Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: HildeVB - 2 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: 1. DE BABY
1.1. LICHAMELIJK EN MOTORISCH
De organen van een gezonde baby werken prima vanaf de geboorte. Maar de hersenen zijn nog niet volgroeid. Daarom kan een pasgeboren baby nog niet zo goed bewegen.
ZINTUIGEN
De zintuigen van een baby werken goed:
Een baby hoort al goed van voor de geboorte. In de buik reageren babys al op geluiden. Klanken die ze vaak hoorden (stem van moeder, liedjes), herkennen ze meteen na hun geboorte.
Een baby ziet nog niet zo goed. Na n week kan de baby al wat uitdrukkingen op een gezicht zien (van op 25 cm afstand). Na 3 maanden ziet de baby zoals een volwassene. Een baby ziet tijdens de eerste weken nog geen kleuren.
Een baby kan goed ruiken van bij de geboorte. Babys herkennen de geur van hun mama goed. De vertrouwde geur van een knuffel kan rust geven.
Een baby kan ook goed proeven en voelen. Babys houden veel van zoete geuren en smaken. Ze kunnen ook pijn en kou voelen. Ze vinden aanraken en knuffelen heel prettig.
REFLEXEN
Babys hebben vanaf de geboorte een aantal reflexen:
de zuigreflex
de grijpreflex: De baby grijpt alles wat zijn handpalm raakt.
de stapreflex: Zet je de baby rechtop? Dan lijkt het alsof de baby wil stappen. Let op: deze reflex heeft niets te maken met leren lopen.
de schrikreflex: Bij een vallende beweging strekt de baby de armen en benen tegelijk uit.
BEWEGING
We kunnen de ontwikkeling van bewegingen verdelen in 5 stappen:
Kijken: De baby verkent de wereld door te kijken.

Grijpen: Vanaf 5 maanden kan een baby gericht grijpen en iets vasthouden. De baby kan allerlei voorwerpen bewust naar zijn mond brengen om erop te zuigen. Bijvoorbeeld de fopspeen die hij per toeval uit zijn mondje trok, kan hij er zelf terug in steken.
Zitten: Als de baby 9 maand oud is, kan hij meestal zitten zonder hulp.
Kruipen: Babys kunnen vanaf ongeveer 10 maanden kruipen. De spieren van de armen ontwikkelen sneller dan de spieren van de benen. Sommige kinderen trekken zich op hun armen vooruit. Worden de benen sterker? Dan kruipen ze op handen en knien vooruit. Het kan ook dat ze zittend vooruit of achteruit schuiven.
Lopen: Na een tijd trekken kinderen zich op en gaan ze op hun benen staan. Kort daarna beginnen ze echt te stappen. De meeste babys beginnen met stappen als ze tussen 13 en 15 maanden oud zijn. Sommige babys kruipen nooit. Zij zitten, staan recht, en beginnen meteen te stappen.
LENGTE EN GEWICHT
Babys worden snel groter en zwaarder. Een baby start ook al met de ontwikkeling van tanden (melktanden).
1.2. COGNITIEF
GEEN BESEF VAN TIJD
Een baby heeft geen besef van tijd. De baby denkt in het nu. Er is geen gisteren of morgen. Er is geen daarnet of straks.
LEREN DOOR ERVARING
De baby leert denken door dingen te doen, door te ervaren. Zo leert de baby dat een rammelaar geluid maakt, dat een knuffel zacht is, dat ander speelgoed hard is
KIEKEBOE
Ziet een jonge babys een voorwerp of een persoon niet? Dan weten ze ook niet dat het voorwerp of de persoon toch in de buurt is. Wat babys niet zien, is weg. Door ervaring leren ze later dat als ze mama niet zien, ze toch nog ergens is. Kiekeboe spelen helpt hen om dat te leren.

IK BEN IK
Babys leren zichzelf zien als een persoon, los van de omgeving. Een baby kijkt in het begin even verwonderd naar zijn eigen handen als naar het gezicht van een ander persoon. De baby leert later zijn eigen handen herkennen en er iets mee doen.
1.3. TAAL
HUILEN
Een baby die pas geboren is, heeft maar n manier om iets duidelijk te maken. De baby huilt. Het huilen kan anders klinken als de baby iets anders nodig heeft. Het gehuil van een baby klinkt anders als hij honger heeft, dan wanneer hij wil dat papa hem knuffelt.
BRABBELEN
Later leert de baby ook andere klanken maken. Bijvoorbeeld: baba, ere ere, sj sj Dat noem je brabbelen.
EERSTE WOORDJES
De meeste babys gebruiken al voor hun eerste verjaardag een paar woorden: bijvoorbeeld mama en dodo. De baby gebruikt dan zinnen van n woord.
1.4. SOCIAAL EN EMOTIONEEL
HECHTING
Jonge babys vinden knuffelen heel fijn. Tonen dat je een baby graag ziet, is nodig voor de normale ontwikkeling van de baby. Want daardoor ontstaat hechting: de baby er doet er alles aan om zich aan zijn moeder te hechten.
Eerst doet een baby dat door te huilen. Daarna door te lachen, te brabbelen, enzovoort Een baby hecht zich niet altijd aan de natuurlijke moeder. Is de mama er niet? Dan zal de baby zich hechten aan de persoon die de baby het meest verzorgt (bijvoorbeeld oma of de onthaalouder).
ANGST VOOR SCHEIDING
Een baby van ongeveer 7 8 maanden herkent zijn moeder uit alle anderen. Is ze er niet? Dan voelt de baby zich in de steek gelaten. De baby krijgt schrik voor scheiding (scheidingsangst) of schrik voor vreemden (vreemdenangst).

VERTROUWEN
Hechting is heel belangrijk voor het basisvertrouwen van een kind. Door de hechting voelt het kind zich veilig en vertrouwt het mensen.
Kan een baby zich niet hechten? Dan heeft die baby emotionele en sociale schade voor de rest van het leven. Deze baby zal later als kind of volwassene geen spontaan basisvertrouwen hebben tegenover andere mensen.
1.5. HOE GA JE OM MET BABYS ?
KNUFFEL EN AAI
Knuffel en aai de baby, maar zorg ook voor genoeg rust.
KAN JE EEN BABY VERWENNEN?
Je mag een baby tot 6 maanden altijd geven wat de baby vraagt. Zo leert de baby dat er altijd iemand is die voor hem zorgt. Later moet de baby ook leren dat dit niet blijft duren en dat hij soms alleen zal moeten zijn.
STIMULEER DE ONTWIKKELING
Speel kiekeboe om de spontane ontwikkeling te stimuleren. Zo leert het kind dat als iets verdwijnt, het ook terugkomt.
GEBRUIK TAAL
Praat tegen de baby. Zo stimuleer je de ontwikkeling van de taal
PRIKKEL DE ZINTUIGEN
Zorg voor verschillende soorten speelgoed, dat de zintuigen van de baby prikkelt. De baby onderzoekt eerst alles met de mond. Later gebruikt de baby de handen.

2. DE PEUTER
2.1. LICHAMELIJK EN MOTORISCH
BETER BEWEGEN
Tijdens de peutertijd leert een kind beter bewegen. De spieren worden sterker. Een peuter leert ook om verschillende bewegingen tegelijk uit te voeren. Een peuter stapt al heel goed en oefent om snel te lopen, te klimmen en overal op en onder te kruipen.
Iets vastnemen met de hand gaat ook beter. Een peuter neemt iets vast met duim en vingers. Een peuter begint ook dingen zelfstandig te doen: de peuter leert alleen eten, leert zich aankleden
ZINDELIJKHEIDSTRAINING
Tijdens de peutertijd leert een kind de blaasspier en de sluitspier (de anale zone) te controleren. Beheerst een peuter die spieren? Dan kan de peuter leren om op het potje te gaan. Dat noemen we training van de zindelijkheid.
Onthoud volgende tips:
De peuter mocht tot nu altijd een luier dragen. Zonder luier rondlopen is iets dat de peuter gewoon moet worden.
Laat het kind in een gemakkelijk broekje lopen, dat snel aan en uit kan.
Gebruik overdag geen luiers meer.
Laat het kind wennen aan het potje. Laat het kind niet te lang op het potje zitten (maximum 10 minuten).
Moedig de peuter aan als het lukt om op het potje te gaan. Wees niet boos bij een ongelukje.
Laat het kind op vaste tijdstippen op het potje zitten.

2.2. COGNITIEF
Grappige denkfouten:
Peuters denken. Hoe ze denken, staat nog ver af van de realiteit. Daardoor ontstaan grappige gedachten en veel denkfouten.
Peuters weten dat sommige dingen zich herhalen, maar ze kennen het verschil tussen straks, morgen en volgende week nog niet.
Denken vanuit zichzelf:
Een peuter denkt altijd vanuit zichzelf en vanuit eigen waarnemingen en ervaringen. Peuters leren door dingen na te bootsen. Peuters kunnen zich nog niet voorstellen hoe iemand anders denkt. Hun eigen persoontje staat midden in de wereld. Ze zijn egocentrisch.
Toverwereld:
De wereld van peuters is een toverwereld. De maan heeft een gezicht, de wind is iemand die hard blaast, de engeltjes leggen een sneeuwtapijt
Peuters denken dat alles leeft. Dieren en voorwerpen leven zoals zijzelf.
Stoot een peuter tegen de tafel? Dan heeft de tafel pijn. Loopt een peuter tegen een deur? Dan is de deur stout.
De peuter houdt geen rekening met dingen die hij na elkaar ziet gebeuren. Bijvoorbeeld: een peuterleidster verkleedt zich in de klas als clown. Alle peuters zien dat. Toch zien de peuters daarna alleen de clown, en niet de peuterleidster.
Moeite met verschil tussen fantasie en werkelijkheid:
Ze kennen geen verschil tussen fantasie en de echte wereld. Ze nemen alles wat iemand zegt letterlijk. Ze zien bijvoorbeeld spoken in de kamer, er staat een boze man op het behangpapier, ze zijn bang om doorgespoeld te raken in het toilet
2.3. TAAL
Meer woorden en zinnen:
Een peuter leert veel woorden bij en praat met zinnen van n, twee en drie woorden. Op het einde van de peutertijd kennen de meeste kinderen ongeveer 900 woorden.
Papa weg = Papa is niet thuis, hij is weggegaan.
Ikke pipi daan = Ik heb pipi gedaan.

Peuters maken soms zelf nieuwe woorden. Ze maken soms ook fouten door regels verkeerd te gebruiken. Bijvoorbeeld: elk dier met vier poten is een hond.
Vieze woorden:
Poep, pis, kak Peuters vinden het leuk om vieze woorden te gebruiken. Ze doen dat om reactie uit te lokken bij hun ouders, omdat ze eerder een schokreactie zagen toen ze dit woord zeiden.
2.4. SOCIAAL EN EMOTIONEEL
Tegenover volwassenen:
Peuters leren het verschil kennen tussen het eigen ik en de rest van de wereld. Peuters herkennen zichzelf in de spiegel en op fotos. Daardoor willen peuters zelfstandig zijn. Tegelijk hebben peuters nog veel nood aan veiligheid en zijn ze bang om de liefde van hun ouders te verliezen.
Dat is verwarrend. Daarom zegt de peuter vaak neen als een volwassene iets vraagt. Deze periode heet de koppigheidsfase.
De woorden ik, wil en nee hoor je vaak tijdens deze fase. Een peuter kan in deze periode heel driftig zijn. Een peuter even laten gillen, kan geen kwaad.
Tijdens deze fase zijn er ook regels nodig. Die zorgen voor een gevoel van veiligheid. Let op: de peuter zal zich niet erg aan de regels houden! Peuters denken nog niet na over het nut van een regel. Ze denken alleen aan de gevolgen van een regel. Als mama niet ziet dat ik toch een koekje neem, dan krijg ik toch ook geen straf?
Tegenover leeftijdsgenoten:
Peuters kunnen nog niet echt samen spelen. Ze kunnen wel samen in een ruimte met anderen hetzelfde spel spelen, maar eigenlijk spelen ze dan elk apart. Ze zullen vooral in de gaten houden dat de ander geen blokjes afpakt, en ze zullen hun eigen terrein verdedigen.
Tegenover broers en zussen:
Komt er een baby bij in het gezin? Dan kan een peuter jaloers reageren. De peuter is vooral bang dat mama hem niet meer graag ziet. De angst voor scheiding is nog groot. Vaak zie je peuters dan doen alsof ze jonger zijn: ze willen (net zoals de baby) weer een flesje, ze willen weer een luier
Peuterangst:
Een peuter heeft het emotioneel niet altijd gemakkelijk. Een peuter kan veel angsten hebben. Dat komt door een grote fantasie en sommige denkfouten van een peuter.

Voorbeelden:
angst voor een gezicht op het behangpapier
angst voor Janneke maan, die boos kijkt
angst voor Zwarte Piet
angst om samen met het badwater weggespoeld te worden
angst om dood te bloeden bij een klein schrammetje
Hoe ga je om met deze angsten?
Maak de angst van de peuter niet groter door zelf te overdrijven.
Je kan het kind verplaatsen als je bijvoorbeeld een grote spin ziet.
Zegt de peuter dat er een wolf in de kamer zit? Ga dan niet zoeken naar die wolf. Want dan vertel je de kleuter dat er een wolf zou kunnen zitten.
Gebruik fantasiefiguren zoals Sinterklaas en Zwarte Piet niet om te dreigen of als straf. Zeg dus niet: Als je dat nog eens doet, stopt Zwarte Piet je in de zak!
Blijf zelf rustig als een kind valt of bloedt.
2.5. HOE GA JE OM MET PEUTERS
STOUT ZIJN
Babys vragen soms veel, ze zijn helemaal afhankelijk van anderen.
Maar babys zijn nooit stout.
Peuters zijn soms lastig, omdat ze alles zelf willen doen. Peuters kunnen wel stout zijn. Ze zijn stout als ze met opzet over grenzen gaan.
RUIMTE OM ZELFSTANDIG TE WORDEN
Geef een peuter ruimte om zelfstandig te worden. Maar hou tegelijk controle. Bijvoorbeeld:
Je mag zelf de tv aanzetten, maar alleen als mama zegt dat het mag.
Je mag zelf kiezen welke van deze twee truien je aandoet.
BELOON GOED GEDRAG
Straffen of belonen? Beloon een kind, als het iets goeds doet. Dat werkt beter dan het kind straffen, als het iets fout doet. Zeg vaak: goed zo! of knap gedaan!. Of geef het kind een knuffel. Snoep of speelgoed geven als beloning werkt niet zo goed. Het kind gaat dan al snel een beloning vragen voor alles wat het doet.
JUIST STRAFFEN?
Is een straf toch nodig? Doe het dan zo:
Blijf niet dreigen. En keer dreigen is goed, maar ook genoeg. Volgende keer: doen!
Wacht niet met de straf. Hoe jonger het kind, hoe sneller de straf moet volgen op de fout.
Laat de straf niet te lang duren. Maak het daarna weer goed.
Zorg dat de straf klopt met de fout: geef geen zware straf voor een kleine fout.
Doe wat je zegt als je straft. Zet je je kind twee minuten in de hoek? Hou dat dan ook vol.

3. DE KLEUTER
3.1. LICHAMELIJK EN MOTORISCH
VEEL BEWEGING
Kleuters bewegen veel: ze springen, rennen, zwemmen, spelen met de bal, fietsen
De fijne bewegingen verbeteren: ze tekenen, knutselen, plakken, knippen en kleuren.
DROGE NACHTEN
Kleuters leren om tijdens de nacht droog te blijven: hun lichaam rijpt verder en ze krijgen meer controle.
3.2. COGNITIEF
VEEL FANTASIE
Kleuters hebben nog meer fantasie dan peuters. Ze houden van sprookjes en van andere verhalen met veel fantasie. Toch leert een kleuter al om fantasie en de echte wereld beter uit elkaar te houden.
DENKFOUTEN
Een kleuter speelt verstoppertje. Hij verstopt zich achter een gordijn. Het duurt lang voor iemand hem vindt. Hij verstopt zich de volgende keer op dezelfde plek. Hij wordt boos omdat iemand hem nu wel snel vindt.
Kleuters maken nog veel denkfouten. Die denkfouten kunnen voor ontgoocheling zorgen.
KIJKEN NAAR DETAILS
Kleuters leren beter kijken naar details. Ze zien meer gelijkenissen en verschillen. Dat zie je duidelijk in hun tekeningen. Kleuters tekenen steeds meer details. Bijvoorbeeld: een boom met blaadjes, een kindje met oortjes en een navel, het verschil tussen jongens en meisjes.
WAAROM
Waarom heeft die meneer gele tanden?

Kleuters willen heel veel weten. Ze willen de wereld rond hen begrijpen. Daarom stellen ze veel vragen die beginnen met waarom. Waarom-vragen kunnen soms vervelend zijn.
3.3. TAAL
3000 WOORDEN
Kleuters leren veel nieuwe woorden. Op het einde van de kleutertijd kennen ze ongeveer 3000 woorden.
VEEL PRATEN
Kleuters houden van praten. Ze vertellen veel. Ze vinden het heel spannend als ze een nieuwtje of een geheimpje hebben. Kleuters zeggen alles wat ze weten, aan iedereen die het wil horen.
3.4. SOCIAAL EN EMOTIONEEL
MEER CONTACT MET BUITENWERELD
Kleuters hebben meer contact met de buitenwereld. Mama blijft natuurlijk heel belangrijk. Maar de juf of de meester wordt ook belangrijk. Die weet alles beter en heeft veel antwoorden op waarom-vragen.
VERSCHILLEN TUSSEN JONGENS EN MEISJES
Jongens en meisjes worden zich bewust van hun eigen geslacht. Ze verkennen zichzelf en het andere geslacht. Ze spelen doktertje of vader en moeder. Meisjes willen met hun papa trouwen en jongens met mama. Dit noemen we het Oedipuscomplex.
De Griekse koning Oedipus trouwde met zijn moeder.
Freud noemt de periode waarin jongens met hun moeder willen trouwen de Oedipale fase.
Kleuters identificeren zich met de ouder met hetzelfde geslacht. Ze letten heel erg op wat typisch is voor vrouwen en voor mannen.
Kleuters kijken naar voorbeelden in hun eigen gezin, maar er is ook invloed van buiten: tv, school Kleuters spelen dingen na waarvan ze vinden dat het bij hun geslacht hoort.
MEER SAMENSPELEN
Kleuters spelen al meer samen. Op school leren kleuters samenspelen door spelletjes met eenvoudige regels.

SCHULDGEVOEL
Kleuters krijgen ook een geweten. Ze kunnen nadenken over wat goed is en wat niet. Regels tellen altijd, ook als er niemand in de buurt is. Soms straffen ze zichzelf. Kleuters klikken ook als ze zien dat iemand anders iets doet wat niet mag.
SCHRIK VOOR SPOKEN
Kleuters hebben nog altijd veel fantasie. Dat kan voor angst blijven zorgen.
3.5. HOE GA JE OM MET KLEUTERS?
GA IN OP HUN HONGER OM TE LEREN
Kleuters willen veel weten. Ze stellen de gekste vragen. Soms kennen ouders het antwoord ook niet.
Geef een antwoord dat kleuters kunnen begrijpen. Ken je het antwoord niet? Dan mag je dat gewoon zeggen.
Laat kleuters ook zelf nadenken en antwoorden bedenken. Het is niet de bedoeling dat kinderen bij elke vraag een heel lang antwoord krijgen.
Leer kleuters dat je soms geen tijd hebt om op vragen te antwoorden. Dat moeten ze leren aanvaarden.
Daarom antwoorden op een waarom-vraag is niet de goede oplossing.
JUIST STRAFFEN?
Regels voor straffen en belonen blijven hetzelfde als bij peuters.
Ben je heel boos op een kleuter? Stel een straf even uit. Zorg dat je zelf kan afkoelen. Je kan het kind naar een andere kamer sturen. Zeg dat je nu te kwaad bent om samen te zijn. Ben je zelf weer kalm? Bedenk dan pas welke straf je geeft.

4. HET LAGERE SCHOOLKIND
4.1. LICHAMELIJK EN MOTORISCH
GROEISPURT
Vanaf 6 jaar begin een kind snel te groeien. De verhouding tussen het hoofd, de romp en armen en benen verandert. Het mollige lichaam van de kleuter verdwijnt. Armen en benen groeien meer dan het hoofd. Het gezicht verandert en melktanden beginnen te wisselen.
VEEL UITHOUDING
Een schoolkind heeft veel uithouding en is lenig en sterk. Veel schoolkinderen leven zich uit in sport en spel.
4.2. COGNITIEF
VERSCHIL TUSSEN FANTASIE EN ECHTE WERELD
Een schoolkind leert het verschil tussen fantasie en de echte wereld. Het kind leert dat de wereld geen toverwereld is, dat niet alles leeft. Het geloof in Sinterklaas of andere verzonnen figuren verdwijnt. Schoolkinderen krijgen meer interesse in echte en avontuurlijke verhalen.
MEER PROBLEMEN OPLOSSEN
Schoolkinderen kunnen sommige dingen vooraf in gedachten doen. Daardoor kunnen ze meer problemen oplossen en maken ze minder denkfouten.
Het kind leert omgaan met symbolen en abstracte dingen, zoals maateenheden, pictogrammen, letters,
Een schoolkind leert ook na te denken over het standpunt van iemand anders. Schoolkinderen zijn minder egocentrisch.
GRAAG LEREN
Schoolkinderen leren graag. Ze leren beter logisch nadenken. Ze houden ervan om dingen te ordenen. Ze maken graag verzamelingen (bijvoorbeeld poppetjes, autootjes, prentjes ).

4.3. TAAL
Aan het einde van de kleutertijd ontdekken kinderen dat er tekens bestaan voor taal. Ze begrijpen dat letters symbolen zijn voor taal. Cijfers zijn symbolen om mee te tellen. Dit is dus de ideale leeftijd om te leren lezen en schrijven.
Als je kan lezen, leer je veel nieuwe woorden. Kinderen van dezelfde leeftijd maken vaak ook een eigen taal.
4.4. SOCIAAL EN EMOTIONEEL
VRIENDEN
Vrienden zijn voor het schoolkind erg belangrijk. Heb je goede vrienden? Dan krijg je meer zelfvertrouwen en een goed zelfbeeld. Ergens bij horen, is dus nodig.
MEISJES EN JONGENS APART
Meisjes spelen meestal met meisjes, en jongens met jongens. Pas op het einde van de lagere school gaan jongens en meisjes weer met elkaar optrekken.
GROEPJES EN LEIDERSFIGUREN
In de meeste groepjes vind je een leidersfiguur. Dat kan heel goed zijn voor de groep. Soms werkt het ook negatief.
In de groep leert het kind sociale vaardigheden zoals onderhandelen en afspraken maken. Elke groep heeft eigen regels, eigen taaltje, rituelen of zelfs geheime codes.
Een kind zoekt in een groepje een eigen plaats, maar ook aandacht en waardering. De meeste kinderen kunnen stout zijn of liegen tegenover leerkracht en ouders, om goed te scoren in de groep.
Hoor je niet bij een groep? Dan bestaat de kans dat je gepest wordt.
NIEUWE ANGSTEN
De nieuwe sociale omgeving kan zorgen voor nieuwe vormen van schrik:
sociale angst: angst om niet bij een groep te horen of om gepest te worden.
angst voor ouders: door soms bewust stout te zijn om bij de groep te horen, weten kinderen dat er ook straffen kunnen volgen.
angst om de ouders: omdat een schoolkind zich in de plaats kan stellen van iemand anders, kan het zich ook zorgen maken om de ouders. Bijvoorbeeld bij ziekte, bij werkloosheid, bij scheiding

GOED EN FOUT
Een schoolkind maakt een sterk verschil tussen wat goed is en wat fout is. Ze zijn meestal strenger dan volwassenen. Ze komen soms heel actief op voor een betere wereld.
4.5. HOE GA JE OM MET SCHOOLKINDEREN ?
Een schoolkind is afhankelijk van de groep waarbij het hoort.
Geloof niet zomaar alles. Ze vertellen vaak wat anderen wel mogen en zij niet.
Vind je dat een kind iets doet wat echt niet kan? Neem het kind dan apart. Spreek er niet over als andere leden van de groep erbij zijn. Want dat kan zorgen voor problemen met het zelfvertrouwen. Of het zorgt voor pestgedrag.
Probeer altijd goed te luisteren naar wat kinderen vertellen. Geef kinderen niet het gevoel dat je hen uithoort.
Een goede school kan helpen om problemen in een groep op te lossen.
Schoolkinderen zijn heel actief, maar ze hebben ook genoeg vrije tijd nodig. Zorg dat ze naast de uren op school en al hun hobbys ook gewoon thuis zijn.

5. DE PUBER
5.1. LICHAMELIJK EN MOTORISCH
SEKSUELE RIJPING
De puberteit begint ook met een groeispurt, maar is vooral de periode van de seksuele rijping. Het lichaam verandert snel onder invloed van een grote hoeveelheid hormonen.
De primaire kenmerken van het geslacht zijn de verschillen tussen jongens en meisjes die je al ziet vanaf de geboorte. Jongens hebben een piemel en een balzak. Meisjes hebben schaamlippen en een clitoris.
De secundaire kenmerken van het geslacht zijn de dingen die veranderen vanaf de puberteit:
Meisjes krijgen borsten, de genitalin groeien, de eerste menstruatie, de eerste zaadlozing. Daarna groeit er haar op hun armen, benen, oksels en schaamstreek. De stem verandert. Porin van de huid vergroten en zorgen voor acne. De lichaamsgeur verandert ook.
GROEISPURT
Pubers groeien snel. Ze worden langer en zwaarder. Eerst worden het hoofd, de handen en de voeten even groot als die van een volwassene. Daarna groeien de armen en de benen en uiteindelijk de romp. Omdat niet alles even snel groeit, is het lichaam van pubers niet in harmonie.
De spieren groeien en pubers worden sterker. Veel jongeren sporten graag.
5.2. COGNITIEF
GROEIENDE HERSENEN
Ook de hersenen groeien. Tijdens dat groeiproces hebben pubers het moeilijk om juist te begrijpen wat ze zien. Ze weten minder goed wat andere mensen denken en voelen. Ze zijn ook veel egocentrischer. Ze zoeken geluk en bevrediging op korte termijn. Ze zoeken plezier en bevestiging op korte termijn.
Pubers kunnen nadenken zoals volwassenen. Ze kunnen goed logisch en abstract denken, maar ze missen wel nog veel kennis en ervaring.

DE TOEKOMST IS PERFECT
Pubers zien perfect het verschil tussen fantasie en werkelijkheid. Maar over hun eigen toekomst zijn ze niet altijd realistisch. Veel pubers kijken uit naar een droomtoekomst die niet realistisch is.
5.3. TAAL
Een puber gebruikt min of meer een volwassen taal. Hij kan natuurlijk nog veel woordenschat leren. Kennis van taal blijft tijdens de rest van het leven groeien.
Pubers hebben onder elkaar een eigen taal. Ze gebruiken die als ze met elkaar spreken, maar ook als ze sms-en of chatten met elkaar.
5.4. SOCIAAL EN EMOTIONEEL
Veranderingen in de hersenen en in het lichaam zorgen ervoor dat er sociaal en emotioneel heel wat gebeurt.
Belangrijke kenmerken van pubers:
Een puber is egocentrisch: alles draait rond het eigen persoontje. De grote veranderingen zorgen voor verwarring en voor hevige gevoelens. Een puber trekt zich vaak terug op de kamer om alleen te zijn of verdwijnt voor uren in de badkamer. Sommigen schrijven ook een dagboek.
Pubers horen graag bij een vriendengroep. Ze zoeken een eigen persoonlijkheid. Dat doen ze door aan te sluiten bij een groep. Ze volgen bijna fanatiek de codes van de groep: wat doe je en wat niet? Welke kleren draag je? Naar welke muziek luister je? De groep bepaalt dat allemaal.
Pubers komen in opstand tegen hun ouders. Ze komen op voor hun eigen mening. Ze aanvaarden ook niet meer zomaar de waarden en normen van hun ouders. Dit zorgt natuurlijk voor conflicten.
Pubers spiegelen zich aan modellen en idealen. Die modellen zijn mensen waarvan de jongere het gedrag gaat nadoen. Het kunnen vrienden zijn, of leerkrachten maar ook idolen zoals bekende sporters of zangers
Pubers dromen over idealen: ze willen beroemd worden, of carrire maken
De puberteit is de tijd van grote vriendschappen: een boezemvriend of vriendin met wie je alle grote en kleine zorgen kan delen. Vrienden zoeken elkaar vaak op. Ze doen dat ook vaak via gsm, sms, chat en Facebook.
Pubers ontdekken het andere geslacht. Jongeren experimenteren met seks en relaties. Pubers met homoseksuele gevoelens maken een moeilijke tijd door. Dat komt door het taboe dat nog altijd bestaat over homos en lesbiennes.
5.5. HOE GA JE OM MET PUBERS ?
Pubers hebben nood aan een privleven. Het is heel goed als ze een eigen plek of kamer in huis mogen hebben.
Wat pubers in een dagboek schrijven, is priv. Ouders of andere volwassenen moeten beseffen dat ze het dagboek niet mogen lezen.
Luisteren is heel belangrijk bij pubers. Maar probeer hen niet uit te vragen.
Conflicten kunnen en mogen. Zorg er wel voor dat een conflict nooit een breuk wordt. Zorg dat de puber je kan vertrouwen.
Ouder moeten openstaan voor de vrienden die de puber kiest. Slechte dingen zeggen over de groep van de puber, zorgt vaak voor meer afstand.
Ook al lijkt het anders, pubers hebben interesse in de mening van hun ouders. Je kan altijd info geven. Maar dat is nog iets anders dan je raad opdringen.
Maak afspraken door ze samen te beslissen. Zo is de kans groter dat iedereen zich aan de afspraken houdt.

6. ADOLESCENTIE
6.1. LICHAMELIJK EN MOTORISCH
NIEUW EVENWICHT
Na de puberteit komen jongeren opnieuw in een fase van evenwicht. De grote storm van de puberteit is voorbij. Maar adolescenten zijn nog niet volwassen: ze hebben niet dezelfde verantwoordelijkheden. Soms mogen ze nog niet verantwoordelijk zijn, soms kunnen ze het ook nog niet.
LICHAAM OP HOOGTEPUNT
Het lichaam van een adolescent staat op het hoogtepunt. De meeste jongeren hebben rond deze tijd het meeste kracht en kunnen het best lichamelijke uitdagingen aan. Bij sommige jongeren gebeurt dat niet. Hun manier van leven maakt een gezond fysiek hoogtepunt onmogelijk: ze sporten nooit, ze roken, of ze gebruiken drugs of alcohol.
6.2. COGNITIEF
Adolescenten denken na zoals volwassenen. Ze maken de typische denkfouten van pubers niet meer. Wat ze verwachten van de toekomst is ook meer realistisch.
6.3. TAAL
Een adolescent gebruikt de taal zoals volwassenen. De taal hangt natuurlijk af van de omgeving waarin de jongere opgroeit. De meeste adolescenten houden van discussies met elkaar.
6.4. SOCIAAL EN EMOTIONEEL
STABIELE GEVOELENS
De gevoelens van een adolescent zijn rustiger. Ruzies met de ouders komen minder voor. Zijn er toch conflicten? Dan gaan die vaak over dagelijkse afspraken, omdat ze samen met de ouders in hetzelfde huis wonen.
ONAFHANKELIJK?
Aan de ene kant zijn adolescenten heel onafhankelijk van hun ouders. Ze hebben een eigen mening en eigen vrienden. Ze beslissen zelf wat ze doen. Aan de andere kant zijn ze nog afhankelijk van hun gezin: ze hebben vaak zelf nog niet genoeg inkomen om al alleen te leven.
Wie verantwoordelijkheid opneemt voor het huishouden waarin hij woont wordt aanzien als volwassen.

RELATIES
Adolescenten zijn op zoek naar een relatie. Ze gaan samenwonen of ze trouwen en stappen zo de wereld van de volwassenen in. Anderen experimenteren veel langer met verschillende relaties. Sommigen gaan helemaal alleen wonen.
De experimenten met relaties kunnen ervoor zorgen dat een jongere sneller volwassen moet worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld als je onverwacht zwanger bent en verantwoordelijk wordt voor een kind.
6.5. HOE GA JE OM MET ADOLESCENTEN?
Omgaan met adolescenten vraagt sociale vaardigheden. Kan je goed praten en luisteren naar elkaar? Lukt het om goede afspraken te maken? Dan is samenwonen prettiger.

7. DE VOLWASSENE
7.1. VOLWASSEN VOOR DE WET
Vanaf 16 jaar
Je mag met de brommer rijden, als je een geldig rijbewijs hebt.
Je mag sigaretten kopen.
Je bent in staat om in te stemmen met seksuele handelingen.
Je mag nog geen sterke drank drinken.
Je mag naar films die kinderen niet toegelaten zijn.
Je mag naar een dancing of een caf (tot je 18 bent, mag je daar geen sterke drank bestellen).
Je kan zelf geld van je spaarrekening halen. Alleen wonen kan, als je ouders het daarmee eens zijn. Je kan dan je eigen kindergeld ontvangen, als je dat aanvraagt.
Je kan zelf een testament opmaken.
Pleeg je een misdrijf in het verkeer? Dan kom je niet meer voor de jeugdrechter, maar voor de gewone rechtbank.
Pleeg je andere, ernstige feiten? Dan kan de jeugdrechter je doorverwijzen naar een rechter voor volwassenen.
VANAF 18 JAAR
Je bent volwassen volgens de wet. Je bent vanaf nu zelf verantwoordelijk voor alles wat je doet. Dit wil zeggen dat je zelf alle gevolgen draagt van wat je doet, en niet je ouders.
Je mag zelf het schoolreglement ondertekenen.
Je mag contracten tekenen.
Je mag gaan stemmen.
Je mag sterke drank kopen.
Je mag met de auto rijden als je een geldig rijbewijs hebt.
Je bent niet meer leerplichtig. Je kan dus gaan werken. Beslis je om verder te studeren? Dan moeten je ouders verder voor jou zorgen, zolang jij tenminste die studies ook ernstig neemt.
7.2. VOLWASSEN VOOR DE SAMENLEVING
ZELFSTANDIG
Wanneer je echt volwassen bent, verschilt van persoon tot persoon. Het is moeilijk om daar voor iedereen dezelfde leeftijd op te kleven. Meestal vindt de samenleving je pas volwassen als je zelfstandig bent. Je bent dan verantwoordelijk voor keuzes die je maakt, n voor de gevolgen. Zelfstandig zijn wil ook zeggen dat je zelf genoeg geld verdient om rond te komen.

LANGE PERIODE
In onze samenleving leven mensen langer dan vroeger. Daardoor is de tijd waarin we volwassen zijn, langer geworden. We worden wel later volwassen dan vroeger, maar we blijven ook langer in die fase van ons leven.
7.3. FASEN IN HET VOLWASSEN LEVEN
JONG-VOLWASSEN (21 TOT 30 JAAR)
Tijdens deze periode zoekt de jonge volwassene een plaats in de samenleving. De belangrijkste stap is loskomen van het gezin. De jonge volwassene begint aan een eigen leven: werk, woonplaats, partner, levensstijl
Op het einde van deze fase heeft de volwassene meestal belangrijke keuzes gemaakt. Veel jonge volwassenen beginnen zelf aan een gezin. Deze fase is de fase van de grote idealen.
VOLWASSEN (30 TOT 50 JAAR)
Mensen tussen 30 en 50 jaar nemen volop deel aan de samenleving. De meeste volwassenen zijn bezig met hun levensproject. Voor veel mensen is deze periode ook de meest actieve van hun beroepsleven.
Veel volwassenen hebben veel verplichtingen. Ze moeten zorg dragen voor wat ze hebben opgebouwd, op het werk en priv. Veel volwassenen leren in deze fase meer relativeren. Deze fase is de fase van de realiteit.
VOLWASSENE OP RIJPEE LEEFTIJD (50 TOT 65 JAAR)
Oudere volwassenen botsen vaker op grenzen. Het lichaam is niet meer jong, op het werk haken sommige ouderen wat af. Ze moeten nieuwe keuzes maken en soms nieuwe rollen opnemen (bijvoorbeeld grootouder worden, eigen interesses uitbouwen, pensioen voorbereiden ).


8. HET GEZIN
Een gezin is een groep mensen die een band hebben met elkaar en die tijdens een periode van hun leven in hetzelfde huis wonen. Mensen uit hetzelfde gezin blijven lang met elkaar verbonden. In een gezin houden mensen van elkaar en ze steunen en verzorgen elkaar.

8.1. GEZINNEN DIE SCHEIDEN
Voor moderne koppels is intiem samenleven belangrijker dan voor koppels vroeger. De samenleving zorgt in de moderne tijd meer voor de zakelijke kant: pensioen, inkomen, verzekering tegen ziekte.
Scheiden mensen vandaag? Dat komt omdat ze andere dingen verwachtten van het huwelijk.
Scheiden is moeilijk en zorgt altijd voor een periode van rouw. Zijn er kinderen in het gezin dat wil scheiden? Dan beleven zij de scheiding altijd mee.
Ouders die scheiden moeten rekening houden met hun kinderen. Hierop letten ze best:
kinderen info geven
blijven zorgen voor de kinderen
moeilijke gevoelens van kinderen opvangen

Info geven
Duidelijk zijn is moeilijk voor ouders die scheiden. Ze moeten praten over geld, over ruzie, over een andere relatie Dat zijn onderwerpen waarover ze het anders niet met hun kinderen hebben.
Het zijn de problemen van de ouders, niet van de kinderen. Het is niet de fout van de kinderen dat de ouders uit elkaar gaan. Kinderen moeten ook niet voor de oplossing van de problemen zorgen.
Ouders blijven altijd ouders. Ze zijn geen partners meer, maar ze blijven wel de moeder en de vader van het kind. Kinderen mogen de plaats niet innemen van de partner die weg is. Doen ze dat wel? Dan krijgen ze er een t zware taak bij.
Kinderen hebben recht op antwoord op hun vragen. Liefst bij de twee ouders.
Blijven zorgen
Kinderen hebben veel vragen en zorgen bij een scheiding. Veel vragen hebben te maken met de regelingen voor de kinderen na de scheiding. Kinderen hebben meestal twee grote vragen:
Wie zal voor mij zorgen?
Houden mijn ouders nog van mij?
JONGE KINDEREN
Kinderen jonger dan 8 jaar hebben heel praktische vragen: Zal ik moeke en vake nog kunnen zien?, Waar gaan we wonen?, Wie zorgt voor mij als ik ziek ben?, Hoe vieren we mijn verjaardag?
Echtscheiding
OUDERE KINDEREN
Oudere kinderen (810 jaar) vragen zich af wat ze moeten doen om ervoor te zorgen dat beide ouders hen nog graag zien: Ik ga bij mama wonen. Zal papa mij dan nog graag zien?

ADOLESCENTEN
Adolescenten kunnen zich veel zorgen maken over hun ouders: Kunnen ze het wel alleen aan?, Wat als er n van hen ziek wordt?
LIEFDE GAAT SOMS VOORBIJ
Door de scheiding merken kinderen dat liefde kan voorbijgaan. Hun ouders houden niet meer genoeg van elkaar om samen te blijven. Houden ze dan nog genoeg van hun kind?
Ouders vertellen best aan hun kinderen dat liefde van ouders iets anders is dan liefde tussen partners. Ouders moeten er ook voor zorgen dat ze de liefde van hun kinderen niet kopen (door cadeautjes te geven of de kinderen te verwennen).
Moeilijke gevoelens van kinderen opvangen
Hoe vang je moeilijke gevoelens van kinderen op? We letten op 2 dingen:
ongewoon gedrag aanvaarden, kinderen mogen zich afreageren.
stap voor stap werken aan een nieuwe soort relatie met de ouders.
Het is belangrijk dat het kind de stappen van de scheiding meemaakt. Blijven ouders en kinderen niet hangen in het verdriet? Denken ouders en kinderen na over wat hetzelfde blijft, en over wat anders zal zijn? Dan kan het kind aan de toekomst beginnen denken.
Praten ouders en kinderen over veranderingen en over nieuwe afspraken? Dan kunnen kinderen gemakkelijker hun gevoelens en zorgen uiten.
Luisteren ouders naar hun kinderen? Dat zorgt vaak voor oplossingen waarmee iedereen het eens is. Zoeken ouders en kinderen samen oplossingen? Dan leren kinderen de gevoelens van de ouders beter kennen en begrijpen. Daardoor hebben kinderen minder last van onzekerheid of angst.
Zoeken kinderen mee naar oplossingen? Dan voelen ze zich minder machteloos. Ze leren moeilijkheden aanpakken.
8.2. EEN NIEUW SAMENGESTELD GEZIN
Vormen twee mensen met kinderen uit een vorige relatie een gezin? Zo een gezin noemen we een nieuw samengesteld gezin. Sommige mensen gebruiken de afkorting NSG.
Voor veel mensen komt er na de moeilijke periode van de scheiding een nieuwe relatie. De nieuwe relatie kan voor problemen zorgen in het gezin:
De nieuwe partner moet zich aanpassen aan de regels en gewoontes.
Een kind aanvaardt regels en straf meestal alleen van de echte ouder.

Heeft de nieuwe partner ook kinderen? Dan moeten al die kinderen samen wennen aan elkaar. Ze moeten orde vinden in de nieuwe groep.
Komt er een nieuw kind van n ouder met de nieuwe partner? Dat zorgt vaak voor spanning in het bestaande gezin: het nieuwe kind mag altijd bij de ene ouder blijven. De andere kinderen moeten regelmatig naar de andere ouder.
Hebben kinderen verdriet of twijfels over de nieuwe partner? Dan willen ze zelf niets te maken hebben met de nieuwe partner.
Kinderen kunnen een situatie ook goed gebruiken om hun zin te krijgen. Het is dus zeker nodig dat de ouders goed blijven overleggen met elkaar.
Een paar tips voor de nieuwe partner:
Probeer de ex-partner niet te vervangen.
Wees geduldig, dring niets op.
Zorg dat je conflicten uitpraat met je partner. Maak duidelijke afspraken.
. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 20.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document