Begrippenlijst Sociologie
Hoofdstuk 1: wat is sociologie?
Alles is contingent
Gewoontes, handelingen, instellingen…die voor ons
vanzelfsprekend zijn, zijn elders vaak totaal anders, en hadden
zich dus ook bij ons op een andere manier kunnen ontwikkelen
Sociologisch denken
Individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren vanuit het
geheel van sociale relaties, die zelf een specifieke historische
oorsprong hebben
Sociologische verbeelding
Een levendig bewustzijn van de band tussen ervaringen en de
ruimere samenleving
Microniveau
Gaat over de dagelijkse face-to-face interacties die we aangaan
binnen kleine groepen, bv. Vriendengroep/gezin
Mesoniveau
Bevindt zich tussen het micro-en het macroniveau, bv.
Organisaties, buurt, verenigingen
Macroniveau
Kenmerken van de maatschappij in z’n geheel, bv. De
verzorgingsstaat
Contextuele factoren
kenmerken van de sociale context waarin de interactie plaats
vindt die de interactie beïnvloeden
Sociale contextuele factoren
Factoren die zelf het resultaat zijn van interactie tussen
personen en op hun beurt nieuwe interacties beïnvloeden, bv.
Coronamaatregelen
Demografische contextuele
Beschrijft een bevolking en haar veranderingen
factoren
Materiële contextuele
Grondstoffen, technologie, infrastructuur… waarover een
factoren
maatschappij beschikt
Economische contextuele
Factoren die in verband staan met de productie, distributie en
factoren
consumptie van goederen en diensten
Gedrag
Elke actie/reactie van een individu. Het gaat om zichtbaar sociaal
gedrag, ideeën en/of cognitieve prestaties
Sociaal handelen
Handelen waarbij je rekening houdt met de andere, ookal is die
op dat moment niet fysiek aanwezig. Het is elk handelen dat
gericht is op anderen of beïnvloed wordt door anderen. Het is
een subjectieve betekenis
Interactie
Wanneer mensen een complementaire betekenis geven aan
elkaars handelen: elkaars handelen beïnvloeden
Hoofdstuk 2: socialisatie
Socialisatie
Proces waarbij het individu in specifieke relaties treedt met
verschillende groepen, zijn rol leert spelen tegenover deze
groepen en daarbij de waarden, normen, gewoontes, kennis en
vaardigheden van een groep aanleert om in deze groep te
kunnen functioneren. Het is een levenslang proces
Interiorisatie
Het in jezelf opnemen
exterioriteit
Alle cultuur rondom je
Primaire socialisatie
Algemene gedragingen worden aangeleerd die eigen zijn aan een
bepaalde cultuur, maar niet gebonden aan een bepaalde sociale
positie
Secundaire socialisatie
Specifieke gedragingen en verwachtingen die aangeleerd worden
bij het innemen van een nieuwe sociale positie
Tertiaire socialisatie
Manier waarop ons gedrag en identiteit beïnvloed worden door
(sociale)media, films, games
Role-taking
Leren ‘jezelf tot object maken’, jezelf evalueren vanuit een
extern standpunt. Doel: inzicht in zichzelf en in het groepsleven
Significant other
Belangrijk iemand uit zijn omgeving
Generalized other
De andere in het algemeen (niet persé uit de omgeving)
Sociaal determinist
Iemand die van mening is dat ons gedrag volledig bepaald wordt
door de sociale context waarin we ons bevinden
Looking-glass self
We zien onszelf zoals we denken dat anderen ons zien
Geslachtsrolsocialisatie
Jongens en meisjes worden anders gesocialiseerd, van bij de
geboorte
Geslachtsrol-differentiatie
Toeschrijven van een rollenpatroon op basis van geslacht
Horizontale segregatie
Bestaan van typische ‘vrouwenberoepen’ en ‘mannenberoepen’
Verticale segregatie
Overgewicht van mannen in de toplaag van organisaties, en
vrouwen in de lagere uitvoerende beroepen
Anticiperende socialisatie
Individu gaat zijn gedragingen, waarden en normen beïnvloeden
door een groep waartoe hij nog niet behoort, maar wenst te
behoren
Hoofdstuk 3: bouwstenen van de samenleving
Maatschappelijke organisatie
Manier waarop het menselijke gedrag en het beroepsleven
sociaal georganiseerd zijn
Sociale positie
Plaats die een persoon inneemt in een netwerk van sociale
relaties
Positieset
Geheel van sociale posities die iemand bekleedt (kan
toegeschreven of verworven zijn)
Sociale status
Waardering die gekoppeld wordt aan een bepaalde sociale
status
Statusset
Geheel van sociale statussen van een persoon, gebonden aan
positieset
Statussymbolen
Functie om te laten zien wie je bent. Verwijzen naar rijkdom,
macht, invloed…
Masterstatus
Status die een speciale betekenis heeft voor de sociale identiteit
van een individu, en vaak een centrale rol speelt in het leven
Statusinconsistentie
Geen overeenstemming tussen de verschillende sociale
statussen van een persoon, en dit door de persoon zelf zo wordt
ervaren
Statusconflict
Inconsistentie ervaren door interactiepartner
Sociale rollen/rolverwachting
Het gedrag dat anderen verwachten van iemand die een
bepaalde sociale positie bekleedt
Rollenconflict
Tegenstrijdigheden in de verschillende sociale rollen vanuit één
(intern) of meerdere sociale posities (extern)
Document Outline
Hoofdstuk 1: wat is sociologie?
Hoofdstuk 2: socialisatie
Hoofdstuk 3: bouwstenen van de samenleving
Hoofdstuk 4: cultuur en samenleving
hoofdstuk 5: groeperingen
Hoofdstuk 6: sociale ongelijkheid en sociale stratificatie
Hoofdstuk 7: deviantie