Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: luvo - 3 weken geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: De term 'visueel beperkt' is inclusiever omdat het verschillende niveaus van visuele beperkingen omvat, in plaats van specifiekere termen die mogelijk niet alle gradaties vertegenwoordigen.
We kijken naar de persoon als individu en beseffen dat de visuele beperking slechts n van de vele aspecten van iemands identiteit is.
Visueel waarnemen omvat diverse functies zoals:
Lichtzien - licht(over)gevoeligheid
Gezichtsscherpte: Vormzien waarnemen van vormen en details, gemeten met gezichtsscherpte (acies visus)
Kleurenzien
Gezichtsveld: datgene wat in n oogopslag gezien kan worden van een visuele scne
Accommoderen: kunnen scherpstellen op objecten dichtbij of veraf
Licht-donker adaptatie
Contrastgevoeligheid
Binoculair zien: waaronder fuseren van de beelden van beide ogen samen en diepte zien
Oogbewegingen: waaronder volgen van bewegende objecten en gericht verleggen van de focus.
Deze functies zijn essentieel in oftalmologische en etiologische classificaties, die stoornissen benadrukken, terwijl een functionele classificatie uitgaat van de beperkingen en mogelijkheden van de persoon.
Oftalmologische indeling
De medische definitie en classificatie van visuele beperkingen zijn gebaseerd op het vaststellen of meten van het visuele waarnemingsvermogen, waarbij met name de gezichtsscherpte en het gezichtsveld van belang zijn voor de officile definitie van slechtziendheid en blindheid. Ernstige stoornissen van n of beide van deze aspecten leiden tot het labelen van iemand als een persoon met visuele beperkingen, wat dagelijkse beperkingen kan veroorzaken.
Gezichtsscherpte (Visus)
De gezichtsscherpte of visus, maakt het mogelijk om de details en vormen van objecten te onderscheiden. Het is de maatstaf voor het waarnemen van twee dicht bij elkaar gelegen punten op bepaalde afstand ofwel de maatstaf voor de kleinste details die iemand nog kan onderscheiden.
Gezichtsscherpte wordt bepaald door de grootte van het kleinste object dat op een bepaalde afstand duidelijk gezien kan worden. Hierbij spelen grootte en afstand van het object een rol en bepalen zo de grootte van het netvliesbeeld. Ogen worden afzonderlijk en samen getest. We meten het beeld van veraf en dichtbij. Onderzoek gebeurt aan de hand van verschillende grootte van letters en figuren te tonen. Vaak worden E-figuren in allerlei richtingen gedraaid (veel gebruikt meetinstrument).
De gezichtsscherpte wordt dus uitgedrukt in een breuk:



Voorbeelden:
Iemand met een normale gezichtsscherpte heeft een visus van 6/6 of 1.
De breuk 1/6 betekent dat de persoon pas op 1 meter afstand ziet wat een normaalziende op 6 meter kan zien.
De gezichtsscherpte voor veraf wordt gemeten door de oogarts of door een optometrist / opticien. Hiervoor gebruikt hij / zij de letterkaart. Iedere letterkaart is gestandaardiseerd voor een bepaalde afstand: 3, 5, of 6 meter.
De gezichtsscherpte voor dichtbij ofwel leesvisus wordt gemeten met leeskaarten op 30 cm afstand, maar vanwege de verminderde betrouwbaarheid worden alleen resultaten van verzicht gebruikt voor formele visusbeoordeling. Leeskaart Monoyer voor optometrie: de leesvisus kan worden bepaald met een speciale letterkaart voor korte afstand, of met iedere andere leestekst die voorhanden is (telefoonboek, spoorboekje, krant).
Na de leeftijd van ongeveer 45 jaar wordt ook de sterkte van het leesdeel van de bril bepaald. In de bril wordt dan het leesdeel geslepen. Men kan kiezen uit een aparte leesbril, een bifocale bril of een multifocale bril.
Voor het meten van de visus van heel jonge kinderen (rond 12m) of kinderen met meervoudige beperkingen, gebruikt men een geautomatiseerd auto- en photorefractometer. Deze geeft aanduiding van de ernst van de problemen. Het is nodig om deze test doorheen de jaren te herhalen voor zekerheid. Bij jonge kinderen gebruikt men een leeskaart met figuurtjes in plaats van letters.




Iemand die met correctie van een bril of lenzen optimaal ziet is niet slechtziend.
Deze indeling komt vaak niet overeen met de werkelijkheid, lang niet alle visuele beperkingen kunnen worden vastgelegd door het meten van gezichtsscherpte. Om deze reden is het belangrijk om ook het gezichtsveld te bepalen.
Gezichtsveld
Het gezichtsveld is het totale gebied dat overzien kan worden wanneer het hoofd en de ogen volkomen stil worden gehouden. De gezichtsvelden van beide ogen overlappen elkaar deels. We zien alleen scherp in het centrale gezichtsveld, dankzij de gele vlek in het centrale deel van ons netvlies, waar voornamelijk de kegeltjes liggen waarmee we scherp zien in het daglicht en kleuren zien. Met de rest van ons netvlies zien we onscherp, wat ons perifeer gezichtsveld wordt genoemd.
Dit speelt de rol van een waarschuwingsapparaat en is noodzakelijk voor orintatie. Wanneer we iets belangrijks waarnemen in ons gezichtsveld, draaien we onze ogen en valt het beeld op de gele vlek, waardoor we scherp kunnen zien. Het gezichtsveld wordt meestal afzonderlijk bepaald voor elk oog.

Het meten van het gezichtsveld gebeurt met een perimeter, een koepel met centraal een spiegeltje waarop de persoon zijn blik moet fixeren. Ondertussen beweegt een lichtje door de koepel. De persoon geeft aan wanneer hij het lichtje waarneemt, zonder ernaar te zoeken. Het meten van het gezichtsveld met een perimeter vraagt concentratie en een goede medewerking en is daarom pas vanaf de leeftijd van 6 jaar met enige betrouwbaarheid uit te voeren. Op jongere leeftijd tracht men een inschatting te maken door een aantrekkelijk voorwerp in het gezichtsveld van het kind te bewegen. Ander diagnostisch onderzoek is bijvoorbeeld: een hoornvlies scanner, gezichtsveldmeter, OCT-Scan of een tonometer.
Het gezichtsveld is in horizontale projectie 160 en in verticale projectie 130.
o Gezichtsveld gezond oog = 140 > gezichtsveld beide ogen = 180
o Blind persoon = 10 of minder
o Zwaar slechtziend persoon = tussen 10 en 20
o Matig of licht slechtziend persoon = minder dan 180, meer dan 20
In Belgi wordt een persoon als blind beschouwd als deze een gezichtsscherpte heeft van 0 of minder dan 1/20 voor het beste oog en/of als het gezichtsveld is gereduceerd tot 10 of minder. Dit alles gemeten met bril of lenzen met het beste oog. Blind volgens WHO: Totaal blind: helemaal geen lichtwaarneming. Blind: gezichtsscherpte is maximaal 2%. Maatschappelijk blind: gezichtsscherpte is tussen de 2 en 5%.
Graad 1 en 2 worden aangeduid als slechtziendheid, terwijl graden 3, 4 en 5 worden beschouwd als blindheid.



Indeling volgens de lokalisatie van het letsel
Visuele stoornissen kunnen ook worden ingedeeld naar de plaats waar de stoornis zich voordoet. De locatie van de stoornis kan verschillende gevolgen hebben.
Het visuele systeem omvat de ogen, de oogzenuwbanen en de hersengebieden die de prikkels verwerken en doorsturen. Het ontvangt informatie uit de omgeving: beelden die binnenkomen, worden geprojecteerd op het vlies aan de binnenzijde van het oog: het netvlies. Het netvlies zet beelden om in elektrische impulsen. De oogzenuw geeft deze impulsen door aan de hersenen, waar ze gelezen en verwerkt worden. Op verschillende plaatsen in het visuele systeem kunnen dus stoornissen optreden die gevolgen hebben voor het zien.
Zien is een complex proces waarbij het visuele systeem informatie uit de omgeving opvangt, verwerkt en interpreteert om een bewust begrip van de wereld om ons heen te vormen. Zien is niet alleen het ontvangen van visuele prikkels, maar ook het interpreteren en begrijpen van deze prikkels om een nauwkeurig beeld van onze omgeving te vormen.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten visuele stoornissen (of beide):
1. Oculaire stoornissen (OVS): Stoornissen die zich voordoen in de ogen en oogspieren, zoals:
Maculadegeneratie
Ablatio retina: netvliesloslating
Retinitis pigmentosa: kokerzicht
Cataract
Nystagmus
Glaucoom
2. Cerebrale visusstoornissen (CVS) of Cerebrale visuele inperking (CVI): Stoornissen die zich voordoen in de gezichtsbanen of het optisch centrum in de hersenen
Na een oftalmologisch onderzoek kan een gespecialiseerd multidisciplinair team de diagnose CVI stellen.
Functionele indeling
Een functionele diagnostische benadering geeft de nodige aangrijpingspunten voor een juiste begeleiding. Deze begeleiding baseert zich op het resterend gezichtsvermogen. Naargelang het resterende gezichtsvermogen gaat de persoon anders om met zijn beperking.
Het begrip functionele visuele efficintie beschrijft hoe goed een persoon gebruik maakt van de beschikbare gezichtsresten. Men kijkt dus naar wat iemand nog kan, door onderscheid te maken tussen het volgende:
Personen die geen enkele visuele reactie tonen
Personen met minimale visuele reacties. De mogelijkheid bestaat om door medisch ingrepen of door stimulering van het visueel systeem tot enige verbetering te komen in het visueel functioneren -> worden als blind gediagnosticeerd
Personen die zich visueel kunnen orinteren en toch stoornissen vertonen in gezichtsscherpte, gezichtsveld of kleurzicht. -> wordt aangeduid als slechtziend
Het visueel profiel omvat alle aspecten die te maken hebben met het zien en de slechtziendheid van een persoon. Dit profiel vormt een samenhangend geheel van informatie over de mogelijkheden en beperkingen van iemands visuele waarneming. Deze nadere uitwerking van het begrippenkader van ICF bevat gegevens over: ziekten of aandoeningen, functionele stoornissen, de moeilijkheden die iemand ervaart bij het uitvoeren van handelingen als gevolg van visuele stoornissen (activiteiten), participatie en omgevingsfactoren.
Aan het einde van de onderzoeks- en observatiefase vat elke medewerker van het ambulante team zijn gegevens samen in een gezamenlijk formulier: Multidisciplinaire bevindingen. Het ambulante team formuleert vervolgens de verbinding tussen de observatie- en onderzoeksgegevens in de integrale conclusie. De integrale conclusie is dus geen knippen en plakken van eerder genoteerde feiten. Het is een korte beschrijving van de samenhang tussen visuele functies, verstandelijke beperking, het huidige gedrag, de invloed van de externe factoren en de huidige activiteiten.
1.2 Etiologie
Om de oorzaken van blindheid of slechtziendheid te begrijpen is het belangrijk te kijken naar de lokalisatie van het letsel. Naast de locatie zijn er nog tal diverse zaken die leiden tot een visuele beperkingen en begeleidingsmogelijkheden.
Enkele voorbeelden:
Erfelijke factoren -> veel oogaandoeningen zijn erfelijk bepaald (retinitis pigmentosa)
Problemen tijdens zwangerschap (toxoplasmose)
Problemen rond de geboorte (zuurstoftekort)
Verwonding en vergiftiging -> prematuren
Chronische ziekten (diabetes mellitus, nierziekten en vaatafwijkingen)
Tumoren in het netvlies
Neurologische ziekten (multiple sclerose)
Hersenletsel na trauma
Veroudering
Sommige aandoeningen ontwikkelen langzaam, terwijl andere zich juist snel ontwikkelen. Bij sommige personen ontstaan een visuele beperking plotseling, terwijl dit bij andere dan weer geleidelijk aan verergert. Sommige mensen hebben in het verleden wel kunnen zien, terwijl andere nooit een visuele waarneming hebben ervaren.
Onderstaande oogziekten kunnen leiden tot slechtziendheid en blindheid:
1. Glaucoom: een aandoening waarbij de druk in het oog verhoogd is, wat kan leiden tot schade aan de oogzenuw en uiteindelijk tot slechtziendheid of blindheid.
2. Leeftijdsgebonden maculadegeneratie: een aandoening waarbij het centrale deel van het netvlies beschadigd raakt waardoor een verlies van het centrale gezichtsvermogen optreedt.
3. Diabetische retinopathie: de bloedvaten in het netvlies raken beschadigd als gevolg van diabetes, ook dit leidt tot slechtziendheid of blindheid.
4. Cataract: de ooglens wordt troebel, wat leidt tot een verminderd zicht en uiteindelijk blindheid.
5. Netvliesloslating: een aandoening waarbij het netvlies losraakt van de achterkant van het oog, er is een plotseling verlies van het gezichtsvermogen in het desbetreffende oog.
Cerebrale Visuele Inperking (CVI)
CVI is een verzamelnaam voor visuele beperkingen die worden veroorzaakt door schade of letsel aan de hersenen. In dit geval functioneren de ogen normaal, maar heeft men het moeilijk om visuele informatie te verwerken en interpreteren. Het herkennen van CVI is soms lastig, want mensen met een cerebrale visuele stoornis wekken vaak niet de indruk slechtziend te zijn. Toch kun je uit het gedrag van de clint opmaken dat er iets aan de hand is met het zien. Vaak zie je bijzonder kijkgedrag bij mensen met CVI, zoals: richten blik, aandachtspanne, houding of omgeving.
CVI kan moeilijkheden veroorzaken bij het identificeren van kleuren, het onderscheiden van details, het begrijpen van bewegingen en diepte of het herkennen van gezichten. Het zorgt dus voor problemen met de visuele waarneming in verschillende omgevingen of situaties.
Het kan verschillende oorzaken hebben: hersenletsel bij de geboorte, infecties, traumas of andere neurologische aandoeningen. De symptomen kunnen variren van mild tot ernstig en zijn afhankelijk van de locatie en de omvang van de hersenbeschadiging.
Er is geen remedie voor CVI, er zijn wel verschillende therapien en strategien die kunnen helpen bij het verbeteren van de visuele functie en het dagelijks functioneren. Door vroegtijdige stelling van de diagnose kan de beperking worden verminderd of gecompenseerd.
Albinisme
Albinisme is een erfelijke aandoening waarbij er onvoldoende pigment wordt aangemaakt in de huid, ogen en haren. Een afwijking in de ontwikkeling van het netvlies leidt tot een verminderd gezichtsvermogen en lichtgevoeligheid. Er bestaan verschillende vormen albinisme, die elk gekenmerkt worden door specifieke symptomen.
Deze personen hebben vaak extra ondersteuning nodig om hun dagelijkse activiteiten te kunnen uitvoeren en om hun gezondheid te beschermen. Psychologische ondersteuning kan soms nodig zijn om met de gevolgen om te kunnen gaan.
Deze personen worden vaak geconfronteerd met vooroordelen en discriminatie. In bepaalde culturen wordt dit als bijgelovig of gevaarlijk beschouwd, dit kan tot ernstige sociale en psychologische problemen leiden.
1.3 Prevalentie
Vanwege de verspreide registratie is er geen eenduidig beeld van het aantal personen met een visuele beperking. In Belgi heeft ongeveer 1% (110.000 mensen) van de bevolking een visuele beperking volgens het WHO. Ongeveer 250 miljoen personen met een visuele beperking in 2015, dit vooral in ontwikkelingslanden waar de medische voorziening beperkt is. In Westerse landen is het grootste deel boven de 50 jaar.
1.4 Ondersteuning vanuit het werkveld
(Enkele kunnen kennen en weten waarvoor je er terecht kan)
Diensten en voorzieningen die in functie staan van deze doelgroep:
Kind en Gezin
Medisch: Oogarts, optometrist
Vroeg begeleiding, thuisbegeleiding
Onderwijs: type 6: kinderen met een visuele beperking -> ondersteuning voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften
Centrum voor visuele revalidatie
Heropleiding volwassenen
Wonen
Werk
Vrije tijd: Brailleliga, blindenzorg licht en liefde
Dienst ondersteuningsplan (DOP) of bijstand organisaties: ondersteuning bij vraagverheldering en aanvraag.
Revalidatiecentra:
Doorverwijzing (NRTH)
Voorwaarden:
Oogheelkundig attest
Visus niet voor verbetering vatbaar; multidisciplinaire aanpak
Doel: functionele toestand/zelfredzaamheid van persoon verbeteren
Er zijn ook nog verschillende internationale organisaties waar Belgi deel van uitmaakt in het kader van samenwerking, sensibilisering, ondersteuning en capaciteitsversterking.
De revalidatiecentra bieden verschillende vormen van begeleiding en behandeling aan, waaronder:
Opleiding en training in het gebruik van hulpmiddelen zoals een brailleleesregel of computerprogramma's voor slechtzienden.
Opleiding en training in het gebruik van mobiliteitshulpmiddelen, zoals een taststok of geleidehond.
Psychologische ondersteuning en begeleiding voor de persoon met visuele beperking en zijn of haar familie.
Training en begeleiding op het gebied van dagelijkse activiteiten, zoals koken, persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken.
Training en begeleiding op het gebied van werk, onderwijs en vrijetijdsactiviteiten.
1.5 Visuele beperking en orthopedagogische ondersteuning
Een goed visueel vermogen is van belang bij betrekking tussen mens en omgeving. Blindheid heeft een grote impact op de algehele ontwikkeling, geen van de andere zintuigen biedt dezelfde complexiteit aan informatie als het zicht. Bij aangeboren blindheid is er geen voorstellingsvermogen aanwezig, bij verworven blindheid verdwijnt het visueel geheugen na enige jaren.
Er kan sprake zijn van comorbiditeit waarbij meerdere beperkingen elkaar benvloeden en het ingewikkeld is om te ontdekken welke beperking welke ontwikkeling verhindert. Bedreiging in de ontwikkeling is vooral aanwezig wanneer de omgeving niet voldoet aan de behoeften van personen met een visuele beperking.
Orthopedagogische vraag en aanbod
Als PGO willen we genuanceerd naar beperkingen kijken en zowel oog hebben voor de risico- als voor de protectieve factoren. Hier enkele risicofactoren en protectieve factoren die voortkomen uit visuele stoornissen.
Orthopedagogisch grondplan: compensatie op drie niveaus:
Client: Op het micro-niveau gaat het om de individuele persoon met zijn of haar visuele beperking en hoe deze beperking invloed heeft op zijn of haar ontwikkeling. Vaardigheden van de clint. Met compensatiemogelijkheden op clintniveau bedoelen we de vaardigheden van de clint met betrekking tot het inzetten van het cognitieve vermogen, het gehoor, de tastzin, de reuk, de smaak en de restvisus.
Clientsysteem: Op het meso-niveau gaat het om de directe omgeving van de persoon, zoals de school, het werk, de buurt of de familie. Kennis, vaardigheden en attitude van de primaire begeleiders van de clint (clintsysteem). Hierbij gaat het om de interactie tussen de clint en de mensen in zijn omgeving. Uiteraard spelen ook interpersoonlijke vaardigheden van de clint een rol, maar bij compensatiemogelijkheden doelen we vooral op de rol, de attitude en de ondersteuning uit het persoonlijke netwerk van de clint, inclusief die van de primaire begeleiders.
Fysieke omgeving: Op het macro-niveau gaat het om de bredere maatschappelijke context en omgeving waarin de persoon met de visuele beperking leeft. Regelgeving en wetten. De fysieke omgeving van de clint. Hiermee bedoelen we de aanpassingen die de leefomgeving van de clint overzichtelijk en veilig maken: verlichting, contrast, indeling van de ruimte, aanpassing materialen en hulpmiddelen.
Vraag en aanbod bij motorische ontwikkeling
Vraag:
De motorische ontwikkeling verloopt bij kinderen met een visuele stoornis anders. Kinderen met een visuele beperking verwerven alle belangrijke motorische vaardigheden maar vaak met enige vertraging en soms in een andere volgorde. Ze kunnen minder informatie opdoen over de wereld rondom zich. De actieve motorische deelnamen zoals wandelen, reizen en sporten is vaak beperkter.
Achterstanden in de motorische ontwikkeling kunnen verklaard worden vanuit een gebrek aan stimulerende prikkels die het kind uitlokken om te exploreren. Als kinderen met visuele beperkingen voldoende worden gestimuleerd en de ruimte hebben om te blijven oefenen, hoeven ze geen ontwikkelingsachterstand op te lopen in hun motorische ontwikkeling. Daarnaast bestaat de kans op het ontwikkelen van stereotiepe bewegingen, namelijk blindismen. Het zijn bewegingen die regelmatig en onbewust herhaald worden (ter plaatse springen, romp voor en achter wiegen, hoofdschudden, ). Deze bewegingen kunnen een manier zijn van spanning uiten of dienen om de omgeving te verkennen of om informatie te verkrijgen over de ruimte om hen heen.
De manier waarop een kind motorisch ontwikkelt hangt sterk samen met het temperament en de stimulatie door de omgeving. Er is een verhoogd risico op letsel door een te hoge spierspanning in hun ledematen, veroorzaakt doordat ze zich voortdurend waakzaam en voorzichtig moeten bewegen.
Aanbod:
De motorische ontwikkeling van kinderen met een visuele beperking wordt sterk benvloed door temperament en omgevingsstimulatie, waarbij activiteiten gericht op zowel grove als fijne motoriek van belang zijn. Aanpassingen aan de omgeving (infrastructuur) zijn cruciaal voor mobiliteit, terwijl verschillende visies en methodieken worden toegepast in de begeleiding, zoals
Gedragstherapeutische visie; waarbij blindisme wordt gezien als een vorm van tics, dit zijn motorische en vocale explosies van gedrag. Deze komen meer voor bij vermoeidheid, spanning en opwinding. Een afname is gemerkt bij ontspanning en activiteiten.
Osteopathie benadering; waarbij blindisme wordt gezien als uitlaatklep om teveel aan prikkels te verminderen. Stereotiepe bewegingen zijn betrouwbare prikkels ten opzichte van onbetrouwbare prikkels van buitenaf.
Mindfulness: waarbij meditatie wordt toegepast om bewustzijn van de stereotiepe bewegingen te vergroten en rust te vinden. Relaxatietechnieken zijn behulpzaam bij blindisme.
Het begrip en de acceptatie van blindisme als functioneel gedrag is belangrijk, terwijl er tegenwoordig veel activiteiten en sporten beschikbaar zijn voor mensen met een visuele beperking dankzij groeiend bewustzijn en technologische ontwikkelingen.
Specifiek aangepaste sporten:
Tandem
Torbal
Skin
Zwemmen
Muurklimmen
Showdown
Vraag en aanbod bij sociaal-emotionele ontwikkeling
Vraag:
Het hebben van een visuele beperking hoeft geen risico te vormen voor een normale sociaal-emotionele ontwikkeling. Problemen kunnen echter ontstaan wanneer de omgeving niet het juiste aanbod biedt en onvoldoende kansen geeft om de ontwikkeling te stimuleren. De sociaal-emotionele ontwikkeling kan wel anders verlopen dan bij kinderen zonder een visuele beperking. Deze kinderen hebben een meer bewuste stimulatie nodig.
Voornaamste risicos:
Gebrek aan wederzijds visueel contact of ogentaal (Glimlachen en oogcontact zijn basis van een opvoeder-kind relatie. Wanneer oogcontact wegvalt, verloopt interactie anders en minder spontaan. Nemen minder op en over van gelaatsuitdrukkingen.)
De oogtaal is afwezig. De ernst van de visuele beperking speelt een grote rol bij contact en momenten van gedeelde visuele aandacht.
Blindheidsmasker (Kunnen geen gelaatsuitdrukkingen imiteren, spieren rond ogen en wenkbrauwen minder ontwikkeld, hebben een zwakkere gezichtsuitdrukking ontwikkeld)
Meer auditieve spelen verbale koord (Als kinderen niet voldoende gestimuleerd worden, kunnen ze zich afsluiten in hun eigen wereld. Het kind probeert de visuele verbinding te compenseren met verbaal en auditief gerichte communicatie. Het praat en vraagt dan aan n stuk door, zo weet het dat de opvoeder nabij is en aandacht toont.)
Gebrek aan vertrouwen (Ze hebben moeilijkheden om lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen te interpreteren. Het uiten van boosheid is moeilijk omdat ze zich te afhankelijk voelen van hun verzorgingsfiguren.)
Er zijn verschillende uitdagingen waar personen met een visuele beperking mee geconfronteerd worden bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het opbouwen van relaties.
Enkele uitdagingen:
Beperkte toegang tot visuele informatie: bv gezichtsuitdrukkingen
Moeilijkheden bij het initiren van contact: ze weten niet of iemand wel of niet beschikbaar is om mee te praten.
Beperkte toegang tot visuele communicatiehulpmiddelen: bv gebruik van emojis of het bekijken van videos zijn vaak niet beschikbaar voor mensen met visuele beperkingen.
Begeleiders kunnen deze personen helpen door hen te ondersteunen bij het identificeren van hun sterke punten en door middel van sociale vaardigheidstraining. Ze kunnen ook helpen bij het identificeren van geschikte groepsactiviteiten en kunnen technologien en andere hulpmiddelen aanbevelen die de communicatie en interactie kunnen verbeteren.
Jongeren met een visuele beperking kunnen moeite hebben met hun seksualiteit te begrijpen en te uiten vanwege de beperkingen die ze ervaren in hun sociale interacties en emotionele ontwikkeling. Deze beperking kan ook van invloed zijn op de ontwikkeling van het lichaamsbeeld en zelfbeeld van de jongeren.
Aanbod:
Het is cruciaal om maatwerk te bieden en realistische verwachtingen te stellen aan kinderen met een visuele beperking, om te voorkomen dat ze overvraagd worden of juist te weinig gestimuleerd. Ze hebben extra hulp nodig bij het verkennen van verschillende materialen en spelen op hun eigen tempo en manier, wat hun zelfvertrouwen en onafhankelijkheid bevordert. Het beperken van toegang tot materialen kan frustratie veroorzaken, terwijl het aanbieden van stimuli voor andere zintuigen zoals snoezelen en rinkelballen kan bijdragen aan hun ervaringen en ontwikkeling.
Personen met een visuele beperking kunnen emoties begrijpen en uiten via andere zintuigen zoals gehoor, tast en geur. Ze interpreteren stemintonatie, ademhaling, lichaamstaal en geur, en kunnen ook gebruik maken van braille en vergrote afbeeldingen. Het aanleren van sociale vaardigheden en het gebruik van concrete taal is belangrijk om te begrijpen en zich uit te drukken. Het imiteren van situaties en relaties, bv door middel van rollenspelen, kan een stimulans zijn voor de sociale ontwikkeling van oudere kinderen.
Begeleiders kunnen personen met een visuele beperking helpen bij het begrijpen en uiten van emoties door middel van verschillende strategien, zoals:
Het gebruiken van concrete en duidelijke taal om emoties uit te leggen
Het aanleren van sociale vaardigheden en het oefenen van situaties waarin emoties
voorkomen
Het gebruik van meervoudig-zintuigelijke aanpakken om emoties te begrijpen en uit te
drukken, zoals het gebruik van geuren, tast en geluiden.
Het aanmoedigen van het gebruik van technologien die speciaal ontworpen zijn voor personen met een visuele beperking, zoals spraaktechnologien en audiodescriptie
Personen met een visuele beperking hebben verschillende niveaus van ondersteuning nodig bij het begrijpen en uiten van emoties. Als begeleider is het cruciaal om te focussen op compensatiemogelijkheden en activiteiten die hun vertrouwen vergroten. Concrete tips over omgang zijn essentieel, aangezien personen met een visuele beperking soms hun beperking verbergen, wat tot frustratie kan leiden. Ze kunnen contact maken en relaties opbouwen via verschillende methoden:
Non-verbale communicatie: Gebruik van aanraking, stemintonatie, geur en lichaamstaal.
Technologische hulpmiddelen: Zoals spraaktechnologie en schermlezers.
Sociale vaardigheidstraining: Oefeningen in non-verbale communicatie en sociale interactie.
Groepsactiviteiten: Deelname aan sport, kunst en theater om sociale vaardigheden te ontwikkelen.
Vraag en aanbod bij cognitieve ontwikkeling
Vraag:
Over het algemeen kunnen mensen met een visuele beperking een normale cognitieve ontwikkeling doormaken, zolang ze ondersteund worden vanuit hun specifieke behoeften en uitdagingen. We hebben het eigenlijk over de ontwikkeling van concepten, mensen zonder beperking verwerken informatie door middel van hun zicht en geven hier betekenis aan. Op gebied van personen met een visuele beperking zijn er enkele belangrijke risicos zoals het ontbreken van visuele informatie, ruimtelijke en oorzakelijke verbanden en verbalisme. Verbalisme is het gebruik maken van woorden waar geen duidelijke begrippen aan zijn gekoppeld.
Volgens PIAGET ontwikkelt objectpermanentie zich bij ziende kinderen tussen 0 en 2 jaar. Bij slechtziende en blinde kinderen is er gemiddeld genomen 10 maanden vertraging in de ontwikkeling van objectpermanentie (= Het besef dat voorwerpen blijven bestaan, zelfs als ze niet worden waargenomen).
Ruimtelijke en oorzakelijke verbanden zijn in eerste instantie gemakkelijker visueel waar te nemen. Bij slechtziende of blinde personen gebeurt de waarneming via losse fragmenten. Desondanks scoren ze toch goed op geheugentests, dit is omdat ze hun geheugen voortdurend trainen om de zelfredzaamheid te bevorderen.
Kijken met je andere zintuigen
Horen: Blinde kinderen herkennen papa, mama en andere mensen heel snel aan hun stem. Ze horen aan de stem ook of iemand blij of boos, verrast of ongerust is. Vaak kennen ze ook je voetstappen! Een auto herkennen ze aan het geluid van de motor. Ook lezen kan met de oren. Luisterpunt is een speciale bibliotheek. Al wie het nodig heeft, kan daar luisterboeken (en brailleboeken) ontlenen.
Voelen: Als je blind bent of heel slecht ziet, is het moeilijk om je weg te vinden. Hoe weet je waar je moet lopen en waar er iets in de weg staat? Blinde kinderen leren hoe ze op straat kunnen lopen met een witte taststok. Ze zwaaien de stok zachtjes voor zich uit en tikken ermee op de grond. Zo voelen en horen ze of ze goed lopen en of er iets in de weg staat. Ze voelen of ze nog op het voetpad lopen of bij de rand van de stoep zijn. Blinde kinderen leren lezen met hun vingers. Dat kan dankzij het voelalfabet (brailleschrift) van Louis Braille.
Ruiken: Blinde kinderen leren hun neus goed te gebruiken. Zo herkennen ze bijvoorbeeld gebakken aardappels, choco of een hyacint. Door de lekkere geur van gebakken brood weten ze dat ze voorbij de bakker wandelen.
Proeven: Heel veel dingen hebben een smaak: zout, zoet, zuur, bitter. (de vijfde smaak, umami) Aan de smaak kun je herkennen wat je eet of drinkt. Blinde kinderen leren hun smaak beter te gebruiken.
Omdat er visueel niks waargenomen kan worden, is het voornaamste nabijheidszintuig de tast. Tast wordt ook wel de haptische waarneming genoemd.
Ding- en vormhaptiek: gebruik van tastzin om objecten te verkennen en begrijpen voor mensen met een visuele beperking. Wanneer objecten te ver weg, klein of te breekbaar zijn kan verbalisme gebruikt worden om de niet-visuele ervaring te beschrijven.
Ruimtehaptiek: gebruik maken van je tastzin, ruimtelijke orintatie, lichaamsbewustzijn en kinesthetische waarneming om je te verplaatsen in gebouwen en op straat. Er wordt mentaal een plattegrond voorgesteld, ze kunnen zich hiermee concentreren en zelfverzekerd zijn. Echolokalisatie kan getraind worden als orintatietechniek. Men kan obstakels vermijden zonder hiervoor een witte stok, geleidehond of GPS nodig te hebben.
Aanbod:
Het is cruciaal om te helpen bij het benutten van compensatiemogelijkheden voor hun cognitieve ontwikkeling, zowel persoonsgebonden als via externe hulpmiddelen. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) biedt ondersteuning en informatie over verschillende hulpmiddelen, waaronder bv smartphones en laptops. Het is echter belangrijk om rekening te houden met individuele aspecten zoals inkomen en leeftijd bij het bieden van zorg op maat.
Daarnaast biedt het VAPH financile ondersteuning voor de aanschaf van deze hulpmiddelen en aanpassingen. Dit kan bijvoorbeeld via het persoonlijke assistentiebudget (PAB), waarbij mensen met een handicap zelf hun ondersteuning en hulpmiddelen kunnen regelen, of via de tegemoetkoming voor hulpmiddelen en aanpassingen (THA), waarbij het VAPH een deel van de kosten vergoedt.
Persoonsgebonden mogelijkheden die gestimuleerd kunnen worden zijn:
Het geheugen
Het ruimtelijke voorstellingsvermogen
Maximaal gebruik van de restvisus
Kijkstrategien
Persoonlijkheidskenmerken
Training in het ontwikkelen van mentale beelden
Andere zintuigen
Het uiteindelijke doel is om kinderen met een visuele beperking in staat te stellen volledig deel te nemen aan de samenleving. Orthopedagogische begeleiders kunnen van onschatbare waarde zijn bij het ondersteunen van personen met een visuele beperking bij het aanleren van vaardigheden en het vergroten van hun autonomie.
Veelgebruikte hulpmiddelen:
Vergrotingssystemen
Time-Timers
Spraakweergave
Piegten (braille-typemachines)
Brailleleesregels op computer
Witte stok, herkenningsstok
Taststok
Geleidehond
GPS-systeem
Allerhande apps
Audiodescriptie
Het grootste hulpmiddel is braille. 6 relifpunten die in kolommen van 3 staan en van 1 tot 6 genummerd worden. Veel blinden en slechtzienden hebben nu vaak ook een iPad, iPhone of apple computer. In apple zijn spraakfuncties die ook vasthangen aan kleine brailleregels.
Onderwijs
Kinderen met een visuele beperking in Belgi hebben diverse onderwijsopties, zoals Type 6-onderwijs, dat specifiek gericht is op kinderen met een visuele beperking van 2,5 tot 21 jaar, of inclusief onderwijs met individueel aangepaste curricula (IAC) waarbij kinderen met een visuele beperking in reguliere scholen onderwijs volgen met extra ondersteuning.
Orthopedagogische begeleiders kunnen binnen het Type 6-onderwijs een rol spelen in het ontwikkelen van aangepaste leerplannen en ondersteuning bieden aan leerlingen. Ze werken vaak met een multidisciplinair team dat bestaat uit leraren, logopedisten, ergotherapeuten, kinesitherapeuten en andere specialisten, dit steeds afhankelijk van de specifieke behoefte van de leerling.
Voor hoger onderwijs bestaat er steun van organisaties zoals Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO), een organisatie binnen Vlaanderen die zich focust op inclusie, maar toegankelijkheid blijft een uitdaging vanwege beperkte ondersteuning en hoge kosten.
Het vinden van werk na de studie kan eveneens moeilijk zijn vanwege stigma's, maar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) biedt ondersteuning en tegemoetkomingen voor werkgevers (Tegemoetkoming Arbeidsbeperking, ArbeidsPost of TAP). Deze tegemoetkoming is bedoeld voor werkgevers die personen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. De TAP wordt uitgekeerd door de Vlaamse overheid en kan aangevraagd worden bij de VDAB.
Dagbestedingscentra spelen een rol in het verbeteren van de levenskwaliteit en zelfstandigheid van mensen met een visuele beperking, met financieringsopties zoals de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP), waarbij de Vlaamse overheid een deel van de aangeboden dienstverlening die wordt aangeboden, financiert, en subsidies van lokale overheden.
1.6 Tendensen en actualiteit















Nu:
Zorgtechnologie: vele hulpmiddelen
Mensenrechten: recht op ondersteuning
Recht op inclusie
Zorgtechnologie:
Jaarlijkse beurs (BrailleTech) lokt veel genteresseerden naar Brussel
Technologische vooruitgang heeft geleid tot een toename tot een aantal beschikbare hulpmiddelen
Veel personen met een visuele beperking zijn onvoldoende op de hoogte van de beschikbare hulpmiddelen en het gebruik daarvan.
Bijvoorbeeld: sociale robots om welbevinden te verhogen of bril voor blinden: camera leest wat er te zien is en herkennen van personen.
Mensenrechten: De weg naar tewerkstelling is er een met veel obstakels. Volgende hindernissen ervaren ze het meest:
1. Mobiliteit
Er zijn tal van moeilijkheden: versperde voetpaden, slecht aangeduide wegenwerken, onlogische routes bij het openbaar vervoer Om deze moeilijkheden het hoofd te bieden, geeft de Brailleliga mobiliteitslessen. Tijdens deze lessen worden de vaste trajecten zoals woon-werkverkeer en vaste routes in de werklokalen aangeleerd.
2. Vooroordelen
Een gebrekkige kennis over de visuele handicap voedt de terughoudendheid bij zowel werkgevers als werknemers. Volgens cijfers van Unia (vroeger het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding) denkt 47% van de Belgen dat een handicap een negatieve invloed zal hebben op de aanwerving van een kandidaat. 81% is voorstander van specifieke maatregelen op de arbeidsmarkt ten voordele van personen met een handicap. De Brailleliga organiseert sensibiliseringssessies op de werkvloer om het mysterie rond de visuele handicap op te klaren. De getuigenis van een werknemer met een visuele handicap kan de sensibilisering meer kracht geven. Zo wordt een open dialoog gecreerd waar iedereen zorgen en problemen op tafel kan leggen en vooral ook samen naar antwoorden en oplossingen kan zoeken.
3. Werkpost
De aanpassing van de werkpost heeft niet alleen te maken met de infrastructuur. Ook de plaatsing van het bureau in een ruimte, de lichtinval en de werkinstrumenten zijn heel belangrijk. De therapeuten van de Brailleliga analyseren iedere situatie en reiken oplossingen aan. Een persoon met een visuele handicap heeft enorm veel in zijn mars!
Inclusie:
Making of 'De wereld binnen handbereik':
Museum met speciale aandacht voor blinden en slechtzienden. Blinde en slechtzienden mochten mee nadenken voor meer aandacht voor de andere zintuigen: geur, tast, horen.
Noemen zichzelf haptische kunstenaar
Federaal actieplan handicap:
VN verdrag is in 2009 al geratificeerd: inclusie op alle niveaus van de samenleving toepassen.
Het actieplan handicap is opgebouwd rond de zes hoofdlijnen van het regeerakkoord en omvat 145 maatregelen, waarvan 46 kernmaatregelen. Het identificeert de hindernissen die personen met een handicap in de weg staan om een volwaardig autonoom leven te leiden en overloopt daarna de voorgestelde maatregelen om ze op te lossen.
Speerpunt toegankelijkheid uit het actieplan:
o Toegankelijkheid gebouwen
o Toegankelijkheid web
o Toegankelijkheid schriftelijke documenten
Sensibiliseringssessies:
De Brailleliga organiseert geregeld sensibiliserings-sessies over de visuele handicap, voor familie en vrienden van een persoon met een visuele beperking maar ook voor professionals die in contact staan met blinde of slechtziende personen.
Vrije tijd:
Jekali is de jeugdbeweging van Licht en Liefde. Elk jaar organiseert ze enkele weekends en een zomerkamp (dit jaar in Poperinge) voor jongeren tussen 13 en 18 jaar. De samenstelling van de groep is uniek: een combinatie van jongeren mt en jongeren zonder visuele beperking.
1.7 Ondersteuningsplan
Als orthopedagogisch begeleider streven we naar een hoge levenskwaliteit voor onze clinten door planmatig en praktijkgericht te handelen. Het opstellen van ondersteuningsplannen voor mensen met een visuele beperking vereist maatwerk, waarbij we rekening houden met individuele behoeften en voorkeuren. Een intakeproces helpt bij het identificeren van zorgvragen en het vaststellen van een passend ondersteuningsplan. Belangrijke aandachtspunten zijn de persoonlijke voorkeuren van de clint, de omgeving waarin zij leven en eventuele andere beperkingen. Het betrekken van de clint bij het opstellen van het plan en het behouden van flexibiliteit zijn essentieel om veranderingen en ontwikkelingen op te vangen.
. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 20.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document