Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: elodieOD81 - 3 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Het recht om te baren en om op te voeden
Iedereen heeft het recht om een gezin te starten of juist geen kinderen te krijgen. Als het gaat om het
recht om ouder te zijn, wordt onderscheid gemaakt tussen het recht om te baren en het recht op
opvoeden. In de minimale zin is het recht om ouder te zijn, het optreden als stamvader en het tot leven
brengen van een kind (bearing). Daarnaast bestaat het recht om ouder te zijn, in de zin van het optreden
als primaire voogd van het kind; het recht om kinderen op te voeden (rearing).
Mensen willen kinderen om verschillende redenen. Enkele redenen kunnen zijn dat men genen wil
doorgeven, de liefde tussen partners compleet wil maken of een relatie wil redden. Het recht om
kinderen te krijgen is echter niet onvoorwaardelijk. De voorwaarde is dat ouders goed voor het kind
moeten zorgen. Maar, wat valt onder goede zorg voor het kind? En wat is een ouder een kind
verschuldigd? Het begint met de vraag wanneer het juiste moment is om een kind op de wereld te zetten.
Archard schrijft in zijn boek dat het beter voor het kind moet zijn om te leven, dan helemaal niet te leven.
Wanneer een ouder in slechte leefomstandigheden leeft, waarbij vanuit kan worden gegaan dat het kind
zal lijden, dan is het volgens hem beter om geen kind te nemen.
Over de uitspraak: I bear, therefore I rear, ofwel Ik heb het kind op de wereld gezet, dus ik mag het
opvoeden, bestaat een discussie. De liberationisten zijn echter van mening dat het recht van de ouders
niet verenigbaar is met het zelfbeschikkingsrecht van het kind. Dit betekent dat het kind zelf zou mogen
bepalen hoe het opgevoed mag worden. Maar de vraag hierbij is, vanaf welke leeftijd gaat het
zelfbeschikkingsrecht in? In de praktijk is dit erg lastig te bepalen. Archard benoemt vier argumenten voor
de conclusie dat de natuurlijke ouders het recht moeten hebben om hun eigen kind op te voeden.
Ten eerste het bezit, ofwel properietarian. Wat men op de wereld produceert, is in bezit van diegene.
Aristoteles meende dat het kind onderdeel is van het lichaam van de ouder en eruit is ontstaan. Locke
daarentegen zei dat kinderen niet het bezit zijn van ouders omdat zij hen hebben gemaakt. Volgens hem
heeft een nieuw mens alle menselijke rechten en dus ook het recht op vrijheid. Het kind krijgt uiteindelijk
evenveel rechten als de ouder, dus dan is het geen bezit. Hij gaat er wel van uit dat ouders het beste
willen voor hun kinderen. Ook vond hij dat een goede pleegouder dezelfde rechten moeten hebben als
de biologische ouder.
Het tweede argument is verwantschap. De veronderstelling is dat een aangeboren bloedband het recht
geeft om op te voeden. Ouders zouden liefde naar kinderen ervaren en kinderen zouden bij de ouders
willen blijven vanwege de gehechtheid. Genetische verwantschap zou belangrijk zijn voor het vormen
van de identiteit. Zo gaan niet-biologische kinderen opzoek naar hun biologische ouders. Maar:
verwantschap is geen sterk argument. Kinderen hebben namelijk niet altijd een even goede of sterke
band met de ouders. Daarnaast is gehechtheid niet alles bepalend, aangezien kinderen flexibel zijn en
ook hechten aan anderen. Maar, de band tussen ouder en kind, emoties en gevoelens zijn natuurlijk wel
belangrijk en tellen wel mee. Het is dus genuanceerd.
Het derde argument is interesse of belang. Hierbij kan worden afgevraagd of het zo is dat de biologische
ouders meer belang naar het kind stellen dan andere individuen. Een reden om dit argument te
ondersteunen is dat ouders hebben gekozen om het kind te nemen. Daarnaast kan worden gezegd dat
als het kind ongelukkig is, een ouder ook ongelukkig is. Maar, dit is niet gegarandeerd. Niet iedere ouder
zorgt even goed voor het kind en heeft belang voor het kind. Bovendien is een kind krijgen, niet gelijk aan
een kind willen.
4
Het laatste argument is het minst schadelijke alternatief. Biologische ouders lijken geschikt voor het
geven van liefde en zorg. Ouders en kinderen willen niet van elkaar gescheiden worden. Kinderen hebben
ook verwantschap nodig bij het vormen van de identiteit. Wel zegt Archard dat dit alleen telt als de
alternatieven niet beter zijn.
In het verdrag ter inzake van de rechten van het kind (CRC) staat dat ouders primair verantwoordelijk
zijn voor de ontwikkeling van het kind. Hieronder vallen de fysieke, mentale, geestelijke, morele en
sociale ontwikkeling. De vraag is: Hebben kinderen recht op de beste opvoeding die er bestaat? Archard
komt uit op het feit dat kinderen geen recht hebben op de beste opvoeding, maar het recht hebben op
ouders die hun best doen.
Het concept ouderschap kan worden onderverdeeld in biologisch en moreel ouderschap. Biologisch
ouderschap houdt een genetische verwantschap tussen ouder en kind in door middel van conceptie of
zwangerschap. Moreel ouderschap houdt in dat je als ouders zorg en liefde biedt om het best mogelijke
opvoeding te garanderen (kan ook door niet-biologische verzorgers). Maar, wie krijgt het recht om op te
voeden? Biologisch ouderschap garandeert geen moreel ouderschap. Om het recht te krijgen om op te
voeden moet men voldoen aan de plichten van moreel ouderschap. Archard concludeert dat biologische
ouders meestal ook de morele ouders zijn voor het kind. Zowel de natuurlijke ouder als het kind hebben
er normaal gesproken een groot belang bij om bij elkaar te blijven. Volgens hem is het in eerste instantie
dus een goed idee als de biologische ouders het kind opvoeden. Echter is het niet goed om te
veronderstellen dat biologische ouders automatisch de beste ouders zijn. Dit laatste gebeurt vaak wel.
De familie en de staat
Door te praten over rechten en plichten laten we ons leiden door de vraag hoe de staat moet handelen
om de belangen van kinderen te beschermen en tegelijkertijd de rechten te respecteren van degenen die
als verzorger kunnen optreden. De 'liberale norm' schrijft de juiste verhoudingen tussen staat, gezin en
kinderen voor, en is momenteel het meest invloedrijke verslag van hoe de wet gezinnen binnen de
liberaal-democratische samenlevingen zou moeten regelen. Het bestaat uit drie elementen:
1. Er is een verbintenis tot het allerhoogste belang van het belang van het kind;
2. Ouders, dat wil zeggen degenen die in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor het welzijn van
bepaalde kinderen, hebben onder standaardvoorwaarden recht op autonomie en privacy.
Autonomie betekent hier de vrijheid om kinderen naar eigen goeddunken op te voeden; privacy
betekent de afwezigheid van ongeoorloofde inbreuk op het domein van de familie;
3. Er is een duidelijke specificatie van de drempel voor staatsinterventie, dat wil zeggen een opgave
van die voorwaarden, waarvan de vervulling de staat zou rechtvaardigen om het ouderlijke recht
op privacy en autonomie te schenden. Normaal gesproken hebben deze aandoeningen ofwel
betrekking op de bewezen ontwrichting van het gezin, ofwel op het toebrengen van aanzienlijke
schade feitelijk of waarschijnlijk aan het kind.
De drie elementen van de norm versterken elkaar op deze manier: het is in het directe belang van elk
kind om door zijn ouders te worden opgevoed zoals zij dat nodig achten en binnen een gezinscontext
beschermd tegen inbreuk op de privacy. Wanneer een gezin echter faalt of het kind wordt blootgesteld
aan ernstige schade, doen de ouders afstand van hun recht op autonomie en privacy. De voogdij over
een kind gaat dan over van zijn ouders naar de staat die, geleid door de belangen van het kind, een
passende handelwijze bepaalt. De vermoedens van de liberale standaard met betrekking tot de staat
zijn als volgt:
1. De staat heeft een legitiem belang bij het welzijn van kinderen;
2. Het fungeert als hun verzorger in laatste, of in ieder geval niet in eerste instantie;
3. De staat neemt een publieke rol op zich bij het beschermen van kinderen, die in eerste instantie
wordt begrensd door de privruimte van het gezin;
4. De staat doet of kan neutraal en onpartijdig optreden ter behartiging van de belangen van alle
kinderen binnen zijn domein.
5
De liberale standaard schrijft een individualistische opvoeding voor, waarbij de opvoeding wordt
overgelaten aan de ouders. Pas wanneer het kind risico loopt, grijpt de staat in. Het zou echter naef en
kortzichtig zijn om te geloven dat de staat is wat de liberale standaard veronderstelt dat hij is.
De Westerse staat is namelijk niet neutraal. Zo wordt bijvoorbeeld meer toezicht gehouden op gezinnen
met een lage sociaaleconomische status (SES). Hulpverlening en toezicht wordt juist vaak uitgevoerd door
mensen met een hogere SES. Bovendien wordt geoordeeld over wat iedereen doet. Tegenover de liberale
standaard staat het collectivisme. Hierbij draagt de staat min of meer de verantwoordelijkheid voor de
opvoeding van kinderen. Toch lijkt het argument voor de individualistische, liberale standaard, met het
recht op privacy en autonomie dat ouders sterk te zijn.
Privacy en autonomie
Het recht op privacy is vereist om het recht op autonomie naar behoren uit te oefenen. Ouders zouden
alleen effectief het leven van hun kinderen kunnen begeleiden als zij hierbij niet gehinderd worden, ofwel
worden geobserveerd door anderen. Het recht op autonomie is eigenlijk hetzelfde als het recht op
opvoeding; een recht van verzorgers die hen in staat stellen belangrijke keuzes te maken ten behoeve
van het kind. Twee overwegingen die relevant zijn voor het recht op opvoeden zijn:
1. Een kind heeft baat bij stabiel, consistent en continu ouderschap. De aanname dat een kind in
eerste instantie door de biologische ouders moet worden opgevoed, kan worden verlengd tot de
extensie dat het kind ook bij hen moet blijven. Wanneer toch het belang bestaat dat het kind
moet worden weggehaald bij de ouders, moet een alternatief worden gevonden dat het kind een
langdurige en stabiele opvoeding kan bieden.
2. De veronderstelde waarde van diversiteit in de levensstijl van volwassenen. Als ouders het recht
bezitten om hun kinderen opvoeden, dan vindt er automatisch een overdracht plaats van de
leefstijl, normen, waarden en opvattingen. Zo delen ouders bijvoorbeeld hun leven met hun
kinderen en willen ouders dat hun opvattingen en waarden worden voortgezet.
Bij observaties kan echter wel onderscheid worden gemaakt. Zo kan namelijk alleen puur een observatie
plaatsvinden, een observatie met een oordeel of juist een observatie met een oordeel met als
uitgangspunt het inzetten van een interventie. Het kan echter een verontrustend idee zijn als men het
idee heeft geobserveerd te worden n beoordeeld te worden door anderen. Daarnaast is de observatie
gekoppeld aan de mogelijkheid van ingrijpen door de ander, wat ervoor kan zorgen dat men zich anders
voor doet. Ook de duur van de observatie is een punt. Het maakt ook een verschil of iemand weet dat hij
wordt geobserveerd, of dat dit niet wordt verteld.
Relaties kunnen bijzonder zijn, vanwege de intieme band die wordt gedeeld en een mate van
vertrouwelijkheid. Bij intieme relaties hoort privacy, maar is privacy ook noodzakelijk in een gezin?
Soms wordt het gezin als voorbeeld gebruikt voor een intieme relatie. Echter is de relatie tussen ouder
en kind anders dan andere intieme relaties. Ten eerste is het geen relatie tussen twee gelijken, maar
tussen een onafhankelijke volwassene en een afhankelijk kind. Ten tweede kiest men zelf voor relaties
met geliefden en vrienden, maar het kind kan niet zijn eigen ouders kiezen. Als de relatie tussen ouder
en kind op precies dezelfde manier een intieme relatie is als die tussen vrienden of geliefden, dan zou
een kind het recht moeten hebben om mede de voorwaarden van die relatie te bepalen en zich eraan
terug te trekken. Ten derde is het uitwisselen van persoonlijke informatie tussen ouder en kind niet
hetzelfde als bij andere intieme relaties. Ten slotte kan in het geval van de relatie tussen ouder en kind
een goede reden zijn voor inmenging van anderen, bijvoorbeeld wanneer kinderen worden misbruikt,
mishandeld of verwaarloosd. In het geval van vrienden en geliefden is het lastiger om een goede reden
voor inmenging van anderen te bepalen.
6
Collectivisme
De meest opvallende filosofische verdediging voor de opvatting dat de staat directe controle moet
hebben over de opvoeding van kinderen, is die van Plato. In de Republiek betoogt hij dat de heersers van
zijn ideale samenleving geen gezin moeten hebben en dat de opvoeding van kinderen collectief moet
gebeuren. Plato biedt drie redenen voor zijn voorstel:
1. Op eugenetische gronden wordt aangedrongen op regulering van het huwelijk en het opvoeden
van kinderen om de vervolmaakbaarheid van de heersers te waarborgen;
2. Mannen en vrouwen mogen in gelijke mate de ambten van de staat vervullen;
3. Om de eenheid van de staat te waarborgen. Een collectieve opvoeding zou als het ware n grote
familie vormen. Dit is de belangrijkste reden.
Plato negeert gewoon alle claims die tegen hem kunnen worden ingediend op basis van de rechten van
een ouder over kinderen. Hij verdedigt bijvoorbeeld de leerplicht met het argument dat het kind nog
meer eigendom is van de staat dan van zijn ouders. En in de Republiek betoogt hij dat tussen bepaalde
voorgeschreven leeftijden een vrouw kinderen moet baren en een man kinderen moet verwekken voor
de rijkdom van de gemeenschap. Plato zag de wenselijkheid van zijn voorstel als onbetwistbaar. Alleen
de haalbaarheid ervan was een punt van serieuze discussie. Ook Watson (1928) was van mening dat er
ongetwijfeld meer wetenschappelijke manieren zijn om kinderen op te voeden. Hij ging uit van de tabula
rasa en geloofde dat iedereen alles kan leren. Het gevolg van collectivisme is echter verdund ouderschap.
Familiebanden zijn sterk, intiem, loyaal en uniek. Dit is onmogelijk bij een grote groep.
Moet de staat beslissen wie kinderen mag krijgen en opvoeden? En welke redenen zouden in dit geval
kunnen worden gegeven, om te denken dat iemand niet vrij zou moeten zijn om een kind te krijgen en
op te voeden? Mogelijke beperkingen zijn:
1. De gevolgen voor anderen van de geboorte van een kind; dat het bijvoorbeeld zou kunnen
bijdragen aan een probleem van overbevolking of een besmettelijke, dodelijke ziekte zou kunnen
erven;
2. Het welzijn van het toekomstige kind;
3. Het welzijn van de wensouder.
Maar waarom zouden er geen beslissingen moeten worden genomen, voorafgaand aan een eventuele
geboorte? Waarom zou de staat, of de samenleving als geheel, niet moeten beslissen of een kind geboren
moet worden en, zo ja, aan welke ouders het moet worden toegewezen? Een voor de hand liggend
middel om dit te doen is het licenseren van het ouderschap. Een licentie tot ouder is een toestemming
om zowel een kind te baren als op te voeden. Een vergunning alleen om zich voort te planten, wat
betekent dat een ander voor het kind zou zorgen nadat het is geboren, zou denkbaar zijn. Een vergunning
alleen aan de achterzijde is ook denkbaar, en dan wordt normaal gesproken van vergunningverlening.
Het voorstel om ouders toestemming te geven lijkt misschien zo buitensporig, zo verkeerd en
onrechtvaardig, dat het onmiddellijke afwijzing verdient. Redenen waarom het serieus moet worden
overwogen:
1. De samenleving laat momenteel een reeks activiteiten toe die mogelijk schadelijk zijn voor
anderen en waarvan de veilige uitvoering een bewezen bekwaamheid vereist, zoals autorijden
en het beoefenen van medicijnen;
2. De samenleving is bereid om sommige ouders een vergunning te geven, terwijl alle ouders
moeten worden beoordeeld op hun geschiktheid;
3. De ogenschijnlijk voor de hand liggende onjuistheid van ouders met een vergunning kan
voortkomen uit een basisovertuiging dat mensen geen toestemming van de staat nodig hebben
om hun eigen kinderen groot te brengen.
7
Redenen waarom individuen geen vergunning aan ouder mogen krijgen:
1. De kans dat het kind een ernstige ziekte of handicap erft;
2. De sociale en economische situatie van de wensouders;
3. De wensouders zijn psychisch niet in staat om voor het kind te zorgen;
De belangrijke bezwaren tegen licentieverlening zijn van praktische aard, namelijk:
1. Er kan geen aanvaardbare competentiestandaard worden bedacht;
2. Het eerlijke en efficinte beheer van vergunningen kon niet worden beheerd;
3. Sancties tegen vergunning overtredingen zijn onmogelijk te organiseren;
4. De doeleinden waarvoor licentieverlening gerechtvaardigd is, zouden beter kunnen worden
gewaarborgd met minder verwerpelijke middelen.
Kindermishandeling
Het probleem van kindermishandeling vertoont een zekere schijnbare paradox. Zolang een menselijke
samenleving bestaat, worden kinderen wreed behandeld. Toch is het pas de laatste tijd, waarin het
aantoonbaar beter is voor kinderen, dat er een bijna obsessieve sociale interesse is ontstaan in hoeveel
kinderen worden misbruikt.
Een georganiseerde beweging om kinderen te beschermen begon pas in de jaren 1880 en de eerste
wetgeving om de belangen van kinderen te verdedigen dateert uit het begin van de 20e eeuw. De
afgelopen 50 jaar is men getuige geweest van een herontdekking van kindermishandeling.
Kindermishandeling is echter geen nieuw fenomeen. Daarnaast is kindermishandeling niet toegenomen,
in vergelijking met vroeger, maar worden juist meer meldingen gemaakt.
Er is een orthodoxe, nauwkeurige definitie van kindermishandeling die vier subcategorien kent:
1. Lichamelijke mishandeling: geweld en andere niet-toevallige, verboden menselijke handelingen
die een kind pijn doen en letsel of blijvende aantasting van de ontwikkeling of het functioneren
kunnen veroorzaken;
2. Lichamelijke verwaarlozing: de aanhoudende of ernstige verwaarlozing van een kind, met als
gevolg ernstige aantasting van de gezondheid of ontwikkeling van het kind, waaronder niet-
organische groeiachterstanden;
3. Seksueel misbruik: de betrokkenheid van afhankelijke, in ontwikkeling zijnde onvolwassen
kinderen en adolescenten bij seksuele activiteiten die ze niet volledig begrijpen, waarvoor ze
geen genformeerde toestemming kunnen geven en die de sociale taboes van gezinsrollen
schenden;
4. Emotioneel misbruik: een gezamenlijke aanval op de zelfontwikkeling en sociale competentie van
een kind, een patroon van fysiek destructief gedrag dat vijf vormen aanneemt: afwijzen, isoleren,
terroriseren, negeren, corrumperen.
Wel moet men rekening houden met het feit dat er verschillende culturele normen en waarden bestaan.
Zo is het in sommige culturen normaal dat het kind opgroeit met bepaalde zaken. Dat maakt het moeilijk
om een universele definitie van kindermishandeling te geven. Het is belangrijk om eerst naar het grotere
systeem te kijken, voordat men andere waarden opdringt en bemoeit met zaken. Een etnocentrisch
standpunt houdt in dat men een andere cultuur beoordeelt aan de hand van normen, waarden en
gewoontes van de eigen cultuur.
Er zijn twee gevaren bij het gebruik van het adjectief 'seksueel'. De eerste is dat het ertoe kan leiden dat
je het in engere termen ziet als geslachtsgemeenschap tussen volwassene en minderjarige. Seksueel
misbruik vormt een continum van activiteiten die kunnen variren van flitsen en blootstelling aan
pornografisch materiaal, via ongepast strelen tot anale of vaginale penetratie.
8
Ten tweede, net zoals feministen hebben geprobeerd verkrachting te definiren als een daad van geweld,
niet als een seksuele daad, is het goed om te onthouden dat wat bij seksueel misbruik van een kind op
het spel staat, de uitdrukking van superieure macht is in plaats van een ongepaste seksuele relatie.
Een bescheiden collectivistisch voorstel
Hoe moet de samenleving over haar kinderen denken, hoe moet ze voor ze zorgen en welke rechten
moet ze eventueel toekennen? Een directe moeilijkheid bij het beantwoorden van deze vragen is de
ambiguteit van 'een samenleving'. Enkele ideen om over kinderen na te denken, voor ze te zorgen en
ze sterker te maken:
1. Kinderen zouden meer in het publieke domein en buiten de privacy van het gezin moeten zijn;
2. Waarden van de volwassen samenleving zouden gelijkheid, democratie en collectivisme moeten
zijn;
3. De universele voorziening van voorschoolse faciliteiten en activiteiten voor iedereen;
4. Verspreiding van ouderschap;
5. Een collectieve waardering van kinderen;
6. Een forse uitbreiding van kinderrechten.
De liberale norm is in wezen een voorschrift dat de staat zich niet mag bemoeien met de opvoeding van
kinderen door hun ouders, tenzij kan worden aangetoond dat het kind wordt blootgesteld aan een ernstig
risico op schade. De staat die niet tussenbeide komt, kan als individualistisch worden beschouwd;
opvoeding wordt overgelaten aan individuele ouders. Daarentegen zijn er collectivistische waar de staat
of de samenleving in meer of mindere mate een verantwoordelijkheid op zich neemt voor de opvoeding
van kinderen. Dichter bij het individualistische model kunnen we ons voorstellen dat kinderen in eerste
instantie door gezinnen worden opgevoed, maar onderworpen zijn aan allerlei vormen van wettelijk
toezicht en controle. Redenen voor een collectivistische benadering zijn:
1. Kinderbeschermer: handelt in het belang van het kind en probeert het te beschermen tegen
schade;
2. Distributief: het handelt in naam van sociale rechtvaardigheid en probeert de overdracht van
overgerfde ongelijkheden tussen generaties te voorkomen of te minimaliseren. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is onbeperkt.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document