Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: amberleeuwerck - 4 weken geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Hoofdstuk 1. Anatomie en fysiologie:
Anatomie:
o Betekend letterlijk opensnijden
o Bestudeerd hoe het lichaam en de verschillende onderdelen eruitzien
o Vorm
Fysiologie:
o Bestudeerd hoe levende organismen functioneren
o Hoe het lichaam en de verschillende onderdelen ervan werken

Mens als biologisch organisme bestaat uit
Orgaanstelsels:
o Opgebouwd uit minstens 2 organen
o Voorbeeld: Bloedvatenstelsel bestaat uit het hart, het bloed en de bloedvaten
Organen:
o Vervullen een bepaalde functie
o Opgebouwd uit 2 of meerdere type weefsels die samenwerken om een specifieke functie uit te voeren
o Voorbeeld: Skeletspieren zijn opgebouwd uit spierweefsel, bindweefsel en vetweefsel
Weefsel:
o Opgebouwd uit cellen van dezelfde soort
o Cellen zijn gerangschikt zodat het weefsel zijn functie kan uitoefenen
o Voorbeeld: het hart bestaat vooral uit spierweefsel. Hierdoor kan het hart iedere keer opnieuw samentrekken
Cellen:
o Zijn allemaal gelijkaardig van samenstelling en werking -> afkomstig van dezelfde cel (de bevruchte eicel/zygote)
o Hebben allemaal een specifieke bouw en functie
Moleculen:
o Cellen zijn opgebouwd uit moleculen
o Bestaan uit:
Koolstofverbindingen: basis van het leven
Anorganische verbindingen: in opgeloste (natrium, kalium) of vaste vorm (calcium in de botten)

Taal van de biologie:
-> Termen om richtingen aan te duiden:
TERM GEBIED OF REFERENTIE

Anterieur De voorkant, voor
Ventraal De buikzijde -> de navel
Posterieur De achterzijde, achter
Dorsaal Meer naar de rug gelegen
Superieur Boven, hoger
Inferieur Onder, lager
Mediaal Naar het midden van het lichaam
Lateraal Naar de zijkant van het lichaam

-> Termen waarmee vlakken van doorsnede worden benoemd
ORINTATIE IN EHT VLAK
TERM OMSCHRIJVING
Evenwijdig met de lengteas Sagittaal Scheid een linker en rechter gedeelte
Evenwijdig met de lengteas Midsagittaal Het vlak loopt door de middellijn, waardoor het lichaam door het midden wordt gedeeld in linker- en rechterzijde
Evenwijdig met de lengteas Frontaal (coronaal bij de hersenen) Scheidt een ventraal en dorsaal gedeelte van het lichaam
Coronaal heeft meestal betrekking op doorsneden door het hoofd
Loodrecht op lengteas Transversaal of horizontaal Scheidt een bovenste en onderste gedeelte van het lichaam



Hoofdstuk 2. Het zenuwstelsel:
Belang van het zenuwstelsel:
Hierdoor kan je waarnemen, denken, emoties ervaren en beslissingen nemen
Hormoonstelsel of het endocriene stelsel benvloedt menselijk gedrag
Hogere functies vinden allemaal plaats in de hersenen -> taal, bewustzijn, abstract denken,
Motoriek:
o Word aangestuurd door het zenuwstelsel
o Spieren worden geactiveerd na een prikkel van het zenuwstelsel
o Letsels ter hoogte van het zenuwstelsel kunnen zorgen voor motorische beperkingen
Bv. verlamming
Besturen van organen:
o Zenuwstelsel bestuurt alle organen
o Zorgt samen met endocriene systeem dat de condities van het lichaam binnen grenzen gehouden worden zodat het leven kan verdergaan -> behoud homeostase
o Werking:
Zenuwstelsel: regelt lichaamsactiviteiten via snelle reacties door zenuwimpulsen of zenuwprikkels
Endocriene systeem (hormoonstelsel): reageert door middel van de vrijstelling van de hormonen het reageert trager

Functies van het zenuwstelsel:
Kan verschillende taken uitvoeren door 3 basisfuncties
-> Sensorile functie: perifeer zenuwstelsel
Detecteren van informatie via de receptoren:
o Detecteren verschillende soorten prikkels
o Die prikkels komen vanuit de omgeving of uit ons eigen lichaam
Voorbeeld uit de omgeving: je voelt een warme kookplaat
Voorbeeld uit ons eigen lichaam: stijging lichaamstemperatuur
Die prikkels naar het ruggenmerg of hersenen sturen:
o Word die info vervoerd door sensorile of prikkel aanvoerende neuronen naar het ruggenmerg of de hersenen

-> Integratieve functie: centraal zenuwstelsel
Verwerken en bewaren van informatie
Beslissingen nemen
Dit is de meest complexe functie van het zenuwstelsel
Ook gaan alle psychologische functies gepaard met integratie, dit gebeurt in het centraal zenuwstelsel
Het zenuwstelsel integreert sensorile info door te analyseren, te combineren met andere sensorile info en gedeeltes ervan te bewaren

-> Motorische functie: perifeer zenuwstelsel
Zorgt dat beslissing uitgevoerd worden via het sturen van prikkels naar de effectoren (spieren en klieren)
Motorische neuronen/ motorneuronen/ prikkel afvoerende neuronen: vervoeren informatie van centrale zenuwstelsel naar de spieren of klieren -> kan leiden tot spiercontractie of secretie (uitscheiden) van een klier in de organen
o Bv. effectief de hand bewegen
Informatieoverdracht:
-> Neurogliacellen:
Steuncellen die de neuronen ondersteunen, voeden en beschermen
Kleiner dan neuronen en 5 tot 50 keer talrijker in het zenuwweefsel
Noodzakelijk voor een goede werking van het weefsel
Geleiden geen prikkels
Soorten:
NAAM WERKING

Shwann cellen
Oligodendrocyten Myelinisatie van axonenen in perifeer zenuwstelsel
Myelinisatie van axonen in centraal zenuwstelsel

Astrocyten Steun en bescherming
Microglia Verdedigen tegen indringers

Ependymcellen Zorgen voor de productie van cerebrospinaal vocht (beschermende functie)
Binnenbekleding van ventrikels en centraal kanaal


-> Neuronen:
Cellen die kunnen geprikkeld worden
Geleiden en wekken zenuwprikkels op
Belangrijkste functie: communiceren met andere neuronen

Structuur:
Bestaat uit cellichaam met meerdere uitlopers
Cellichaam: bevat celkern die omgeven is door cytoplasma
Types uitlopers:
o Dendrieten:
Korte uitlopers die zich vertakken
Zijn prikkel aanvoerend: in staat om prikkels op te vangen en deze prikkels te vervoeren richting het cellichaam
o Axonen of zenuwvezels:
Langere uitlopers die zich niet vertakken
Zijn prikkel afvoerend: vervoeren prikkels weg van het cellichaam
Myeline:
o Laagje rond de axonen om kortsluiting te vermijden en voor snellere geleiding van zenuwimpulsen
o Bestaat uit verschillende lagen die zijn opgebouwd uit vetten en eiwitten
o Ontstaat doordat neurogliacellen zich rondom het axon wikkelen
o Gemyeliniseerde axonen: axonen met myelineschede rond
o Ongemyeliniseerde axonen: axonen zonder myelineschede rond
o Myelinisatie: groeien van de hoeveelheid myeline rond de axonen

Knopen van Ranvier: insnoeringen waar geen myeline aanwezig is
Multiple Sclerose:
Als het fout loop met de myeline -> Multiple Sclerose/ MS
Chronische neurologische aandoening van witte stof in het centraal zenuwstelsel -> myeline
Auto-immuunziekte: valt het immuunsysteem van het zenuwweefsel aan
Naam:
o Multiple: meerdere letsels op verschillende plaatsen in het centraal zenuwstelsel
o Sclerose: het weefsel van de letsels verandert en verhard (littekens vormen)
Gebeurtenis:
o Myeline ontsteekt en breekt af en atrofie (hersenverschrompeling) -> axonen zijn onherstelbaar kapot en hersenweefsel is verdwenen
o Informatietransport is op sommige plaatsen onmogelijk door de ontsteking en afbraak
o Na enkele weken trekt de ontsteking weg en kan het zenuwweefsel en de myeline zich herstellen
o Plaque: ontstekingen kunnen een litteken achterlaten
o geleidingsvertraging en/of blokkering (het gaat trager of het lukt helemaal niet meer)
Verloop:
o Opstoot: periode waarbij ontsteking zorgt voor uitvalverschijnselen (kan meerdere weken duren)
o Remissie/ herstel: de ontsteking komt tot rust en de klachten nemen af
Vormen:
o Relapsing remitting MS: verloop met opstoten en remissie. Tussen de opstoten is er geen bijkomend verlies van functies
o Secundair progressie MS: start als Relapsing remitting MS, maar na een tijdje gaan er meer functies verloren
o Primair progressieve MS: vanaf het begin is er geleidelijk verlies van functies. Er zijn geen opstoten
o Benigne MS: na een lange periode van opstoot en remissie is er nauwelijks sprake van lichamelijke handicaps
Mate en snelheid verschilt van persoon tot persoon
Problemen:
o Lichamelijk
Vermoeidheid
Gevoelsstoornissen/ paresthesie: prikkelend, brandend of tintelend gevoel of geen gevoel
Spierzwakte/ paralyse: gevolg van demyelinisatie van de zenuwen die motorische signalen van de hersenen naar de ledematen sturen
Problemen met evenwicht, cordinatie, zicht,
o Psychologisch en neurocognitief:
Vergeetachtig
Concentratiestoornissen
Vertraging in het denken
Moeite met informatieopslag en -verwerking
Behandeling: Onderdrukken van het immuunsysteem met medicatie -> opstoten verkorten of onderdrukken (zo periode van remissie verlengen)
o Immunosuppressie: gaat het immuunsysteem remmen
o Symptomatisch: verminderen van symptomen (bv. door medicatie)

Basistypes neuronen:
Sensorische neuronen:
o = prikkelaanvoerende neuronen
o Vervoeren sensorische (afferente) prikkels
o Dus van perifeer naar centraal zenuwstelsel
Motorische zenuwcellen:
o = prikkelafvoerende neuronen
o Vervoeren motorische (efferente) prikkels
o Dus van centraal naar perifeer zenuwstelsel
Interneuronen:
o Schakelen tussen sensorische en motorische zenuwcellen
Bv: kniepeesreflex

Informatiegeleiding BINNEN het neuron:
Elektrisch proces: door het doorgeven van elektrische signalen





Rustpotentiaal

negatieve lading binnen cel (= optelsom van alle positieve en negatieve geladen ionen binnen de cel) positieve lading buiten cel (= optelsom van negatieve en positieve ladingen buiten de cel)
potentiaalverschil = RUSTPOTENTIAAL (-70 mV)

Communiceren met elkaar door middel van zenuwimpulsen of actiepotentialen
Rustpotentiaal: cel negatief geladen
o Elk neuron heeft een rusttoestand: word er niet gecommuniceerd -> actieve evenwichtstoestand die in stand gehouden wordt door actieve processen binnen het neuron
o Membraan: (blauwe balk)
Sleutel voor de rusttoestand en de communicatiefase
Vliesje rond het neuron en axon
Bevat poorten die elektrisch geladen atomen en ionen kunnen doorlaten -> belangrijkste ionen zijn natrium (Na+) en kalium (K+)
o Neuron in rusttoestand:
Er worden geen elektrische signalen doorgegeven
Meer natrium aanwezig in de vloeistof buiten de cel Na+ buiten
Meer kalium aanwezig in de cel K+ binnen
Verschil zorgt voor een licht negatief potentiaal binnen het celmembraan ten opzichte van de vloeistof buiten de cel

Actiepotentiaal: prikkel toekomt in zenuwcel
o Opeenvolging van snel na elkaar plaatsgrijpende gebeurtenissen waarbij het membraanpotentiaal afneemt
o Elektrische prikkelbare of exciteerbare cellen: omdat neuronen, receptoren en spiercellen bepaalde stimuli kunnen omzetten in actiepotentialen
o Wanneer een stimulus tot gevolg heeft dat het membraanpotentiaal afneemt (=depolarisatie) tot een zekere waarde (drempelwaarde) zal een actiepotentiaal opgewekt worden door de elektrisch prikkelbare cel
o Depolarisatie: Na+ diffunderen door de open Na+ kanaaltjes naar binnen (de binnenkant wordt +) dus naar de intracellulaire ruimte
o Exitatorisch signaal (bv elektrische prikkel) zal het verschil in elektrische lading binnen en buiten de cel verkleinen
Als de prikkel toekomt zullen de natriumpoorten openen en zal het natrium dus binnen vloeien in de cel binnen positief
De kleine instroom van natrium wordt gecompenseerd door een kleine uitstroom van kalium -> rustpotentiaal kan gehandhaafd blijft
o Wanneer het verschil in lading zodanig verstoord wordt dat het potentiaalverschillen tussen binnen en buiten de cel groter wordt dan een bepaalde waarde (drempelwaarde) zetten de natriumpoorten zich wijd open en is er een grote toevloed van natriumionen -> kan niet meer gecompenseerd worden door kaliumuitstroom
o Doordat er zodanig veel positief geladen natrium aanwezig is, zal het rustpotentiaal veranderen naar een positieve voltage
o Omkering van polariteit heeft het gevolg dat er een actiepotentiaal uitgelokt wordt en dat er signaal- of informatieoverdracht kan zijn
o Refractaire periode: korte periode na het actiepotentiaal waarin een neuron niet kan vuren (dus geen nieuwe actiepotentialen genereren). Duurt 1 tot 2 milliseconde
o Repolarisatie: terugkeren van actiepotentiaal naar rustpotentiaal (natriumpoorten gaan dicht en kaliumpoorten open K gaat uit de cel en binnenkant van cel wordt negatief)
o Alles-of-niets-principe: een actiepotentiaal treedt alleen op als de drempelwaarde wordt bereikt (het heeft altijd dezelfde grootte en snelheid)



o Bij gemyeliniseerde axonen:
Actiepotentiaal wordt anders voorgeleid
Myelineschede rond het axon is op verschillende plaatsen onderbroken -> knopen van Ranvier
Hier kan het actiepotentiaal alleen maar plaatsgrijpen in de knopen van Ranvier
Via sprongsgewijze: actiepotentiaal wordt voorgeleid in sprongen van de ene knoop naar de andere


o Toepassingen:
Koude vertraagt de zenuwimpulsgeleiding: daarom dat ijs een pijnstillend effect heeft
Bepaalde verdovingsmiddelen blokkeren het ontstaan van actiepotentialen waardoor de zenuwimpulsgeleiding vertraagd wordt










Epilepsie: elektrische activiteit in de hersenen:
Abnormale elektrische activiteit veroorzaakt terugkerende aanvallen van kortdurende bewustzijnsverandering
Insulten of toevallen: die aanvallen
Aura: aanval voelen aankomen
Oorzaak vaak niet gekend
Aanval kan uitgelokt worden door slaapgebrek, stress, overslaan van maaltijd, overmatig alcoholgebruik, flitsend licht, een sterk en onverwacht geluid
Vormen:
o Gegeneraliseerde aanvallen: abnormale hersenactiviteit in de hele hersenen
Tonisch clonische aanvallen:
Persoon verliest bewustzijn
Tonische fase -> grand mal: de persoon zal verstijven en op de grond vallen (bewustzijn verliezen), er is een onregelmatige ademhaling of het kan stilvallen (de persoon gaat blauw zien)
Clonische fase: na 30 seconden zal de ademhaling terugkomen en er zijn onbeheerste bewegingen (schokkende bewegingen) van ledematen en romp, de persoon is nog steeds bewusteloos
Na 5 minuten nog geen bewustzijn hulpdiensten bellen -> kans op status epilepticus: ernstige toestand met herhaalde tonisch clonische aanvallen zonder dat de patint bij bewustzijn komt
Na de aanval: BW komt terug (maar persoon beetje verward), ademhaling normaliseert en de spieren ontspannen de persoon herinnert zich niets
Absences: -> vooral bij kinderen
Geen bewustzijnsverlies, maar wel sterke bewustzijnsdaling
Verliezen van contact met de omgeving -> lijkt op dagdromen en persoon reageert niet -> 5-30 sec kan meerdere malen per dag
Persoon weet niet dat er iets mis is -> slechtere prestaties bv. school
Partile aanvallen: abnormale hersenactiviteit van een deel van de hersenen -> symptomen afhankelijk van de plaats in hersenen bv trekkingen van arm en been, vlekken zien, gevoelservaringen
Kan overgaan in tonisch-clonische aanval
Enkelvoudige partile aanval: zonder bewustzijnsverlies
Complexe partile aanval: bewustzijn verstoord
Herinnert zich niks meer ervan
Behandeling:
o Medicatie
anti epileptica
Het zal epilepsie nooit wegnemen maar wel minder aanvallen
o Operatie
o Belang cruciale hersengebieden (neurochirurg kan stukje hersenen weg nemen die omringd zijn met epileptische hart)
o EEG-scanner
o Hersenstimulatie bij refractaire epilepsie: neurostimulator wordt ingepland op plaats in de hersenen die regelmatig elektrische stroomstootjes geeft aan de hersenen
o Nervus vagus stimulatie:
Neuromodulatie
Neurochirurgische behandeling waarbij een elektrode een zenuw stimuleert en door die impulsen de elektrische activiteit bij een aanval kan temperen


Informatiegeleiding TUSSEN de neuronen:
Chemisch proces
Neuronale transmissie:
o Chemische overdracht tussen neuronen
o Neuronen staan niet fysiek in contact met elkaar (er zit een kleine ruimte (synaptische spleet) tussen)
Bouw synaps:
o Presynaptisch neuron: Neuron die informatie aanvoert
Eindknopje
Transmittersblaasjes
Opslag van neurotransmitters (stimuleren of remming)
o Synaptische spleet: ruimte tussen 2 neuronen -> vrij van neurotransmitters
o Post synaptisch neuron: neuron dat de boodschap ontvangt
Post synaptisch membraan dendriet/ cellichaam
Neurotransmitter bindt op receptoren
Opwekkende synaps: activatie leidt tot stimulatie/ excitatie
Remmende synaps: activatie leidt tot remming/ inhibitie
Signaaloverdracht stap per stap:
o Actiepotentiaal komt aan in synaptisch eindknopje
o Leidt tot vrijstelling van de neurotransmitters in de synaptische spleet
o Neurotransmitters komen in de synaptische spleet en binden op hun specifieke receptoren die in het celmembraan van het postsynaptisch neuron zijn
o Neurotransmitterreceptoren worden door binding met neurotransmitter geactiveerd
o Activatie kan leiden tot:
Excitatie of stimulering van het postsynaptisch neuron (glutamate)
Glutamate (stimuleren) binden met natriumpoortjes actiepotentiaal depolarisatie
Inhibitie of remming van het postsynaptisch neuron (GABA)
GABA is remmend gaat binden met andere soort poortjes (nu chloride), negatieve deeltjes in de cel rustpotentiaal hyperpolarisatie
o Neurotransmitters oefenen effect uit op het postsynaptisch neuron zolang deze aanwezig blijft in de synaptische spleet. Aanwezigheid is kortstondig door:
Neurotransmitters worden door enzymen afgebroken in synaptische spleet
Neurotransmitter dooreen actief proces terug opgenomen wordt (re-uptake)


Neurotransmitters:
o Verschillende soorten met elk hun eigen effect in een deel van de hersenen
o Dopamine:
Te weinig: ziekte van Parkinson
Oorzaak kan je niet aanpakken
Veroorzaakt door het afsterven van neuronen die de neurotransmitter dopamine bevat (dopamine geraakt niet door de bloed hersenbarrires
L-dopa: gaat wel door de hersenbarrire in hersenen omgezet in dopamine (medicatie)
Motorische symptomen
o Tremor (beven)
o Spierstijfheid (rigiditeit)
o Verandering/verstoring van de houding
o Akinesie: moeite met starten van een beweging
o Bradykinesie: trager worden van bewegingen
o Maskergelaat
o Evenwichtsproblemen
Ziekteverschijnselen
o Verminderde geur
o Slaapstoornissen
o Pijn
o Depressie
o Slikproblemen
o Verandering ademhaling, stem en spreken
Te veel: Schizofrenie
Psychiatrische aandoening die gekenmerkt wordt door emotionele problemen, hallucinaties en waanvoorstellingen
Geneesmiddelen helpen om de ziekte te behandelen -> effecten van Parkinson kunnen optreden
o Noradrenaline en serotonine:
Antidepressiva: geneesmiddel verhoogt de noradrenaline, dopamine en serotonine -> verbetering van humeur
Slaaponthouding en andere stresserende factoren: verlagen het noradrenalinegehalte
Amfetamine: verhoogt de beschikbaarheid van noradrenaline en dopamine
Geneesmiddel tegen hoge bloeddruk: put de hersenvoorraden uit van noradrenaline en dopamine
Conclusie: vermindering van dopamine, noradrenaline of serotonine gaan depressieve aanvallen vooraf

Neuronale netwerken:
o Complexiteit van het zenuwweefsel is door de grote hoeveelheid verbindingen tussen de neuronen
o Postsynaptisch neuron een zenuwprikkel afvuren -> actiepotentiaal ontstaan: als er meer stimulerende dan remmende stimuli is

o Als je ouder wordt komt het neuronaal netwerk losser -> vergeetachtigheid, pathologisch verouderen -> Dementie
Alzheimer:
Hersencellen sterven geleidelijk af
In de hippocampus start de ziekte
Eerst in de hippocampus, dan in het taalgebied
8 tot 10 jaar gemiddeld duurt het ziekteproces
Verlies verstandelijke functies met verlies geheugen centraal
De uiteindelijke doodsoorzaak is dat de ademhaling uitvalt
In begin: patint is er zich bewust van
o Verwarde gevoelens
o Angst, onzekerheid, frustratie, onrust en agressie
Geleidelijk begin en progressieve cognitieve achteruitgang
Niet statisch, blijft functies verliezen, stopt pas bij dood
Oorzaak:
o Ophoping van eiwitten (amyloid eiwit) amylode plaques
Zieke hersenen
Presenilines: zorgen voor afbraak amylod voorloper eiwit
Afbraak verstoord beta amylod plaques
o Plaques veroorzaken een ontstekingsreactie in de hersenen waarbij ons afweermechanisme schade aanricht aan onze neuronen
Gezonde hersenen
Amylode voorlopereiwit wordt aangemaakt en weer afgebroken
o Ontstaan van neurofibrillaire tangles of knopen
Zieke hersenen
Neerslaan TAU eiwitten
Prikkels gaan verloren, aanmaken, opslaan of oproepen geheugen kan niet meer uitgevoerd worden
Gezonde hersenen
Belangrijke rol van de stevigheid van het skelet -> belang voor transport van voedingsstoffen
Opbouw neuronaal netwerk dat instaat voor prikkeloverdracht
o Stelselmatig afsterven van zenuwcellen
Er komen letterlijk gaten in de hersenen
Behandeling:
o Geen geneesmiddel, wel vertragers
o Acetylcholine sterare remmers:
Neurotransmitter van de hersenen die betrokken is bij de transmissie van berichten naar het centrum van het geheugen, het redeneren en andere denkprocessen

Vasculaire dementie:
Door afwijkingen in het bloed ontstaan er herseninfarcten en hierdoor ontstaat dementie
Ontstaat plots en er is een sprongsgewijze achteruitgang
o Komen minder vaak voor:
Frontaalkwabdementie fronto-temporale dementie
Lewy Body dementie
Dementie in kader van andere aandoening (Parkinson, Huntington)

Herstel van zenuwweefsel:
o Neuronen niet in staat tot celdeling -> niet bijmaken
o Kan maar gedeeltelijk of niet hersteld worden -> oorzaak van blijvende uitvalsverschijnselen of stoornissen

Perifeer zenuwstelsel:
= Zenuwen verbonden met spieren en organen in het lichaam
Structuur:
o Bestaat uit zenuwweefsel buiten de hersenen en ruggenmerg
o Receptoren: zijn in staat specifieke prikkels om te zetten in zenuwprikkels of zenuwimpulsen -> in zintuigen

-> Somatisch zenuwstelsel: animaal, willekeurig
Staat in voor contact en interactie van lichaam met de buitenwereld
Soma betekend lichaam -> huid, skelet, spieren en zintuigen
Lichaamsdelen kunnen prikkels opvangen en hier reactie op geven
Sensorisch gedeelte:
o Zorgt voor de aanvoer van prikkels
o Prikkels leiden tot bewuste waarneming in de hersenen
o Prikkels worden via het sensorisch gedeelte van het somatisch zenuwstelsel naar het centraal zenuwstelsel gevoerd -> verwerkt in de hersenen -> bewuste waarnemingen -> interpretatie
Motorisch gedeelte:
o Werkt prikkel afvoerend
o Prikkels die ontstaan in de hersenen worden via het motorisch gedeelte naar de spieren gestuurd
o Is willekeurig: je kan beslissen om het wel of niet te doen
-> Autonoom zenuwstelsel: vegetatief, onwillekeurig
Staat in voor het functioneren van onze inwendige organen
Sensorisch gedeelte:
o Zorgt voor de aanvoer van de prikkels uit de inwendige organen
o Dit leidt niet tot bewuste waarneming
o Bv. Je bent je er niet van bewust dat de sensorische neuronen info over onze bloeddruk naar de hersenen stuurt
Motorisch gedeelte:
o Zorgt voor de afvoer van prikkels van het centraal zenuwstelsel naar het perifeer zenuwstel, naar de organen
o Functioneert autonoom -> op zichzelf
o Onwillekeurig: niet zelf beslissen -> niet zelf beslissen om je hart sneller te laten slaan
Sympathisch stelsel: regelt acties die energie verbruiken (stress en opwinding)
o Zenuwimpulsen stimuleren de activiteit van het orgaan
o Functie: lichaam in een toestand brengen dat het kan presteren op hoger niveau
Parasympatisch stelsel: regelt acties die energie herstellen (rust)
o Zenuwimpulsen remmen de activiteit van het orgaan
o Overheerst wanneer iemand rustig en ontspannen is
o Uitzondering: stimuleert het spijsverteringsstelsel

Amyotrofe Laterale Sclerose -> ALS:
Zeldzame spierziekte met een slechte prognose (overlijden binnen 3 jaar)
De spieren slinken voortdurend door degeneratie van motorische neuronen die verantwoordelijk zijn voor de spieractiviteit
Ademhalingsspieren worden ook aangetast: overlijden
Aandoening is niet pijnlijk
Oorzaak is onbekend
10 % familiaal voorkomen

Het centraal zenuwstelsel: bestaat uit ruggenmerg en hersenen
-> Het ruggenmerg:
Structuur binnenin het wervelkanaal van de wervelkolom
Verbonden met de hersenen via het verlengde merg
Functie: doorgeven prikkels van en naar hersenen
Bescherming:
o Been rond de wervelkolom
o Meningen (ruggenmergvliezen) en cerebrospinaal vocht bieden extra bescherming
Meningen: bestaan uit 3 vliezen en bedekken het ruggenmerg en de hersenen
Dura mater: buitenste laag -> opgebouwd uit stevig bindweefsel en helpt bij het beschermen van het gevoelig zenuwweefsel
Epidurale ruimte: ruimte tussen de wervelbogen en de dura mater
Spinnenweblies: middelste vlies -> veel bindweefsel
Pia mater/ zachte vlies: binnenste vlies -> vastgehecht aan het oppervlak van het ruggenmerg en de hersenen. Bevat veel bloedvaten die het zenuwweefsel van bloed voorzien
Cerebrospinaal vocht:
Tussen spinnenwebvlies en pia mater
Vocht circuleert tussen de vliezen rond de hersenen en de vliezen rond het ruggenmerg
Cerebo = hersenen
Spinaal = ruggenmerg

Zenuwen:
o Zenuwbanen zorgen voor communicatie tussen het ruggenmerg en delen van de romp en ledematen
o Gemengde zenuwen: communicatie verloopt in 2 richtingen -> ruggenmergzenuwen bevatten axonen met zowel sensorische als motorische neuronen
Axonen/ wortels verbinden elk ruggenmergzenuw met een segment van het ruggenmerg
Dorsale of posterieure wortel: alleen axonen met sensorische neuronen -> komen achteraan in het ruggenmerg toe
Ventrale of anterieure wortel:
Alleen axonen met motorische neuronen -> vertrekken vooraan in het ruggenmerg
Geleid zenuwimpulsen van het centrale zenuwstelsel in de richting van de skeletspieren

Regios:
o Witte regio: witte stof -> bestaat vooral uit gemyeliniseerde axonen
o Grijze zone: grijze stof -> bestaat vooral uit cellichamen van neuronen, dendrieten en ongemyeliniseerde axonen, axonuiteinden en neuroglia

Reflexen:
o Grijze stof: plaats voor integratie van reflexen
o = een snelle, onwillekeurige reactie op een bepaalde stimulus
o Aangeboren (bv. kniepeesreflex) of aangeleerd (bv. reflexen bij het autorijden)
o Reflexboog: weg die ze zenuwimpuls volgt om de reflex tot stand te brengen
o Bij het ruggenmerg -> ruggenmergreflexen of spinale reflexen
o Somatische reflex: effector is een skeletspier
o Autonome reflex: effector is een gladde spier of klier
o Effector: deel van het lichaam dat reageert op de zenuwimpuls van een motorneuron
o Reflex: actie van de effector


Beschadiging aan het ruggenmerg:
o Whiplash: spieren of bindweefselbanden zijn geraakt
o Ruggenmergbeschadiging: wervels zijn verschoven of gebroken
o Symptomen: afhankelijk van de plaats -> gevoelloosheid, spierzwakte en verlamming
o Gelateraliseerde schade: aan 1 zijde van het lichaam
o Hoe hoger de beschadiging, hoe meer lichaamsdelen aangetast
o Paraplegie: volledige verlamming van de benen en het bijhorende gedeelde van de romp
o Tetraplegie: verlamming van de 4 ledematen door schade in de hals
o Compleet dwarsletsel of dwarslaesie: zenuwbanen op een bepaalde plaats volledig onderbroken zijn -> schade blijft altijd
o Incompleet of onvolledig dwarsletsel: gedeelte van de zenuwbanen zijn onderbroken -> schade blijft niet altijd

Neuropathien:
o = aandoeningen van het perifeer zenuwstelsel
o Afhankelijk van de aard kan de waarneming, bewegingen of autonome functies verstoren
o Soorten:
Sensorisch: leiden tot gevoelsstoornissen
Motorisch: leiden tot zwakker worden en slinken van spieren
Autonoom: leiden tot flauwvallen door lage bloeddruk, diarree, obstipatie, incontinentie of impotentie
o Oorzaken:
Diabetes
Ongelukken, verwondingen, overdruk, infecties, erfelijke aandoeningen en gebrekkige voeding

Hersenvliesontsteking of meningitis: ontsteking van meningen
Zekerheid door onderzoek van het vocht tussen de meningen -> staat in verbinding met het ruggenmergvocht, kan de ontsteking hier ook zien
o Via ruggenprik of lumbale punctie: naald tussen 2 wervels in het wervelkanaal
Door speekseloverdracht wordt je besmet
Populaties waar het meest voorkomt:
o Jonge kinderen, mensen
o Die met grote groepen samen komen
o Een speciale regio in Afrika
Oorzaak: viraal of bacterieel
Vormen:
o Virale vorm:
Niet levensbedreigend
Minder ernstig
Herstelt binnen de 2 weken
o Bacterile vorm:
Levensbedreigend
Vaak blijvende schade zoals slechthorendheid en epilepsie
Symptomen:
o Algemeen: griepachtig symptomen -> koorts, hoofdpijn, stijfheid
o Specifiek voor bacterile vorm: rood vlekken door bloedvergiftiging
Behandeling:
o Virale vorm: symptomatisch werken -> symptomen onder controle houden
o Bacterile vorm: zo snel mogelijk antibiotica (er is hier ook een vaccin voor)


Kniepeesreflex:
Voorbeeld van een ruggenmergreflex
Knie gaat omhoog wanneer je met een hard voorwerp een tikje geeft op de knieschijf
Wat gebeurt er:
o In de quadricepsspier zijn spierspoeltjes aanwezig -> tikje> spier rekt beetje uit en spierspoeltjes ook
o Door de uitrekking produceren de spierspoeltjes zenuwimpulsen -> actiepotentiaal
o Sensorisch neuron vervoert die zenuwimpulsen naar het centraal zenuwstelsel
o Via de dorsale wortel komt de zenuwprikkel het ruggenmerg binnen
o Via een synaps tussen het sensorisch en motorisch neuron wordt de zenuwimpuls rechtstreeks van het sensorisch neuron naar het motorisch neuron gestuurd -> motorisch neuron wordt geactiveerd
o Motorische zenuwprikkel verlaat ruggenmerg via de ventrale wortel en loopt dan via de zenuwen naar de quadricepsspier


-> De hersenen:
Orgaan dat denkt en acties van ons lichaam regelt
20% van het bloed vloeit van het hart naar de hersenen
o Zorgt voor zuurstoftoevoer in de hersenen
o 6 sec. geen bloed in de hersenen (dus ook geen zuurstof) -> bewusteloosheid
Algemene structuur:
o Zitten in de schedel: beschermen de hersenen
o Cerebrospinaal vocht (CSV):
Het vloeit binnenin en rondom de hersenen en ruggenmerg
Biedt bescherming tegen schokken en ziekte verwerkers en voorziet hersenen van glucose
Beschermen de hersenen tegen chemische en fysische stress
Word continu geproduceerd en moet ook continu afgevoerd worden -> via de bloedbaan -> moet in evenwicht zijn
o Hersenvliezen:
Beschermen de hersenen tegen chemische en fysische stress
Lopen op de overgang tussen de hersenen en het ruggenmerg over in de ruggenmergvliezen
Structuur is idem als die van de ruggenmergvliezen:
Dura mater, spinnenwebvlies en pia mater
Ruimte tussen spinnenwebvlies en pia mater is gevuld met circulerend cerebrospinaal vocht
Waterhoofd of hydrocefalus: ophoping CSV
Aanmaak en afvoer van cerebrospinaal vocht is niet in evenwicht -> aanmaak groter dan afvoer -> water stapelt zich op
Oorzaak: onbekend
Bij zuigelingen: 2 delen van de schedel zijn nog niet met elkaar volgroeid -> hoofdje zet uit wanneer er zich cerebrospinaal vocht opstapelt -> verhoogde druk in de hersenen
Bij oudere kinderen en volwassenen: schedel kan niet meer uitzetten -> verhoogde druk wanneer het vocht zich opstapelt -> hoofdpijn, misselijkheid, braken,
Behandeling:
o Ruggenprik: overtollig vocht afnemen
o Operatief: gangetje waar vocht afgevoerd wordt vergroten
o Drain: vocht afvoeren via de buikholte









De hersenstam:
Deel van de hersenen tussen het ruggenmerg en de tussenhersenen
Uit 3 delen:
o Verlengde merg of medulla oblongate:
Loopt over in het ruggenmerg
Onderste gedeelte van de hersenstam
Functie: controleren van vitale lichaamsfuncties -> basisfuncties om te overleven
Schade kan leiden tot de dood
Kruising van zenuwbanen onze info die binnenkomt vanuit onze linkerhersenhelft wordt doorgestuurd naar onze rechterhersenhelft dus het wordt samengenomen
o De pons of brug van Varol
Ligt tussen het verlengde merg en de tussenhersenen
Verbind het lichaam met de hersenen
Voor een stuk zenuwbanen gaan kruisen vezels in de pons vormen de brug waarover info afkomstig van het lichaam de hersenen bereikt
o Middenhersenen of mesencephalon:
Bovenste gedeelte hersenstam: in het midden van de hersenen
Functies: motorische aard
Cordineren van lichaamsbewegingen
Sturen van die bewegingen
Door de functies zijn we in staat om reflectie hoofd- en oogbewegingen te maken in de richting van het geluid
Reticulair activatiesysteem
o In bovenste delen ruggenmerg, hersenstam en middenhersenen
o Betrokken bij het behoud van bewustzijn en regelen van waak slaapritme

Ziekte van Parkinson:
Schade aan de middenhersenen
Symptomen:
o Tremor: herhaalde ritmische bewegingen die vooral voorkomen als het lichaam in rust is
o Spierstijfheid: geen soepele bewegingen
o Akinesie in het gezicht:
Uitdrukkingsloos gezicht
Weinig tot geen mimiek
Zorgt voor moeilijke communicatie
o Verandering/ verstoring in houding: verstoord omdat spieren over het hele lichaam moeite hebben om te weerstaan aan zwaartekracht
Ontstaan: bepaalde structuren in de grote hersenen stoppen met het produceren van dopamine
Verloop:
o Begin ziekte: hersenen proberen afwezigheid dopamine te compenseren -> in cellen die niet beschadigd zijn dopamine aanmaken
o Persoon 60/70 jaar: aantal cellen vermindert door veroudering -> 1ste symptomen
Behandeling: medicijnen en fysiotherapie -> symptomen onder controle houden

Cerebellum of kleine hersenen:
Achteraan en onderaan de hersenen
Functies:
o Cordineren van het ruggenmerg en de andere hersendelen om bewegingen vlot en nauwkeurig te maken
o Betrokken bij de stand van het lichaam en evenwicht -> schade zorgt voor schokkerige bewegingen en evenwichtsproblemen
o Rol bij leren van motorische vaardigheden en procedureel geheugen
Alcohol heeft effect op de werking van de kleine hersenen

Tussenhersenen:
Thalamus:
o Volledig bedekt
o Functie: schakelstation -> meeste sensorische info wordt via de thalamus naar het hersengebied die nodig is voor de verwerking en waarneming van de info
Hypothalamus:
o Ligt onder de thalamus:
o Functies:
Reguleren/ regelen van de inwendige toestand: emoties, seks,
Regelt voedsel- en drankinname:
Voedingscentrum: eetlustopwekkend
Verzadigingscentrum: eetlustremmend
Regelt circadiaans ritme: biologische klok
Regelt de lichaamstemperatuur
Limbisch systeem: emotionele hersenen
Bestaat uit de thalamus, hypothalamus, amygdala, hippocampus en olfactorisch systeem
Functionele opdeling: gelijkaardige functies -> emoties, geur en geheugen
Amygdala:
o Verwerken en reguleren emoties
o Veroorzaakt agressieve instincten
o Beschadiging: minder aanvalsgedrag
Hippocampus:
o Belangrijke rol bij geheugen
o Schade: recente gebeurtenissen vergeten en geen nieuwe info meer kunnen opslaan
Olfactorisch systeem: staat in voor de geurherkenning

Cerebrum of grote hersenen:
Geeft de mogelijkheid om te lezen, te schrijven, te rekenen.
Cerebrale cortex: buitenste laag grijze stof op de hersenen
Tijdens embryonale ontwikkeling groeit de grijze stof sneller dan de onderliggende witte stof -> veel groeven/ sulci en windingen/ gyri
Inwendige delen: cerebrale witte stof opgebouwd uit zenuwbanen
Door longitudinale fissuur onderverdeeld in 2 delen:
o Linker hemisfeer/ hersenhelft
o Rechter hemisfeer/ hersenhelft
Corpus callosum of hersenbalk:
o Verbind de 2 hersenhelften
o Belangrijkste weg voor info van de ene naar de andere hersenhelft
Verdeeld in kwabben of lobben:
o Frontale kwab of voorhoofdskwab
o Paritale kwab of wandkwab
o Temporale kwab of slaapkwab
o Occipitale kwab of achterhoofd kwab
Centrale groeve:
o Scheid de frontale kwab en paritale kwab
o 2 belangrijke windingen of gyrus:
Precentrale gyrus: motorisch gebied
Postcentrale gyrus: sensomotorisch gebied

Functies van de grote hersenen:
-> Primaire sensorische (projectie)gebieden
Voornamelijk aan de achterkant van de hersenen -> loopt lang het midden van de grote hersenen, aan de voorkant van de wandkwab/ paritale kwab
Ontvangen info uit lichaamsdelen en de omgeving
Primair somatosenorische gebied:
o Ontvangen prikkels voor tast, druk, trilling, temperatuur, pijn en proprioceptie (positie van gewrichten en spieren)
o Paritale kwab postcentrale gyrus
o Somatotopie
o Grootte van het gebied dat prikkels ontvangt vanuit een bepaald deel van het lichaam toont de gevoeligheid aan
o Links/rechts kruising projectiegebieden
o Schade: gevoelsstoornissen en verminderde tot totale gevoelloosheid

Primaire visuele gebieden:
o In de Occipitale kwab
o Ontvangt info van netvlies
o Word door een klap hierop geactiveerd
o Bv. vallen op achterhoofd en sterretjes zien
o Schade: blind deel gezichtsveld,
Primair auditief gebied:
o In de temporale kwab
o Info van slakkenhuis
Primair smaakgebied
Primair reukgebied:
o Dicht bij neus
-> Primaire motorische gebieden:
Meer in het midden van de hersenen
Controle over de lichaamsbewegingen
Primaire motor - cortex:
o Punt waar commandos de hersenen verlaten voor fine-tuning motoriek/spieren
o Frontale kwab precentrale gyrus
Grootte van het gebied dat prikkels ontvangt vanuit een bepaald deel van het lichaam toont de bewegingscomplexiteit aan
Linkerkant controleert de bewegingen van rechterkant en omgekeerd
Schade:
o Spierzwakte contralateraal
-> De associatiegebieden:
Interpreteren de input en koppelen die aan info die opgeslagen ligt in het geheugen
Klein deel van de grote hersenen bestaan maar uit sensorische of motorische gebieden, de rest worden associatiezones genoemd
Somatosensorisch associatiegebied:
o Achter de primair somatosensorische hersengebieden
o Orintatie, vorm, textuur
o Opslaan herinneringen
o Bv. herkennen door aanraking
o Somatosensorisch geheugen: voorbije somatisch sensorische ervaringen zijn hier opgeslaan
Visueel associatiegebied:
o In de occipitale kwab
o Ontvangt info uit het primaire visuele gebied
o Herkennen en evalueren wat je ziet + visueel geheugen
o Bv. voorwerpen herkennen door naar te kijken
o Schade:
Niet blind, maar herkenning objecten niet meer mogelijk
Auditief associatiegebied:
o In de temporale kwab
o Specifiek geluid herkennen

Schade:
o Linker paritale cortex:
Problemen met schrijven, rekenen en onderscheiden links en rechts
Vingeragnosie: vingers niet meer kunnen herkennen en benoemen
o Rechter paritale cortex:
Sensorisch neglect: niet letten op de linkerhelft van dingen
o In de temporo occipitale gebieden:
Problemen in het herkennen van complex visuele vormen
Visuele agnosie: niet meer in staat om visuele stimuli te herkennen
Prosopagnosia: geen gezichten meer herkennen
Motorisch associatiegebied:
o In de frontale kwab
o Anterieur van de somato-motorische gebieden
o Leren van complexe motorische activiteiten
o Geheugen voor complexe bewegingen
o Bv. typen, zwemmen, autorijden

Integratiegebieden
= Functionele asymmetrie van de hersenen
Sensorische integratiegebied: taal
o Spraakgebied van Broca:
Verbinding tussen premotor gebied, primaire motorische gebieden
Motorisch sturen van spraak (strottenhoofd, keel, mond en ademhalingsspieren
Afasie van Broca:
Heldere gedachten, maar niet kunnen uitspreken
Moeite met beginnen spreken, zoeken naar woorden, langzaam spreken, verwisseling van letters en lettergrepen,
o Taalgebied van Wernicke: begrijpen van taal
Interpreteert de betekenis van spraak, herkennen gesproken woorden
Woorden vertalen in gedachten
Schade:
Praten maar zonder betekenis afasie van Wernicke
o Verwerkt in stukjes
Prefrontale integratiegebied:
o Hogere functies
o Persoonlijkheid, intelligentie, leermogelijkheden, herinneren informatie, initiatief, oordelen, redeneren, bewustzijn,
o Uitgebreid deel van de frontale kwab
Hersenbeschadiging:
Frontale schade frontaal syndroom
o Verlies controle over jezelf
o Onberekenbaarheid en impulsiviteit sociaal onaangepast gedrag
o Veranderingen persoonlijkheid
o Stoornissen in cognitief functioneren (bv. problemen met concentratie, plannen)
o Zinloos herhalen van gedrag/dwangmatigheid
Bv. frontaal syndroom na harde klap op hoofd, na CVA
Directe manier: harde klap op het hoofd, ongeluk,
Indirecte manier: zuurstoftekort, hersenbloeding, tumor.
Symptomen hangen af van de plaats en niet van de oorzaak
Tumor: zorgt voor extra druk op de hersenen -> hersengebieden raken beschadigd
Cerebrovasculair accident/ CVA: beroerte
o Meest frequente doodsoorzaak
o Belangrijkste oorzaak van een handicap
o Afhankelijk van de plaats
o Ontstaan: slagader die geblokkeerd raakt en de hersenen krijgen hierdoor geen zuurstof meer
Embolie: verstopping van een slagader door gelijk welk mogelijke oorzaak
Trombose: bloedstolsel dat vast komt te zitten in de slagader, waardoor deze verstopt geraakt
o Veel voorkomend:
Verlammingen in 1 helft van lichaam
Uitval van gezichtsveld aan 1 kant
Moeilijkheden met kauwen, slikken en spreken door verlamming van de spieren van lippen, tong
Incontinentie (je kan dan je stoelgang en urine niet ophouden)
Geheugenstoornissen
o Mogelijke symptomen:
Uitval van het zicht of dubbelzien
Onduidelijk spreken en moeite met het begrijpen van taal
Gevoelloosheid, zwakte of verlamming aan n zijde
Evenwichtsverlies
Verlies van bewustzijn of eventueel coma
Overlijden
o Preventie en risico
Gezonde voeding
Beweging
Gewicht
Stoppen met roken
Diabetes
Hoge bloeddruk
TIA
o Herstel
1/3 herstelt
Uitval na 6 maand blijft
Lange revalidatie (kinesitherapie, ergotherapie, logopedie)

Transcient Ischemic Attack/ TIA:
o Tijdelijke afsluiting van een bloedvat in de hersenen
o Veroorzaakt door een bloedprop
o Symptomen verdwijnen snel
o Waarschuwing voor het krijgen van een CVA

Hersenbloeding:
o Er komt bloed in de hersenen door een scheurtje in ene bloedvat
o Bloedstolsel dat zich ontwikkelt drukt op hersenen -> schade aan de hersengebieden
o Symptomen: hoofdpijn, verwardheid, slaperigheid of coma
o Acute hersenbloeding: snelle bloeding met onmiddellijke symptomen
o Chronische bloeding: tragere bloeding waarbij de eerste symptomen pas komen na een bepaalde tijd




Hoofdstuk 3: De zintuigen
-> Gewaarwording: zintuigen en primaire cortex
Opname van info, stimuli of prikkels uit onze omgeving
Er moet:
o 1. Een prikkel zijn: verandering in de inwendige of uitwendige omgeving
o 2. Receptoren moeten geprikkeld worden door die prikkel en hem omzetten in een elektrisch signaal
o 3. Zenuwprikkels moeten via de neurale pathway naar de hersenen gestuurd worden
o Bepaalde regios van de hersencortex ontvangen en integreren de zenuwprikkel -> ontstaan waarneming

-> Waarneming: associatiegebieden
= Het interpreteren, begrijpen en organiseren van binnenkomende prikkels/stimulatie

-> Zintuigen:
Organen die gespecialiseerd zijn in het opvangen van prikkels
Bevatten receptoren voor het opvangen van de prikkels
Zin: vermogen tot waarnemen:
o Speciale zinnen: receptoren bevinden zich op 1 of een beperkt aantal plaatsen in het lichaam -> reuk, smaak, zich, gehoor en evenwicht
o Algemene zinnen: receptoren zijn verspreid over meerdere plaatsen in het lichaam -> tast en prioreceptie (info over de stand van het lichaam)

-> Fantoompijn:
= Pijn die gevoeld word in een geamputeerd ledemaat
Het grote hersengebied dat oorspronkelijk correspondeerde met het verloren lichaamsdeel wordt soms geactiveerd
Hersenen interpreteren dit alsof het geamputeerde lichaamsdeel er nog is en er ontstaat een pijnwaarneming

Het zicht:
Gesofisticeerd orgaan:
o Meer dan de helft van de receptoren in het lichaam bevindt zich in de ogen
o Groot deel van de cerebrale cortex staat in voor het verwerken van visuele info




-> Het oog:
Retina of netvlies:
o Projecteert het beeld ondersteboven
o Bevat lichtgevoelige receptoren
Kegeltjes:
3 types: blauw, groen en rood
Kleurenzicht ontstaat als gevolg van stimulatie door combinatie van de 3 types
Gele vlek of fovea:
o Concentratie aan kegeltjes is hier het grootste
o Gezichtsscherpte is het grootst
o Kleuren worden hier best onderscheiden
Staafjes:
Nachtzicht
Nachtblind
Rond/buiten de gele vlek
Perifeer zicht
Hoogste concentratie naast fovea
o Transductie: oog bevat fotopigmenten die chemisch reageren wanneer er licht invalt -> reacties in receptoren leiden tot neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd worden via de oogzenuw

Cornea of hoornvlies: transparante buitenkant die zorgt voor de breking beeld aangestuurd door spieren -> beeld van richting doen veranderen
o Kamervocht en glasachtig lichaam: vloeistof tussen cornea en lens die de inwendige delen voorziet van voedingsstoffen. Retina of netvlies is het glasachtig lichaam
Pupil:
o Opening in de iris -> gekleurde gespierde structuur in de ogen, is bruin, blauw, groen,
o Spieren regelen de grootte van de pupil
Donker: groter -> meer licht in het oog
Licht: kleiner
Lens:
o Zorgt voor accommodatie: lens uitrekken en loslaten -> oog afstemmen op het bekijken van voorwerpen veraf en dichtbij
o Dikte wordt geregeld door de ciliaire spieren
o Door veroudering wordt lens minder doorschijnend of troebel
= cataract of grijze schijn
Operatief behandeld: aangetaste lens verwijderen en kunstlens plaatsen
De weg van het licht door een oog: licht -> cornea -> kamervocht -> pupil -> lens -> glasachtig lichaam -> retina of netvlies

Glaucoom:
Oogaandoening die samengaat met een verhoogde druk binnen het oog -> glasachtig lichaam drukt hierdoor te hard op het netvlies
Oorzaak: verstoorde verversing van het kamervocht -> vocht stapelt op en leidt tot een verhoogde druk in het oog

-> Werking van het oog:
Accommodatie:
o Normaalwerkend oog: ver en dicht goed zien
o Verre voorwerpen: scherp zien bij maximaal afgeplatte lens -> accommodatiespier in straallichaam is ontspannen
o Dichte voorwerpen: scherp zien door accommodatie van de lens -> lens wordt boller door contractie van de accommodatiespier
o Zonder accommodatie: beeld van dichte voorwerpen zou achter het netvlies terecht komen -> geen scherp beeld

Binoculair zien:
o Beide ogen zijn gericht op nzelfde set van voorwerpen
o Zorg voor goed dieptezicht en 3D zicht
o Verre voorwerpen: beide ogen richten zich op zelfde voorwerp op beide netvliezen, gele vlek
o Dichte voorwerpen: beide ogen draaien in de richting van de neus

Verwerking:
o Nadat beeld gevormd is op netvlies -> lichtstralen omzetten in zenuwprikkels -> in de staafjes en kegeltjes
o Elektrische signalen gaan via de oogzenuw naar de hersenen
o Gaat langs de blinde vlek: bevat geen receptoren -> deel visuele veld wordt dus niet waargenomen -> hersenen vullen beeld aan
o Signaal verder naar de hersenen via visuele associatiegebieden
Problemen:
o Brekingsafwijkingen:
Bijziend of myopie:
Brandpunt bevindt zich voor de retina
Verre voorwerpen niet goed zien
Gecorrigeerd door holle lenzen
Sterkte lenzen: uitgedrukt in dioptrie -> negatief getal geeft divergerende lenzen aan
Verziendheid of hypermetropie:
Brandpunt bevindt zich achter de retina
Dichte voorwerpen niet goed zien
Gecorrigeerd door volle lenzen
Sterkte lenzen: uitgedrukt in dioptrie -> positief getal geeft convergerende lenzen aan
Ouderdomsverziendheid of bresbyopie:
Zelfde klachten verziendheid
Oorzaak: veroudering van de lens -> minder elastisch -> accommoderend vermogen neemt af
Bijzienden met ouderdomsverziendheid: bifocale glazen:
o Bril bovenaan: scherp ver zien
o Bril onderaan: scherp dicht zien
Astigmatisme:
Oorzaak: onregelmatige kromming van het hoornvlies of de lens
Lens kan niet alle stralen tegelijk bundelen -> wazig beeld
Gecorrigeerd door bril met speciale cilindrische glazen
o Gezichtsvelddefecten:
Verlies van een deel van het normale gezichtsveld in 1 of beide ogen
Oorzaak: Beschadiging ter hoogte van het netvlies, oogzenuw of corticale gebieden
o Blindheid:
Ernstig of totaal verlies van het gezichtsvermogen
Beschadiging netvlies, oogzenuw, corticale gebieden
Oorzaken:
Complicaties bij diabetes -> bloedvaten beginnen te lekken
Verhoogde druk op het oog door glaucoom
Vertroebeling lens
o Operatie: vervangen lens door kunstlens
Macula degeneratie:
o Degeneratie van gele vlek
o Droge vorm:
Deel van de macula wordt dunner en beschadigt
Gezichtsvermogen gaat langzaam achteruit
Niet behandelbaar
o Natte vorm:
Groei van nieuwe, zwakke bloedvaatjes achter het netvlies -> veroorzaken bloedingen en littekens -> verminderen zicht
Behandeling: bloedvaatjes dicht laseren
o Symptomen:
Rechte lijnen golvend of bewegend zien
Problemen met activiteiten waar scherp beeld nodig is
Moeite met gezichten herkennen
Donkere vlekken zien
Meer licht nodig hebben
.
Het gehoor:
Receptoren die geluidstrillingen kunnen omzetten in elektrische signalen
Receptoren die belangrijk zijn voor ons in evenwicht te houden
Receptoren zijn haarcellen die gesimuleerd worden door ombuiging van hun haartjes

-> De structuur van het oor:
Buiten oor: vangt geluidsignalen op
o Oorschelp:
Deel van je oor dat je kan zien
Opgebouwd uit kraakbeen
Vangt het geluid op
o Uitwendige gehoorhang: geluid wordt via hier naar het trommelvlies gestuurd
o Trommelvlies: begint te trillen als er geluidsgolven tegen botsen
Middenoor:
o Kleine holte tussen het trommelvlies en het binnen oor
o 3 gehoorbeentjes: de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel
Binnen oor:
o Slakkenhuis: bevat gehoor receptoren
o Semicirculaire kanalen: bevatten evenwichtsreceptoren

-> De werking van het oor:
Oorschelp vangt geluid op -> geluidsgolven gaan naar uitwendig gehoorhang en botsen tegen het trommelvlies -> Trommelvlies begint te trillen -> verbonden met de hamer, begint ook te trillen -> door de hamer begint het aambeeld te trillen -> door het aambeeld begint de stijgbeugel te trillen -> Trillingen stijgbeugel duwen tegen slakkenhuis -> vloeistof in slakkenhuis begint te trillen -> haarcellen worden gestimuleerd -> Signalen die ontstaan in haarcellen gaan via de sensorische neuronen naar de primaire gehoorgebieden -> ontstaan geluidswaarwording -> Associatiegebieden verwerken info tot geluidswaarneming
Toonhoogte: er zijn haarcellen op verschillende plaatsen in het slakkenhuis, dit bepaald de toonhoogte
Geluidsterkte: door de intensiteit van de geluidsgolven

Gehoorschade:
Geleidingsdoofheid of conductiedoofheid:
o Uitwendige oor of middenoor onvoldoende of geen geluidstrillingen kan doorgeven aan het binnenoor
o Oorzaak:
Veelvuldige ontstekingen middenoor
Verstopping gehoorgang
Veroudering gehoorbeentjes -> stug -> geluid onvoldoende versterken
o Oplossing: hoorapparaat vergelijken met een microfoon/geluidsversterker
Perceptieslechthorendheid:
o Probleem bij de haarcellen in het middenoor
o Oorzaak: veroudering of Lawaaidoofheid: blootstelling aan extreem lawaai
o Oplossing: cochleair implantaat -> implantaat dat geluid omzet in elektrische signalen die onmiddellijk worden gestuurd naar de gehoorzenuw -> in combinatie met liplezen
Tinnitus
Gehoorschade
Proprioceptie:
Informatie over stand van ons lichaam
Receptoren in skeletspieren, pezen en gewrichten
Deze proprioceptieve informatie wordt gecombineerd met info uit:
o Visuele systeem
o Vestibulair systeem
o evenwicht

-> Het oor en evenwicht:
Evenwichtsreceptoren zitten in het binnenoor
Prikkels bereiken via zenuwbanen het evenwichtscentrum in de hersenen -> in de hersenstam en het cerebellum
Info over evenwicht wordt vergeleken met zintuigelijke info
Info gaat naar de spieren -> hoofd, romp en ledematen -> beslist in de hersenstam, kleine hersenen en grote hersenen

De tastzin:
Druk, trilling, jeuk en kietelen
Temperatuur:
o Warmtereceptoren: gevoelig voor warmte
o Koudereceptoren: gevoelig voor koude
Pijn:
o Elke vezel bevat pijnreceptoren
o Indien adaptatie: onherstelbare weefselschade
o Endorfine: stoffen die door het lichaam geproduceerd zijn en de pijn verzachten
o Psychologisch effect
o Fantoompijn

De smaak:
Vijf smaken: zout, zoet, bitter, zuur en umami
Smaakpapillen liggen in gehemelte en op de tong
Smaak hangt af van: geur, textuur, temperatuur en pijn
Smaakvoorkeuren zijn persoonlijk en cultuurgebonden
Neofobisch
o Kinderen jonger dan 2
o Schrik van nieuwe smaken
De reukzin:
Combinatie met smaakzin

Hoofstuk 4. Drugs en Psychofarmaca:

Belangrijke termen:
Psycho actieve stoffen Alle middelen die een bewustzijnsverandering tot gevolg hebben, zowel medisch als recreatief bv. nicotine, morfine, cafene,

Drugs Producten die men inneemt omdat men zonder medische reden zijn/haar gevoelens en bewustzijn wenst te benvloeden
Psychofarmaca

Geneesmiddelen voor behandeling van psychische afwijkingen en stoornissen bv. antidepressiva, morfine, valium,.

Onder invloed zijn Alle tijdelijke psychologische en fysiologische veranderingen die gevolg zijn van inname psychoactieve stoffen

Intoxicatie Ernstige vorm van onder invloed zijn (detoxificatie nodig)

Misbruik Herhaaldelijk gebruik met schadelijke gevolgen

Gewenning tolerantie Meer nodig van het middel om zelfde effect te hebben:
- Lichaam past zich aan de stof aan
- Dosis heeft minder effect -> dosis opdrijven voor hetzelfde effect
- Verklaring ontwenningsverschijnselen
Afhankelijkheid Tolerantie en/ of ontwenningsverschijnselen

Fysische afhankelijkheid Er treden lichamelijke ontwenningsverschijnselen op wanneer de stof niet meer ingenomen word -> bv beven, zweten, misselijkheid, pijn, hartkloppingen,

Psychische afhankelijkheid Psychische verschijnselen treden op wanneer de stof niet meer ingenomen word -> bv angstig, depressief, gerriteerd, leeg,.


Gezondheidsrisicos:
Effect en nevenwerkingen: dosisafhankelijk
Niet in acht nemen van hygine- en gezondheidsmaatregelen bij gebruik
Middelengebruik kan psychische stoornissen uitlokken!
Middelengebruik op zich is een vorm van psychopathologie!
Middelengebruik kan psychische stoornissen uitlokken:
Alcohol
o Langdurig gebruik: Korsakov (geheugenproblemen)
Verband cannabis-schizofrenie

Biologische werking psychofarmaca:
Werkt in op de prikkeloverdracht ter hoogte van de neuronen -> benvloed de chemische prikkeloverdracht in de synaps -> door middel van neurotransmitters
Sommige werken op 1 specifieke neurotransmitter andere op meerdere
Agonisten:
o Psychofarmaca die de neurotransmissie versterken
o Re uptake inhibitoren: heropname (reuptake) van serotonine door het presynaptische neuron te remmen (inhiberen)
o Verhoogt het effect door:
Aanmaak van neurotransmitters verhogen
Heropname van de neurotransmitters uit de synaptische speel verhinderen
Ontvangende cel gevoeliger maken voor de neurotransmitter
Inhibitie (remming) van het enzyme dat de neurotransmitter afbreekt in de synaptische spleet
Antagonisten:
o Psychofarmaca die de neurotransmissie verzwakt
o Verzwakken door:
Aanmaak van de neurotransmitter belemmeren
Heropname (reuptake) bevorderen
Receptoren in het ontvangende neuron blokkeren

Classificatie van psychofarmaca:
5 grootste psychiatrische ziektebeelden:
o Stemmingsziekten
o Schizofrenie
o Angststoornissen
o Persoonlijkheidsstoornissen
o Verslaving
Behandeling:
o Gedragingen en gevoelens proberen te veranderen
o Gesprek met psycholoog of psychotherapeut
o Voorschrift medicatie door arts of psychiater

-> Slaap- en kalmeermiddelen:
Bij angststoornissen
Onderdrukken de werking van het centraal zenuwstelsel -> kalmerend effect
Werking uitleggen aan de hand van neurotransmitter GABA:
o Belangrijkste inhibitorische (remmende) neurotransmitter
o 2 soorten:
GABAA: zorgt voor inhibitie door de Cl- kanalen te openen -> Cl- van buiten de cel kan naar binnen stromen -> elektrische lading binnen de cel wordt nog lager -> moeilijker om actiepotentiaal op te wekken
GABAB : vergemakkelijkt de open van K+ kanalen zodat kalium uit de cel weg stroomt -> hyperpolarisatie -> moeilijker om een actiepotentiaal op te wekken
Barbituraten:
o Krachtig verdovend middel
o Kunnen in combinatie met GABA dodend zijn
o Hebben ernstige neveneffecten
o Kunnen zorgen voor verwardheid, vertraagde reflexen, verlies van spiercordinatie en spraakproblemen
o Word zoveel mogelijk vermijdt voor behandeling van angststoornissen
Benzodiazepines:
o Gelijkaardige werking als barbituraten -> verschil is dat ze niet rechtstreeks de Cl kanalen openzetten
o Voorgeschreven bij angst, slaapstoornissen, spasticiteit en epilepsie
o Hebben geen invloed op andere gedragingen of op het mentaal en lichamelijk functioneren
o Kan wel gevaarlijk zijn in combinatie met andere verdovende middelen
o Specifieke bijwerkingen:
Sedatie: verlaagde staat van bewustzijn
Tolerantie bij chronisch gebruik: steeds meer nodig van het medicijn om hetzelfde effect te krijgen
Psychische en fysieke afhankelijkheid bij chronisch gebruik

-> Antipsychotica of neuroleptica:
Bij schizofrenie
Antipsychotica:
o Bij psychoses en schizofrenen
o Werking:
Werkt in op het dopaminerge systeem
Stof vermindert de neuronale transmissie van dopamine -> antipsychotisch effect
o Bijwerking:
Ziekte van Parkinson: tekort aan dopamine is een oorzaak hiervan
Persoon zal nog altijd niet helemaal emotioneel normaal functioneren
-> Anti depressiva:
Bij depressies
Mono amine hypothese: defecten bij deze neurotransmitters zoals dopamine, norepifrine en serotonine kunnen leiden tot depressieve symptomen
Oorzaak depressie: resultaat van verschillende veranderingen in de structuur en functie van mono amine neurotransmitters
Type:
o Selectieve Serotine Reuptake Inhibitoren (SSRIs)
Stemmingsstoornissen te behandelen
Voorbeeld van anti-depressiva: Prozac
SSRIs verhinderen dat de neurotransmitter serotine heropgenomen wordt in het presynaptisch neuron
De re-uptake van serotine wordt geinhibeerd
Te kort van serotine is 1 van de biologische verklaringen van depressie

Drugs en druggebruik:
Fysiologische en gedragsveranderingen zijn afhankelijk van:
o Hoeveelheid:
Toegediende hoeveelheid bepaald de gevolgen
Als hoeveelheid toeneemt, neemt aantal getroffen organen ook toe
o Manier van toediening:
Intraveneuze injectie: middel gaat onmiddellijk in het bloed -> dosis over hele lichaam
Via mond: deel van de drugs wordt niet opgenomen
Via spijsverteringsstelsel: duurt lang voor het in werking treed -> effecten zijn vertraagd
o Soort drugs:
Softdrugs: lagere gezondheidsrisicos en/ of verslavingskansen
Harddrugs
Problematisch druggebruik:
o Schade voor de gebruiken en de omgeving
o Veel kosten

Gezondheidsrisicos van druggebruik:
Veroorzaken beoogde effecten en neveneffecten
Effecten hangen af van de dosering -> aantal nevenwerkingen nemen toe bij stijgende dosis
Psychiatrische aandoeningen en verslavingsproblemen treden vaak samen op + versterken elkaar:
o Gebruik van drugs is een omgevingsfactor voor het ontstaan of verergeren van psychiatrische aandoeningen
o Verband cannabisgebruik en schizofrenie: kans groter op schizofrenie als je al op jonge leeftijd blowt
Alle drugs werken in op het beloningssysteem in de hersenen:
Stimuleren de neurotransmitter dopamine -> versterkt het vrijkomen
Nucleus accumbens:
o Structuur diep in de hersenen
o Regelt emoties -> betrokken bij het gevoel van welzijn
o Drugs verhogen het gevoel van welzijn

Bespreking van een aantal drugs:
-> Indeling drugs op basis van het effect dat ze uitoefenen op de gebruiker:
Type Effect Middelen
Verdovende middelen Rust, kalmte en roes - Alcohol
- Opiaten
- Slaap- en kalmeermiddelen
- Snuifmiddelen

Stimulerende middelen - Verhogen bewustzijn
- Activeren van gedragingen en reacties
- Toename energieverbruik
- Wakker zijn
- Cocane en crack
- Speed
- Cafene
Bewustzijn veranderende middelen Zichzelf en omgeving anders ervaren - Cannabis
- LSD en paddos
- XTC

Verdovende middelen:
-> Alcohol:
32 -> 32% van het volume van de drank bestaat uit zuiver ethanol
Effect:
o Vanaf 0,5 promille: eerste psychomotorische stoornissen -> vertraagde verwerking en reactiesnelheid
o Vanaf 1 promille: duidelijke intoxicatieverschijnselen -> wankel lopen, moeite met spreken,.

Werking:
o Dempt de werking van de neo cortex -> rem op het limbisch systeem valt weg
o Invloed op de signaaloverdracht van GABA -> sterk dempend effect
o Werkt in op het dopaminesysteem -> gevoel welbevinden neemt toe

Tast de organen aan:
o Spijsverteringssysteem:
Leverproblemen:
Leververvetting: opstapeling van vet
Hepatitis: leverontsteking
Levercirrose: leververharding
Ontsteking van het maagslijmvlies
Ontsteking van de pancreas
Overgewicht
o Cardiovasculaire aandoeningen:
Stijgen van de bloeddruk
Beschermende werking coronaire ziekten: hart- en vaatziekten
o Zenuwstelsel:
Polyneuropathie
Syndroom van Korsakov: geheugenstoornissen
Delirium tremens: ontwenningsverschijnselen

Onthoudingsverschijnselen:
o Kater: effect van een lichte intoxicatie -> vergiftiging
o Tremor: trillen van de handen, het hoofd en de tong

Tolerantie:
o Regelmatige drinkers voelen minder het effect van alcohol
o Werkt in op verschillende neurotransmitters:
Bij langdurig gebruikt wordt de gezonde werking van neurotransmitters verstoord
Lichaam maakt daarom extra neurotransmitters aan
Ontwenningsverschijnselen alcohol:
Trillende handen, misselijkheid, ziek gevoel, hyperactiviteit, gerriteerdheid en slapeloosheid
Kunnen in lichte mate optreden bij incidenteel gebruik (bv. kater)
Delirium tremens: meest ernstige alcoholonthoudingssyndroom
Alcohol: samengevat:
Fysieke en mentale verschijnselen hangen samen met dosis alcohol
Uitgesproken tolerantie (regelmatige drinkers)
Fysische en psychische afhankelijkheid
Berokken lichaam schade



-> Opiaten
Natuurlijke opiaten - Opium: veroorzaakt zware roes
- Morfine: werkt pijnstillend
- Codene: is een hoestonderdrukker

Half synthetische middelen Herone

Synthetische middelen Methadon


Effect:
o Afhankelijk van soort opiaat en manier van gebruiken
o In het algemeen: verdoving en dempen van pijn
o Stadia bij herone
Rush: kan je vergelijken met een seksueel orgasme
High: toestand van diepe gelukzaligheid

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document