Psychodiagnostiek
Quiz
3. Met "het bepalen van formele posities" bedoelt men volgens het psychodiagnostisch procesmodel dat de
psychodiagnosticus..
»
A) de posities van alle betrokkenen in kaart brengt zodat deze niet in strijd zijn met de wettelijke bepalingen en
ethische beroepsvoorschriften (deontologie) en algemeen ethische voorwaarden
o Juist
»
B) bepaalt of alle betrokkenen bereid en in staat zijn om afspraken te maken over hun inbreng
»
C) bepaalt of alle formaliteiten in de aanmeldingsprocedure zijn vervuld
»
D) zijn eigen positie bepaalt namelijk of hij wel over de nodige competenties beschikt
4. Een psychodiagnosticus baseert zijn aanbevelingen hoofdzakelijk op
»
A) zijn vroegere praktijkervaringen met cliënten met dezelfde problemen
»
B) de voorkeuren en wensen van de cliënt zelf
»
C) de onderzoeksresultaten van het aanvullend onderzoek
»
D) het getoetste integratieve beeld van de cliënt
o Juist
5. Wat is de belangrijkste bedoeling van het psychodiagnostisch procesmodel?
»
A) op een wetenschappelijk onderbouwde manier informatie verzamelen aan de hand van de hulpvraag van de
cliënt
»
B) op een wetenschappelijk onderbouwde manier hypothesen toetsen naar aanleiding van de vraag van de cliënt
»
C) tọt wetenschappelijk onderbouwde adviezen komen op maat van de cliënt
o Juist
»
D) zoveel mogelijk inzicht krijgen in het functioneren van de cliënt, waarbij rekening gehouden wordt met de theorie
6. Als uw cliënt een verklarende hulpvraag heeft, dan wil dit zeggen dat uw cliënt zich afvraagt.
»
A) wat het probleem is
»
B) van welke stoornis er sprake is
»
C) welke factoren zijn / haar probleem beïnvloeden
o Juist
»
D) hoe hij of zij zijn / haar probleem het beste kan aanpakken
7. Een psychodiagnosticus stelt een onderzoeksbatterij samen die
»
A) zoveel mogelijk verschillende onderzoeksinstrumenten omvat
»
B) voornamelijk gebaseerd op het principe van spaarzaamheid
»
C) die toelaat alle geselecteerde hypothesen van het voorlopig integratief beeld te toetsen
o Juist
»
D) enkel betrouwbare instrumenten bevat
8. Een leerkracht van het derde leerjaar vraagt aan de psychologische consulent van het CLB om een leerling uit haar klas te
testen voor intelligentie willen de maaltafels geraken maar niet aangeleerd bij deze leerling. Wat zal de psychologisch
consulent doen?
»
A) Hij zal eerst toestemming vragen aan de leerling voordat het onderzoek uit te voeren.
»
B) Hij zal tegen de leerkracht dat de leerkracht eerst de ouders moet uitnodigen hiervoor.
»
C) Hij zal eerst een afspraak maken met de leerkracht om de vraag van de leerkracht te verhelderen.
o Juist
»
D) Hij zal vragen aan de leerkracht wanneer deze testing het beste past voor de leerkracht.
9. Als een aanmelding ontvankelijk is, dan betekent dit dat
»
A) alle betrokken partijen akkoord moeten worden voldaan aan alle gemaakte afspraken
»
B) de hulpvraag binnen de expertise van de psychodiagnosticus valt
»
C) de cliënt en de psychodiagnosticus gezamenlijk beslissen het traject verder te zetten
o Juist
»
D) de cliënt beslist om het diagnostisch traject verder te zetten.
10. Welke uitspraak is juist?
»
A) Een test heeft één betrouwbaarheidscoëfficiënt en één validiteitscoëfficiënt
»
B) Een test heeft meerdere betrouwbaarheidscoëfficiënten en één validiteitscoëfficiënt
»
C) Een test heeft meerdere validiteitscoëfficiënten en één betrouwbaarheidscoëfficiënt
»
D) Aan een test kunnen meerdere betrouwbaarheidscoëfficiënten en ook meerdere validiteitscoëfficiënten
toegekend worden.
o Juist
Hoofdstuk 1: Psychodiagnostisch procesmodel
Inleiding
Psychodiagnostiek = besluitingsvorm van gericht informatie verzamelen en analyseren
o Hanteren van een wetenschappelijk onderbouwde onderzoeksmethodiek om inzicht te krijgen in de aard
van de problemen en de onderliggende mechanismen en een advies om maat te formuleren
o = basisvoorwaarde voor kwaliteitsvolle dienstverlening
Uitgangspunten
Bronnen waarop uitgangspunten zijn gebaseerd
Sterkte punten van andere psychodiagnostische modellen
Relatie psychodiagnostiek en begeleiding/behandeling
Beleids- en maatschappelijke ontwikkelingen
Praktijkervaringen van PD-docenten
Onderzoek naar kwaliteit van psychodiagnostiek in de praktijk
9 uitgangspunten
1: De psychodiagnosticus handelt en denkt als een scientist – practitioner
o Het denken expliciteren, uitleggen
o Practitioner -> praktijkwerker als psychologisch consulent
o Scientist -> Op een wetenschappelijk onderbouwde manier
De empirische cyclus toepassen -> hypothesetoetsen denken
Hypothesen formuleren op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis
Methodieken gebruiken die wetenschappelijk onderbouwd zijn
Op een betrouwbare manier de resultaten van een onderzoek bepalen
Verantwoording afleggen aan collega’s
Evidence based interventies -> wetenschappelijk onderbouwede aanbevelingen voor preventie,
diagnostiek en behandeling
Zoveel mogelijk foutenbronnen inperken
2: De cliënt staat altijd centraal
o Wat heeft de cliënt nodig?
o Rekening houden met eigenheid van de cliënt, met ph, waarden en normen (= referentiekader van cliënt)
o Aftoetsen of cliënt nog mee is en of die het proces nog wil verderzetten
3: De psychodiagnosticus handelt en denkt interventiegericht
o Altijd doelgericht naar interventies toe
o Ervoor zorgen dat zo weinig mogelijk mensen naar therapie moeten
o De diagnose en/ IB zijn geel doel op zich maar een middel om verantwoorde interventies te kunnen
adviseren of een gepast plan van aanpak te kunnen opstellen
4: De psychodiagnosticus handelt en denkt systematisch
o Systematisch -> stappenplan, leren om de stappen toe te passen die leiden tot een onderbouwde
besluitvorming
o Hierdoor wordt de kwaliteit van de psychodiagnostiek gegarandeerd -> betrouwbaarheid besluitvorming
verhoogt
o Systematische reflectie en evaluatie na elke fase noodzakelijk
5: De psychodiagnosticus hanteert een transactioneel referentiekader
o Als iemand klachten en problemen heeft het dit altijd te maken met de afstemming tussen het individu en
de omgeving (= transactionaliteit)
Individu -> temperament, persoonlijkheid
o Intake
Zoveel mogelijk info verzamelen vanuit het individu en vanuit de omgeving, niet enkel focussen op
klachten die het individu geeft
o VIB
Expliciet aandacht besteden aan de onderlinge verbanden tussen de 3 componenten (klachten,
cliëntgebonden factoren, omgevingsfactoren)
o Hypothesen
Formuleren mbt. de 3 componenten en hun onderlinge verbanden
o Aanbevelingen
Afstemming tussen cliënt en omgeving optimaliseren
6: De psychodiagnosticus werkt constructief samen met de cliënt en andere betrokkenen
o Transparant en open communicatie, open staan voor feedback
o Vanuit een gelijkwaardigheidspositie
Als PC niet opstellen als een deskundige maar op gelijk niveau met de cliënt en die ook zoveel
mogelijk betrekken in het proces
o Basishouding
Warmte, empathie, oprechtheid, begrip en respect
o Cliënt heeft het laatste woord, cliënt beslist
o Ouders zijn ervaringsdeskundigen over het kind dus die moeten ook goed betrokken worden
Ook leerkrachten, werkgevers, … -> volledig beeld krijgen
o Samenwerking met andere disciplines -> psychiater, verpleegkundigen, pedagoog, logopedist, manager,
HR-consulent, … HEEL BREED
7: De psychodiagnosticus handelt en denkt fair en cultuurbewust
o = zorgzame en kwaliteitsvolle diagnostiek bij kansarmen, allochtonen en personen met een beperking
Beschikken over minder ontwikkelingskansen
o Testen gebruiken die aangepast zijn aan de cliënt om een betrouwbaar beeld te krijgen -> vb. Voor iemand
die geen Nederlands kan een vertaalde testafname doen
o De test aanpassen zodat mensen uit een andere cultuur of mensen met een beperking op een goede
manier behandelt kunnen worden
o Doorheen heel het proces rekening houden met contextfactoren zoals kansarmoede of culturele
achtergrond en met andere mogelijke storende factoren
8: De psychodiagnosticus benut en versterkt de positieve aspecten van de cliënt en zijn omgeving
o Informatie verzamelen over de krachten van de cliënt en protectieve factoren van de cliënt en/ of diens
omgeving
o Het zijn de factoren die de negatieve invloed van de risicofactoren tenietdoen maken de cliënt
veerkrachtig of weerbaar
o Niet enkel in kaart brengen, maar ze ook benutten en versterken
9: Het handelen van de psychodiagnosticus is steeds in lijn met deontologische code, wettelijke richtlijnen en ethische
normen en waarden
o Psychodiagnosticus heeft heel wat wettelijke en deontologisch richtlijnen
Vb. Rechten en plichten van cliënt uitleggen, dossier correct behouden, beroepsgeheim, …
Welke informatie mag ik met mijn collega’s uitwisselen en welke niet?
Mag ik thuis iets vertellen over mijn cliënten?
o Ethische waarden en normen die centraal staan
Vb. Respect voor de cliënt, verantwoordelijkheid, integriteit, competentie, belang van een
vertrouwensrelatie
Welke zijn de voordelen van het psychodiagnostisch procesmodel?
»
Breed inzetbaar en los van specifiek psychologisch denkkader
o Toe te passen in alle psychologische wervelden = werkveldoverschrijdend
»
Systematisch, transparant, beredeneerd werken (= kwaliteitsverhogend)
o Cliënt krijgt adviezen op maat waardoor ze betrokken zijn bij interventies en besluitvormingen
»
Fouten voorkomen (= kwaliteitsverhogend)
»
Hogere betrokkenheid van cliënt en omgeving (interventies)
»
Hoge tevredenheid van cliënt
Hoofdstuk 2: Psychodiagnostiek in theorie en praktijk
Thema 1: Clusteren en classificeren
Belangrijk voor opstellen IGB en hypothesevorming/ toetsing
Overzichtelijke samenvatting van de info in fase van aanmelding en intake
1e stap: Ordenen en clusteren van cliëntkenmerken
o Onderwijs-/ schoolloopbaan, gezins- en familiecontext, positieve en protectieve kenmerken, reeds
genomen maatregelen, sociaal en emotioneel functioneren, lichamelijk functioneren, …
2e stap: Verbanden leggen -> zien we linken?
1. KOP model
Klachten
o Gedachten (cognities)
o Gewaarwordingen (lichamelijk)
o Gevoelens (emoties)
o Gedrag (interpersoonlijke component)
Omstandigheden
Persoonlijke stijl/ persoonlijkheid
Wat?
Het wordt gebruikt om te clusteren en nog NIET om te behandelen!!!
Versterking van eerstelijns GGZorg: in vijf stappen snel van probleem naar oplossing
Eenvoudig en gemakkelijk overdraagbaar werk(verklarings)model -> linken, relaties
Generiek, transdiagnostisch en gelaagd concept van persoonlijkheid (P): focus op “coping”
o Persoonlijkheid bestaat uit 3 lagen
1. Gedrag en coping -> hoe ga je om met problemen (gedrag)
2. Hoe denkt die persoon? Wat is zijn zelfbeeld? (gedachten)
2. Temperament
Empirische cyclus -> hypothesetoetsend omgaan met cliënt
K = O x P
De afstemming tussen het individu (P) en de omgeving (O) zorgt al dan niet voor klachten/ problemen (K)
Klacht
o Probleem
o Pathologie
Omstandigheden
o Stressoren
o Tegenslagen = gebeurtenissen of prikkels die als belastend worden ervaren
Persoonlijkheid
o Copingstijl
Verschillende soorten
Vermijden, actief aanpakken, uitstelgedrag, piekeren, …
o Gewoonten/ reactiepatronen = stereotiepe manieren waarop iemand omgaat met gebeurtenissen/
tegenslagen
Cliënt wordt heel sterk betrokken om zijn/ haar kOP-model mee in te vullen
Casus J.P
39-jarige zelfstandig uitbater boekenhandel
Getrouwd en een pasgeboren zoon
Heeft rust nodig -> gaat naar huisarts voor slaappillen
o Huisarts schrijft kalmeringspillen voor en verwijst Jef door naar een PC om tot de kern van het probleem te
komen en te zoeken naar de reden van het ontstaan van de klachten
Afspraak met PC op centrum Geestelijke gezondheidszorg na doorverwijzing door huisarts
Aanmelding ontvankelijk
KOP-model Jef
Samen met Jef ingevuld
Klachten komen duidelijk overeen met hoe ze al verwoord waren bij de huisarts
Klachten kunnen beschreven worden als een gegeneraliseerde angststoornis waarbij er ook kenmerken zijn van een
explosieve stoornis