ondersteunt verder onder andere de ledenwerking van verschillende lokale verenigingen voor doven in Vlaanderen.
De Dove Trekvogels: dit is een reisdienst, zij organiseren groepsreizen voor dove gebarentaalgebruikers.
Dienst Ondersteuningsplan (DOP) of bestandsorganisaties: ondersteuning bij aanvraag van PVB, bv. Op Maat vzw, Absoluut vzw, MyAssist vzw.
Mobilant: is een VAPH vergunde organisatie. Werkt binnen het kader van de Persoonsvolgende Financiering (PVB) en de Rechtstreeks Toegankelijke hulp (RTH). Je kan er ook zorg inkopen met eigen middelen.
(Opvoedings)ondersteuning voor horende ouders van dove of slechthorende kinderen:
Mijnkindisdoof; is gericht op het informeren van gezinnen met dove kinderen. Ouders met een dove baby in Vlaanderen zijn te weinig genformeerd over de meerwaarde van Vlaamse Gebarentaal en Dovencultuur voor de ontwikkeling van hun kind.
De term audiologie refereert naar die tak van de medische wetenschappen die zich bezig houdt met de studie van het horen en van het auditief stelsel. De audioloog heeft kennis van de ontwikkeling, de anatomie, de fysiologie en de pathologie van het auditief systeem. De audioloog houdt zich ook bezig met de psychologie en de rehabilitatie van de auditieve handicap.
MUCLA
In het multidisciplinair universitair centrum voor logopedie en audiologie (MUCLA) kunt u terecht voor gehoor-, spraak-, taal- en leermoeilijkheden.
vzw KIDS
Biedt dagopvang, onderwijs, verblijf en mobiele begeleiding aan minderjarigen en volwassenen met doofheid of slechthorendheid, taal- en spraakstoornissen en autisme-gerelateerde problematieken.
Diversiteit bij mensen met gehoorverlies:
Enerzijds audiologische gegevens
Anderzijds ook rekening houden met volgende aspecten:
Sociale
Opvoedkundige
Emotionele
Taalkundige
Verstandelijke
Volgende onderzoeken zijn mogelijk:
Medisch onderzoek bij NKO-arts/revalidatiearts
Intakegesprek bij maatschappelijk werker
Logopedisch onderzoek (spraak, taal, nasaliteit (neusspraak), stem, taalpragmatiek,...)
Audiologisch onderzoek (spraakaudio, tonaal audiogram, BERA, )
Onderzoek van de auditieve functies
Intelligentieonderzoek
Evaluatie van de schoolse vaardigheden (lezen, spelling, rekenen)
Aandacht-, concentratie- en geheugen onderzoek
Psychomotorisch onderzoek
Visueel-perceptueel onderzoek
Psychologisch onderzoek/belevingsonderzoek
Komen tot advies:
De geschikte onderwijsvorm en niveau
De mogelijkheden tot behandeling
Eventuele opvoedingsondersteuning
Compensatiestrategien
Tot slot wordt een advies op diverse domeinen geformuleerd en eventueel een zorgtraject opgestart zodat een kind of volwassene optimaal kan ontwikkelen of verder leven met en ondanks zijn/haar problemen:
Als een kind moet overstappen naar een andere onderwijsvorm, wordt een attest voor buitengewoon onderwijs opgemaakt. Indien het kind nood heeft aan ondersteuning binnen het gewoon onderwijs kunnen betreffende attesten voorzien worden (attest cordinatieontwikkelingsstoornis).
Onderwijs:
Leren in VGT: De voorkeur gaat uit naar VGT als instructietaal. Een dove leerling mag de keuze maken tussen regulier onderwijs en buitengewoon onderwijs. Voor dove kinderen zijn deze beide types onderwijs twee, sterk van elkaar verschillende leeromgevingen.
De belangrijkste positieve aspecten van het buitengewoon onderwijs zijn:
De aanwezigheid van een peer groep en de aanwezigheid van dove rolmodellen
Een ruime en gespecialiseerde omkadering.
Dit alles vergroot de kans op een goed sociaal-emotioneel welbevinden.
Een aantal minpunten:
Soms worden er lage verwachtingen gesteld aan de leerlingen
Er is een grote kans op stigmatisatie
Het aantal kinderen wordt steeds kleiner en bestaat meer en meer uit kinderen met meervoudige handicaps
Kinderen moeten vaak ver reizen of noodgedwongen op internaat gaan om hun school te kunnen bereiken.
Het regulier onderwijs is aantrekkelijk omdat:
Het een school in de nabije omgeving is
Ze hebben contacten met horende leeftijdsgenoten.
Het huidige reguliere onderwijs houdt echter ook risicos in:
Kinderen kunnen er gesoleerd raken op het vlak van communicatie omdat zij vaak als enig doof kind schoollopen in een horende school.
Er zijn risicos met betrekking tot identificatie en socialisatie omdat deze kinderen meestal weinig tot geen contact hebben met dove leeftijdgenootjes.
DOOF Vlaanderen pleit voor het oprichten van zogenaamde twin-basisscholen binnen het regulier onderwijs zoals die reeds bestaan in Nederland en Walloni (Namen). Dit zijn scholen waar dove en horende kinderen voltijds of deeltijds samen les volgen met twee leerkrachten voor de klas, waarbij n leerkracht het Nederlands als instructietaal gebruikt en de andere (bij voorkeur dove leerkracht) gebarentaal.
Daarnaast maakt Belgi deel uit van talrijke internationale dovenorganisaties in het kader van wereldwijde samenwerking, bewustmaking, ondersteuning en versterking van de capaciteit. Enkele voorbeelden hiervan zijn de European Union of the Deaf en de World Federation of the Deaf.
Orthopedagogische vraag een aanbod bij auditieve beperking
Ernstig gehoorverlies benvloedt de ontwikkeling van kinderen, jongeren en volwassenen op diverse manieren. De impact varieert per individu, afhankelijk van factoren zoals de mate en aard van het gehoorverlies en de leeftijd waarop het gehoorverlies is ontstaan. Gezinnen die te maken hebben met meerdere uitdagingen, zoals meertaligheid en migratie, ervaren vaak extra orthopedagogische vragen. Orthopedagogische professionals moeten daarom rekening houden met de unieke identiteiten en contexten van hun patinten.
Sinds februari 2010 worden bilaterale cochleaire implantaten voor kinderen tot 12 jaar terugbetaald. Momenteel krijgt 80-90% van dove of slechthorende kinderen een cochleair implantaat.
Een voorbeeld van 'universal design for all' is een verzekeringsmaatschappij die haar diensten toegankelijker maakte voor mensen met een handicap. Ze creerden een onthaalpunt in gebarentaal, trainden adviseurs, installeerden webcams, en maakten aangepaste formulieren en communicatiehulpmiddelen. Ze vereenvoudigden ook het dagelijks beheer en introduceerden een speciale website met eenvoudigere teksten en gebarentaalvertalingen. Daarnaast voerden ze bewustmakingscampagnes en plaatsten ringleidingen op diverse locaties. Deze inspanningen werden ook uitgebreid naar andere gehandicapten, met de focus op toegankelijkheid, specifieke producten en diensten, en communicatie.
Orthopedagogische vraag en aanbod bij cognitieve ontwikkeling
Een kind met een auditieve beperking heeft vaak vanaf de geboorte een achterstand in taalverwerving. Zowel het kind als de omgeving moeten grote inspanningen leveren om dit te overwinnen. De ernst van de gehoorstoornis bepaalt de impact op de taalontwikkeling, wat kan leiden tot communicatieproblemen in veel situaties.
Vraag bij cognitieve ontwikkeling: taalverwerving
o Verminderd woord- en spreekgeheugen: Deze kinderen hebben moeite met het onthouden en structureren van woorden en zinnen, wat de communicatie bemoeilijkt.
o Beperktere taalervaring: Door hun gehoorverlies missen ze veel taalinput die horende kinderen wel krijgen, wat leidt tot een fragmentarisch begrip van de taal.
o Kwalitatieve reductie van taalervaringen: Wat ze wel horen is vaak onvolledig. Sommige klanken, zoals de "s", worden vaak niet waargenomen en daarom ook niet uitgesproken, wat resulteert in grammaticale fouten.
o Problemen met het taalritme: Het ritmisch groeperen van woorden is essentieel in het Nederlands. Door gehoorverlies missen ze dit ritme, wat hun taalbegrip en leesvaardigheid benvloedt. Bij dove kinderen wordt het leerproces van lezen meestal al op kleuterleeftijd gestimuleerd, terwijl dit bij horende kinderen pas op 5 6-jarige leeftijd begint.
Orthopedagogisch aanbod bij taalverwerking:
Voor kinderen met ernstige auditieve beperkingen zijn alternatieve communicatiemogelijkheden essentieel. Er zijn verschillende vormen van communicatie: orale, manuele en schriftelijke communicatie. De meningen over de beste aanpak verschillen, wat leidt tot vier hoofdbenaderingen:
Orale benadering: Richt zich op gesproken communicatie als de belangrijkste vorm van interactie.
Totale Communicatie: Bepleit een flexibele combinatie van communicatiemiddelen zoals spraak, gebaren, lichaamstaal en vingerspellen.
Differentirende Communicatie: Streeft naar integratie in zowel de horende samenleving als de familiekring door middel van spraak, aangevuld met andere communicatiemiddelen indien nodig.
Bilinguale benadering: Benadrukt het recht van dove kinderen op hun eigen taal, zoals Vlaamse Gebarentaal.
Kort:
Orale: streven naar gesproken communicatie, is prioriteit
Totale: totale communicatie, vrijheid in de keuze van kind van communicatiemiddelen
Differentirende: orale belangrijkste en indien noodzakelijk differentiren d.m.v. andere communicatiemiddelen
Bilinguale: kind heeft recht op eigen taal, orale is moreel verkeerd om dit (als eerste) aan te leren
Orale communicatie
Voor het leren spreken is auditieve informatie cruciaal, omdat je hierdoor feedback krijgt van je omgeving en jezelf kunt corrigeren. Kinderen met ernstig prelinguaal gehoorverlies ontwikkelen spraak niet spontaan, en voor hen is dit proces langdurig en moeizaam. Ook kinderen met postlinguaal en minder ernstig gehoorverlies ervaren moeilijkheden bij het leren en behouden van spraak.
Gebruik van gehoorresten: Totale doofheid is zeldzaam. Met hoorapparatuur kunnen de meeste mensen met gehoorverlies nog geluid waarnemen, zoals ritme, intonatie en pauzes, zelfs als ze gesproken taal niet volledig verstaan. Cochleaire implantaten en verbeterde technologie hebben ervoor gezorgd dat steeds minder mensen spraakklanken volledig missen, tenzij ze ervoor kiezen deze hulpmiddelen niet te gebruiken.
Spreekritme: Het is belangrijk om tegen slechthorenden of doven niet te traag of te nadrukkelijk te spreken. Een normaal spreekritme is het meest effectief, en roepen moet worden vermeden omdat het versterkt kan worden door hoorapparatuur en als onaangenaam ervaren kan worden.
Spraakafzien, ook wel bekend als liplezen, speelt een belangrijke rol in orale communicatie. Dit omvat het aflezen van de hele mond, inclusief de stand van de tong, kaken en tanden, evenals gezichtsuitdrukkingen. Spraakafzien wordt in veel situaties gebruikt waar verstaanbaarheid lastig is, zoals op feestjes of in rumoerige omgevingen.
Manuele communicatie
Lichaamstaal omvat natuurlijke gebaren die we gebruiken om onze spraak te ondersteunen of om duidelijk te maken in moeilijke communicatiesituaties, zoals naar kleine kinderen of anderstaligen. Deze gebaren zijn vaak universeel, zoals gebaren voor drinken, eten en slapen.
Vingerspelling is het visueel spellen van woorden door handvormen voor elke letter. De hand wordt ter hoogte van de schouder gehouden. Hoewel het geen taal op zich is en trager gaat dan gesproken taal, kan het helpen bij de communicatie. Er zijn nhandige (Nederlands, Vlaamse, Amerikaanse) en tweehandige (Britse, Australische) vingerspellingssystemen.
Een gebarensysteem combineert gesproken taal met gebaren, waarbij de gebaren de gesproken taal ondersteunen en volgen volgens de grammaticale regels. In Vlaanderen wordt Nederlands Met Gebaren (NMG) gebruikt, dat deels Vlaamse Gebarentaal en deels nieuwe gebaren omvat. SMOG (Spreken Met Ondersteuning van Gebaren) is een vereenvoudigde vorm van NMG, gebruikt door mensen met verstandelijke beperkingen en gehoorstoornissen met bijkomende problemen. SMOG-sprekers spreken trager en gebruiken langere, voorspelbare pauzes, wat ook gunstig is voor mensen met auditieve beperkingen.
Gebarentaal: een zelfstandige, volwaardige taal met een eigen lexicon (gebarenschat) en spraakkunst. Gebarentaal is niet internationaal, elk land heeft zijn verschillen. Bij gebarentaal gebruik je je ogen om te horen en je handen en lichaam om te spreken. De Vlaamse Gebarentaal (VGT) werd in 2006 officieel erkend in de Vlaamse Dovengemeenschap.
Schriftelijke communicatie
Geschreven taal is een toegankelijk communicatiemiddel voor zowel horende als slechthorende mensen. Mensen met gehoorproblemen hebben echter vaak moeite met begrijpend lezen en schrijven vanwege een zwakkere taalontwikkeling. De snelle ontwikkeling van multimedia biedt echter steeds meer mogelijkheden.
Gebarentalen hebben traditioneel geen schriftelijke vorm, maar er zijn verschillende pogingen gedaan om schrijfsystemen te ontwikkelen. Een van deze systemen is SignWriting, een visueel notatiesysteem ontwikkeld in Amerika dat voor alle gebarentalen gebruikt kan worden. SignWriting omvat een uitgebreide set symbolen die alle aspecten van een gebaar kunnen weergeven, zoals handvorm, orintatie, beweging, gezichtsuitdrukking, en meer.
GebarenSchrift is een notatiesysteem dat visuele symbolen gebruikt om de handvormen, bewegingen en expressies op het gelaat van een gebarentaal weer te geven. Het is een alfabet, een lijst van symbolen die gebruikt worden om welke gebarentaal dan ook neer te schrijven. Het alfabet voor GebarenSchrift kunnen we vergelijken met het alfabet dat we gebruiken om Nederlands te schrijven, het Romeins alfabet. Met dit alfabet kunnen we veel verschillende gesproken talen noteren. Op enkele uitzonderingen na kunnen de meeste basissymbolen gebruikt worden om zowel Engels, Deens, Duits, Frans of Spaans neer te schrijven. De symbolen in het Romeins alfabet zijn universeel, de talen die ermee geschreven worden niet.
Het is belangrijk om bij de opvoeding en het onderwijs van kinderen met een auditieve beperking extra aandacht te besteden aan zowel fijne als grove motoriek.
Orthopedagogische vraag en aanbod bij sociaal-emotionele ontwikkeling
Orthopedagogische vraag:
Communicatie speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van onze persoonlijkheid. Beperkingen in communicatie en taal kunnen echter risico's met zich meebrengen voor een vlotte sociaal-emotionele ontwikkeling. Het is belangrijk om te benadrukken dat er geen typische persoonlijkheid is voor dove mensen, maar bepaalde gedragingen kunnen wel worden gekaderd (> stereotypering).
In de vroege ontwikkelingsjaren is communicatie essentieel voor hechting en veiligheid. Onvoldoende communicatie kan leiden tot sociale en emotionele problemen bij peuters en kleuters. Vanaf de kleuterleeftijd wordt taal belangrijk voor informatieoverdracht en sociaal contact. Kinderen met een vertraagde taalontwikkeling kunnen hierdoor problemen ervaren in hun sociale interacties.
Sommige kinderen met gehoorproblemen kunnen harder en minder gevoelig overkomen, mogelijk omdat ze minder feedback krijgen en minder opnemen uit interacties. Orthopedagogische begeleiders moeten hier rekening mee houden en bewust communiceren door langzamer en zichtbaar te spreken, en onbegrepen aspecten te verduidelijken.
Kinderen met een auditieve beperking uiten vaak woede en andere gevoelens op een impulsieve en fysieke manier vanwege beperkte gevoelswoordenschat en onbenoembare gevoelens (lokken een acting out-reactie uit).
Gehoorproblemen zijn vaak onzichtbaar, waardoor mensen met auditieve beperkingen geneigd zijn deze te verbergen. Dit kan leiden tot problemen in communicatie en sociale interacties, evenals gevoelens van stigma en onzekerheid over hun identiteit.
Het verbergen van gehoorproblemen kan leiden tot misinterpretaties en andere problemen, zoals het gevoel niet serieus genomen te worden. Veel kinderen met auditieve beperkingen ervaren onzekerheid over hun doofheid en hun plaats in de maatschappij, en dit kan leiden tot psychische en psychosomatische klachten.
Orthopedagogisch aanbod:
Om tegemoet te komen aan de risicos en problemen zijn er volgende regels:
Realiseer je dat een kind met een auditieve beperking zich voortdurend extra moet inspannen om andere te verstaan en begrijpen
Bespreek situaties en gevoelens met elkaar
Onderdruk de dromen van je kind niet meteen vanwege hun gehoorbeperking
Respecteer dat ze in bepaalde fases van hun leven eigen keuzes willen maken (bijvoorbeeld rond het gebruikt van hoorhulpmiddelen)
Stimuleer kinderen om zelf uitleg te geven over hun eigen slechthorendheid of doofheid

Tips:
Zelfkennis: zelf uitleg geven over doofheid, eigen talenten en beperkingen kennen
Zelfredzaamheid vergroten.
Taalontwikkeling: contacten, gevoelens omschrijven
Sociale vaardigheden: Stimuleer kinderen om trainingen te volgen ter verbetering van sociale vaardigheden en om er sterker door te worden. Vertel kinderen wat het verschil is tussen plagen en pesten en leer hem/haar wat wel en niet acceptabel gedrag is.
Empathie: Vele auditief beperkte kinderen vertonen ontwikkelingsproblemen op sociaal - emotioneel gebied. Gevolgen van eigen gedrag voorzien, doordacht handelen, zich inleven in de gevoels- of gedachtewereld van een ander, initiatief nemen, (sociale) problemen oplossen, flexibel en genuanceerd omgaan met sociale regels, waarden of normen, zijn ontwikkelingstaken die vele dove kinderen moeilijker dan horende leeftijdgenoten realiseren. Soms leidt de combinatie van ontwikkelingsproblemen met verwenning, verwaarlozing, bijkomende handicaps of neurologische problemen tot echte gedrags- of emotionele problemen. De kinderen of de omgeving ervaren het sociaal-emotioneel functioneren dan als problematisch.
Rust en ontspanning: Het kost hen veel energie om alle prikkels van de dag te verwerken. Leer hen rust en ontspanningsmomenten in te bouwen.
VZW CANISHA: hoorhond of signaalhond
Een hoorhond is getraind om te reageren op geluiden. Door lichamelijk contact zal een hoorhond signaleren wanneer er een geluid is en waar het vandaan komt. Hij kan dat zowel binnenshuis (thuis of in een ander gebouw) als onderweg. Een hoorhond kan ook signaleren wanneer er iets gevallen is en berichten overbrengen.
Deze gratis app vertaalt geselecteerde kinderboeken naar gebartentaal. Een steuntje in de rug voor dove kinderen bij het leren lezen.
App Story Sign:
Lezen is een uitdaging voor dove kinderen om verschillende redenen. Ze kunnen hun moeder of vader niet horen, wanneer deze verhaaltjes voorlezen voor het slapengaan. Of wanneer de leraar woorden uit een boek voorleest. Bovendien is gebarentaal helemaal anders dan gesproken en geschreven taal. Dit betekent dat dove kinderen moeite hebben om het gedrukte woord te koppelen aan de concepten waar die woorden voor staan. Met StorySign kunnen we hier verandering in brengen.
App AVA:
Ava: Van spraak naar tekst. De Ava-app ondertitelt live wat de leerkracht zegt. Deze digitale ondertitelaar zorgt voor toegankelijke communicatie voor dove en slechthorenden. Gebruik: Ava zorgt voor real-time ondertiteling bij elk gesprek via smartphone, tablet of laptop. Lesgever hangt de mic aan het oor en praat. De leerling krijgt de text in real-time op zijn scherm. De leerling moet dus snel kunnen lezen. De app filtert wel ballastwoorden weg.
Vraag en aanbod bij motorische ontwikkeling
Orthopedagogische vraag
Over het algemeen blijkt uit onderzoek dat kinderen met een auditieve beperking vaak vertragingen
ervaren in hun motorische ontwikkeling in vergelijking met horende kinderen. Dit kan verschillende
oorzaken hebben, zoals een gebrek aan stimulatie en interactie met hun omgeving, evenals fysieke en
emotionele problemen die vaak gepaard gaan met gehoorverlies. Ze ervaren daarnaast ook meer evenwichtsproblemen.
Er zijn echter ook studies die aantonen dat kinderen met een auditieve beperking geen significant
verschil vertonen in hun motorische ontwikkeling in vergelijking met horende kinderen. Dit kan te
maken hebben met de mate en het type gehoorverlies, de leeftijd waarop het gehoorverlies optreedt
en de beschikbare ondersteuning en interventies.
Orthopedagogisch aanbod
Over het algemeen benadrukken onderzoekers het belang van vroege interventie en het bieden van
ondersteuning op maat om de motorische (zowel de grove als de fijne) ontwikkeling van kinderen met een auditieve beperking te bevorderen. Dit kan bestaan uit fysiotherapie, bewegingsprogramma's, sensorische integratietherapie en andere interventies die gericht zijn op het verbeteren van de motorische vaardigheden van deze kinderen.
Enkele tips hierbij:
Maak gesproken taal toegankelijker door gebruik van gezichtsuitdrukkingen, tonen van mondbeeld, akoestiek,
Laat kinderen zelf bedenken wat ze nodig hebben en help hen vervolgens bij de uitvoering ervan
Leer het kind mogelijke hulpmiddelen te gebruiken in verschillende situaties
Zorg voor een veilige omgeving, maak duidelijk dat het ok is om fouten te maken
Overige hulpmiddelen en methodieken
Licht- en trilwekker
Hoorhond
Ringleiding
Een ringleiding zorgt ervoor dat slechthorenden met een hoortoestel het geluid van televisie, radio of het geluid in bijvoorbeeld een concertzaal of kerkgebouw kunnen beluisteren zonder storend omgevingsgeluid. Een luisteraar met een hoortoestel of cochleair implantaat kan gebruikmaken van de ringleiding door het toestel op de T-stand te zetten. Het geluidssignaal wordt aangesloten op een ringleidingversterker. Deze versterker zendt het geluidssignaal door een draad (de ring) die in lussen langs plint of plafond is aangelegd. Door middel van inductie ontvangt het hoortoestel het signaal uit de ringleiding.
Vaak vindt men bij de toegangsdeur van een zaal het bordje "Ringleiding aanwezig".
Een mogelijk bezwaar van het ringleidingsysteem is dat het alleen mono geluidsweergave mogelijk maakt.
FM-apparaat met micro voor spreker en rechtstreekse input in hoorapparaten
Via een radiofrequente FM-verbinding of Bluetooth kan er ook stereo ontvangen worden
Gebarentolk, schrijftolk, orale tolk, afstandstolken



Een groot aantal ouderen kampt met slechthorendheid, maar de impact hiervan wordt vaak onvoldoende erkend door henzelf en hun omgeving. Het is cruciaal te begrijpen dat gehoorverlies niet altijd gepaard gaat met een afname van verstandelijke vermogens. Ouderen voelen zich al snel buitengesloten en hebben behoefte aan medeleven en contact. Daarom is het belangrijk om hulpmiddelen voor slechthorendheid optimaal te benutten. In veel woonzorgcentra zijn de akoestische omstandigheden echter ongunstig, wat de communicatie bemoeilijkt.
2.8 Tendensen en actualiteit

Mensenrechten: erkenning van Vlaams gebarentaal heeft deuren geopend voor recht op Vlaamse gebarentaal (nu vaak een tekort aan gebarentaaltolken).
Zorgtechnologie: verandert de doelgroep en heeft vraag veranderd, zelfs voor doofgeboren kinderen is door de CI gesproken taal toegankelijk geworden.
2.9 Ondersteuningsplan
Horende ouders met dove kinderen
1. Kennis

Voor de ouders:
Voldoende kennis verwerven over
Gehoorverlies, CI, Communicatie met kind met CI.
Oorgroep: Ouders van dove gemplanteerde kinderen kunnen hier medische, praktische en technische informatie krijgen over CI alsook uitleg betreffende het gebruik van een CI en FM-apparatuur. Kennis met als doel: meer zelfvertrouwen in rol als opvoeder en hechte band met kind ontwikkelen.
ONICI: op de website verschaft ONICI de recentste informatie over cochleaire implantatie. Per e-mail verspreidt ONICI twee maal per jaar een nieuwsbrief met veel interessante weetjes en vermelding van allerhande CI-activiteiten in Vlaanderen. ONICI organiseert eveneens verschillende lezingen, workshops en studiedagen voor alle betrokkenen die met de opvoeding van en het onderwijs aan dove kinderen met CI bezig zijn, o.a. ook voor ouders en leerkrachten. Via ONICI is het eveneens mogelijk heel wat revalidatiemateriaal te verkrijgen
VLOK-CI: is een Vlaamse vereniging van en voor ouders van dove en slechthorende kinderen en heeft respect voor ieders situatie en communicatiekeuze (gesproken taal, VGT, Nederlands met Gebaren, ondersteunende gebaren, gebruik van lipbeeld,...). Een goede communicatie, onder welke vorm ook, is immers essentieel voor elk kind.
Horen met CI: Om zoveel mogelijk informatie omtrent CI, die in de wereld beschikbaar is op n site te centeren, en dit zowel voor Belgi als voor Nederland, is www.horen-met-ci.be ontstaan. Deze site is opgericht door Lander Vanderstraeten-Sintobin, een jonge informaticus die al op de volwassenen leeftijd zijn CI kreeg.

Voor de leerkrachten:
Onderwijspakket
Boeken voorlezen over communicatie met dove, bijvoorbeeld: Omgaan met slechthorendheid: gehoord worden van Annemiek Deij: waarin veel nuttige, praktische tips te vinden zijn over communicatie met dove en slechthorende leerlingen en over het belang van de kwaliteit van de omgeving, en dit zowel in de kleuterschool, lagere en middelbare school.
Bijscholing voor begeleider/juf

Voor de slechthorende, dove:
Psycho-educatie; zelf begrijpen wat doof of slechthorend zijn is.
FF luisteren werkboek voor dove/slechthorende kinderen. Kind leert over zichzelf vertellen.

2. Ondersteuning (opvoeding)

Vaste thuisbegeleider
Hulpvragen ouders
Belangenbehartiger onderwijs
Psychologische hulp voor kind
Contact met gelijkgezinden
Horende ouders met dove kinderen
Horende brussen van dove kinderen
Kajong voor dove kinderen: Kajong is de afkorting van KAmeleon JONG. Deze benaming is gekozen omdat kameleons hun kleur steeds veranderen naargelang hun omgev

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document