Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: frandebaillie - 2 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: (meerkeuzevragen)

1.
1.1
ALGEMEEN
ENDOCRIENE REGELING VAN HET LICHAAM
Samen met het zenuwstelsel zorgen de endocriene systemen voor de regeling van nagenoeg alle lichaamsfuncties. Deze
regeling door het zenuwstelsel en de endocriene systemen verloopt in zekere mate gelijkaardig, maar vertoont een aantal
belangrijke verschillen. Ter herhaling van Pathofysiologie I ontstaan er in het zenuwstelsel zenuwimpulsen in een neuron
die doorgegeven worden langsheen een axon om ter hoogte van de synaps neurotransmitters vrij te laten die inwerken
op receptoren ter hoogte van de post-synaptische membraan. De doelcellen van deze neurotransmitters zijn voornamelijk
spiercellen, klieren of andere neuronen en hun effect is doorgaans snel, maar kortdurend. Bij de endocriene systemen
daarentegen worden hormonen vrijgesteld die via de bloedbaan doorheen het hele lichaam circuleren en op afstand hun
effect gaan uitoefenen ter hoogte van specifieke doelorganen (endocriene communicatie cf. Pathofysiologie I). Hun effect
ontstaat bijgevolg trager, maar blijft vaak ook langer aanhouden. Sommige moleculen treden op als neurotransmitter en
als hormoon, bv. noradrenaline dat als neurotransmitter wordt vrijgesteld door sympathische post-ganglionaire neuronen
en ook als hormoon geproduceerd wordt in de bijnieren.
1.2
EXOCRIEN, ENDOCRIEN, PARACRIEN EN AUTOCRIEN
In het lichaam komen er twee soorten klieren voor: - -
Exocriene klieren: deze secreteren hun producten (soms via specifieke kanalen) in lichaamsholten, het lumen
van bepaalde organen of aan het buitenoppervlak van het lichaam zoals onder andere de zweetklieren en de
klieren in het spijsverteringsstelsel (cf. supra).
Endocriene klieren: deze produceren hormonen die gesecreteerd worden in het interstitieel vocht rondom de
kliercellen van waaruit de hormonen diffunderen in de capillairen om zo in de algemene bloedcirculatie terecht
te komen. Alle endocriene klieren vormen samen met alle andere hormoonproducerende cellen het endocrien
stelsel. Zoals reeds aangehaald, circuleren de endocriene hormonen doorgaans via het bloed doorheen het
lichaam. Echter, sommige hormonen werken ook lokaal in op naburige cellen (paracriene hormonen, bv.
histamine vrijgesteld door de mastcellen stimuleert de HCl secretie door de paritale cellen, cf. supra) of oefenen
hun effect uit op dezelfde cel van waaruit ze gesecreteerd werden (autocriene hormonen bv. sommige
interleukines in het immunsysteem).
64
1.3
WERKING VAN HORMONEN
Hormonen oefenen hun effect uit door binding met welbepaalde receptoren in/op hun doelcellen/doelorgaan, wat
aanleiding geeft tot een welbepaalde hormonale respons. Chemisch gezien kan men hormonen grotendeels onderverdelen
in twee groepen, nl. de vetoplosbare en wateroplosbare hormonen. Tot de vetoplosbare hormonen behoren onder andere
alle sterode hormonen (afgeleiden van cholesterol), alsook de schildklierhormonen. Alle hypothalame en hypofysaire
hormonen daarentegen zijn wateroplosbaar, net zoals de hormonen in het spijsverteringsstelsel die worden vrijgesteld
door de maag, de dunne darm en de pancreas (cf. supra).
Dit onderscheid tussen vet- en wateroplosbaar is echter niet louter chemisch, maar ook functioneel, aangezien beide
klassen op een verschillende manier hun effecten gaan uitoefenen. De vetoplosbare hormonen zijn in het bloed gebonden
aan transporteiwitten. Slechts een beperkte fractie van de moleculen van een vetoplosbaar hormoon (0,1 tot 10%) is niet
gebonden aan een transporteiwit. Het is enkel deze vrije fractie die kan diffunderen doorheen de plasmamembraan van
de doelcellen om vervolgens te binden aan de receptoren in het cytosol of de nucleus, wat op zijn beurt bepaalde genen
zal activeren of deactiveren. De meeste wateroplosbare hormonen daarentegen circuleren vrij in het bloed en zullen
interageren met receptoren op de plasmamembraan van de doelcellen. Dit resulteert in de vorming van een
boodschappermolecule in de cel, die op zijn beurt een cascade in gang zet met als resultaat een bepaalde hormonale
respons.
De effecten van hormonen zijn zeer uiteenlopend, gaande van de synthese van nieuwe moleculen tot de verandering van
de permeabiliteit van de plasmamembraan, het benvloeden van het transport van een bepaalde molecule in of uit de
doelcel, het wijzigen van de snelheid van bepaalde metabole processen, en de contractie van (gladde) spiercellen.
De mate van respons van de doelcellen als antwoord op een bepaalde hormonale stimulus hangt af van de concentratie
aan hormoon, van het aantal hormoonreceptoren, alsook van de aanwezigheid van andere hormonen. Opdat een hormoon
zijn effect kan uitoefenen, is soms gelijktijdige of recente blootstelling aan een tweede/ander hormoon noodzakelijk. Dit
wordt een permissief effect genoemd. Twee hormonen kunnen ook een synergistisch effect hebben wanneer het effect
van beide hormonen samen groter is dan het effect van elk hormoon afzonderlijk. Wanneer twee hormonen een
omgekeerde of tegengestelde werking hebben, spreekt men van een antagonistisch effect.
2. HET HYPOTHALAMUS-HYPOFYSESYSTEEM
Het hypothalamus-hypofysesysteem vormt in feite het grote regelcentrum van nagenoeg de hele hormoonhuishouding in
het lichaam. Gelegen aan de basis van de hersenen produceren de hypothalamus en hypofyse tal van hormonen die elders
in het lichaam de hormoonproductie ter hoogte van de doelorganen gaan stimuleren. Deze hormonen komen via een
capillair netwerk in de bloedcirculatie en bereiken op die manier de verschillende doelorganen. De hormoonvrijstelling ter
hoogte van hypothalamus en hypofyse wordt dan weer geregeld door impulsen vanuit het zenuwstelsel, door chemische
veranderingen in het bloed en/of door de hormoonconcentratie vanuit de doelorganen via het principe van negatieve
terugkoppeling. De hormonen vanuit de hypothalamus en hypofyse stimuleren de productie van hormonen ter hoogte van
de doelorganen, die dan op hun beurt zullen zorgen voor een verminderde hormoonvrijstelling ter hoogte van de
hypothalamus en hypofyse (cf. negatieve feedbackmechanisme Pathofysiologie I).
65
2.1
HYPOTHALAMUS
De hypothalamus is een belangrijk regelcentrum zowel in het zenuwstelsel, alsook als endocriene klier. De hypothalamus
reguleert tal van lichaamsfuncties waaronder honger en dorst, lichaamstemperatuur, slaap-waakritme en de opslag van
energiereserves. De hypothalamus is ook betrokken bij groei, ontwikkeling, metabolisme en homeostase, waardoor het
een sleutelrol speelt bij de essentile processen in het menselijk lichaam. De hypothalamus oefent deze regelfunctie uit
enerzijds via zenuwimpulsen naar de hersenstam en anderzijds door de vrijstelling van hormonen richting de hypofyse.
Bepaalde cellen van de hypothalamus produceren twee hormonen die via uitlopers ter hoogte van de posterieure hypofyse
worden gesecreteerd en die een direct effect uitoefenen op het lichaam: - -
antidiuretisch hormoon (ADH) regelt de waterhuishouding (cf. Pathofysiologie III),
oxytocine contraheert de uterus en zorgt voor de ejectie van moedermelk.
Daarnaast secreteert de hypothalamus verschillende hormonen (releasing factoren) die op hun beurt de productie van
hormonen in de anterieure hypofyse benvloeden: - - - - - -
2.2
thyreotropine-releasing hormoon (TRH) zorgt voor de productie van thyrodstimulerend hormoon (TSH),
groeihormoon-releasing hormoon (GHRH) zorgt voor de productie van groeihormoon of somatotropine (GH),
groeihormoon-inhiberend hormoon of somatostatine (GHIH) remt de productie van groeihormoon,
corticotropine-releasing hormoon (CRH) zorgt voor de productie van corticotropine of adrenocorticotroop
hormoon (ACTH), alsook van melanocytstimulerend hormoon (MSH),
gonadotropine-releasing hormoon (GnRH) zorgt voor de productie van luteniserend hormoon (LH) en
follikelstimulerend hormoon (FSH),
prolactine-releasing hormoon (PRH) zorgt voor de productie van prolactine (PRL).
HYPOFYSE
De hypofyse is een endocriene klier gelegen aan de onderzijde van de hersenen en is onderverdeeld in: - - - -
adenohypofyse (anterieure hypofyse of voorkwab),
neurohypofyse (posterieure hypofyse of achterkwab),
pars intermedia (tussenkwab) dat reeds vanaf de foetale ontwikkeling onderdeel gaat uitmaken van de
adenohypofyse,
hypofysesteel met zenuwvezels en bloedvaten die de verbinding vormt tussen de hypofyse en de hersenen met
in het bijzonder de hypothalamus.
66
2.2.1
Adenohypofyse
De adenohypofyse secreteert hormonen onder invloed van stimulerende releasing hormonen en onderdrukkende
inhiberende hormonen vanuit de hypothalamus. Deze hypothalame hormonen bereiken de adenohypofyse via een portaal
systeem (cf. de lever). De adenohypofyse bestaat uit 5 verschillende celtypen die instaan voor de productie van 7
verschillende hormonen: - - - - -
Thyrodstimulerend hormoon (TSH): TSH wordt geproduceerd in de thyreotrope cellen onder invloed van TRH. Ter
hoogte van de schildklier zal TSH op zijn beurt zorgen voor een toename van de schildklierhormoon productie.
Via negatieve feedback zal de gestegen bloedspiegel aan schildklierhormoon aanleiding geven tot een
vermindering van de TSH-vrijstelling, zowel direct ter hoogte van de hypofyse alsook indirect door een inhibitie
van de TRH-vrijstelling ter hoogte van de hypothalamus.
Groeihormoon (GH): De somatotrope cellen in de adenohypofyse produceren humaan GH na stimulatie door
GHRH. De belangrijkste functie van GH in het lichaam is de vorming en secretie van kleine hormonen, nl. de
insulin-like growth factors (IGFs) o.a. in de lever, de spieren en het skelet. Deze IGFs zetten cellen aan tot groei
en vermenigvuldiging. GH zorgt voor de groei en de ontwikkeling van het lichaam vanaf de geboorte tot en met
de puberteit en helpt op volwassen leeftijd met het in stand houden van het spier- en botweefsel en stimuleert
het metabolisme. De secretie van groeihormoon wordt onderdrukt door het GHIH. De balans GHRH en GHIH wordt
o.a. geregeld door de bloedglucosespiegel. Hypoglycemie, maar ook een vermindering van vrije vetzuren of een
toename van aminozuren in het bloed en een toegenomen activiteit van het sympathisch zenuwstelsel zullen de
secretie van GH bevorderen.
Adrenocorticotroop hormoon (ACTH): ACTH wordt geproduceerd door de corticotrope cellen na vrijstelling van
CRH door de hypothalamus. ACTH zal ter hoogte van de bijnierschors leiden tot vorming en vrijstelling van cortisol
en andere glucocorticoden, alsook mannelijke geslachtshormonen (androgenen) die op hun beurt via negatieve
feedback de ACTH vrijstelling inhiberen. De productie van ACTH is van belang in geval van stress, zowel fysiek als
psychologisch (spanning, angst, infecties, verwondingen, operaties).
Melanocytstimulerend hormoon (MSH): Net zoals ACTH wordt het MSH gevormd door de corticotrope cellen onder
invloed van het CRH. MSH zorgt voor de normale pigmentatie van huid en slijmvliezen. Door de nauwe
verwantschap tussen ACTH en MSH zullen bepaalde aandoeningen van de bijnierschors waarbij de ACTH spiegels
in het bloed stijgen, ook aanleiding geven tot een versterkte huidpigmentatie.
Luteniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH): Beide gonadotropines worden gesecreteerd
door de gonadotrope cellen in respons op GnRH vanuit de hypothalamus. LH zorgt bij de vrouw voor de eisprong,
het ontstaan van het corpus luteum en de productie van progesteron. Bij de man zorgt LH voor de testosteron
productie in de testes. FSH stimuleert de groei van eicelfollikels alsook de oestrogeenvrijstelling uit de follikels
bij de vrouw en de spermatogenese bij de man. De secretie van GnRH, LH en FSH wordt via negatieve feedback
geregeld via inhibine, testosteron (bij de man), oestrogeen en progesteron (bij de vrouw) (cf. infra).
67
-
Prolactine (PRL): In de mammotrope cellen wordt PRL gevormd dat aanleiding geeft tot een toename van het
borstklierweefsel tijdens de zwangerschap en instaat voor de productie van moedermelk na de bevalling. De
vorming van moedermelk kan enkel plaatsvinden na stimulatie (priming) van het borstklierweefsel door
oestrogeen, progesteron, glucocorticoden, GH, thyroxine en insuline (permissief effect). De functie van PRL bij
mannen is niet gekend. De vorming van PRL wordt geregeld door het PRH alsook het prolactine-inhiberende
hormoon (PIH) nl. dopamine. Net voor de menstruatie bijvoorbeeld daalt de secretie van PIH door een daling van
oestrogeen en progesteron levels, met als gevolg een gestegen prolactine spiegel in het bloed en mogelijkheid
tot gevoelige en gespannen borsten.
2.2.2
Neurohypofyse
De neurohypofyse heeft in tegenstelling tot de adenohypofyse geen endocriene klierfunctie, maar bestaat uitsluitend uit
zenuwcellen. Deze staan in voor de opslag van twee hormonen die onder invloed van zenuwimpulsen worden vrijgesteld
en diffunderen in het capillaire netwerk van de hypofyse richting de algemene bloedcirculatie: -
Antidiuretisch hormoon (ADH): Zoals de naam reeds doet vermoeden werkt dit hormoon antidiuretisch, wat
betekent dat het de urineproductie (diurese) vermindert. Ter hoogte van de nieren bevordert het ADH immers de
heropname van water met een daling van het urinevolume tot gevolg. Daarnaast zorgt het voor een vermindering
van het vocht dat men verliest via zweten, wat ook bijdraagt tot de waterhuishouding in het lichaam. ADH wordt
vrijgesteld door de hypothalamus na stimulatie van de osmoreceptoren onder invloed van een hoge osmotische
druk van het bloed (bv. bij dehydratatie), alsook bij een daling van het bloedvolume (bv. door een bloeding,
overmatig zweten of hevige diarree). ADH wordt ook vasopressine genoemd, omdat het ook een
bloeddrukverhogend effect heeft door contractie van de gladde spiercellen in de kleinere bloedvaten. In
68
afwezigheid van ADH of in geval van niet-functionele ADH receptoren kan het normale dagelijkse urinaire volume
oplopen van 1 2 liter naar 20 liter en spreekt men van diabetes insipidus. -
Oxytocine: Oxytocine speelt in de eerste plaats een belangrijke rol bij de bevalling door zijn effect op de
uterusmotiliteit via de contractie van de gladde spiercellen in de wand van de baarmoeder. Na de bevalling zorgt
het voor de ejectie van melk uit de tepels als reactie op de zuigreflex van de zogende baby (cf. infra). Bij mannen
en niet-zwangere vrouwen is de functie van oxytocine nog onduidelijk, maar het zou onder andere zorgen voor
de contractie van de zaadleiders en de prostaat, en voor de contractie van de uterus tijdens seksueel contact,
respectievelijk. . De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 30.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document