Studiebot antwoord

Vraag gesteld door: Grazyna - 4 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Ondervoeding: Een acute of chronische tekort van energie, eiwitten of andere voedingsstoffen, wat leidt meetbare nadelige effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren, het lijf en klinische resultaten.
Oorzaken: te weinig inname en/of opname van voeding en /of abnormale verliezen
Gevolgen: een veranderde lichaamssamenstelling (verminderde vet vrije massa en lichaamscelmassa)


Typen ondervoeding:
Sarcopenie: Leeftijd-gerelateerde afname van spierkracht en spiermassa
Primaraire factor is veroudering
Ook duidelijke relaties met (in)activiteit, voeding en ziekte.
Cachexie: Ziektegerelateerde chronische ondervoeding met inflammatie (ontsteking).
Wasting: door sociale, psychologische en/of medische problemen eet iemand te weinig. De spiermassa neemt zo'n 20-30% af. Wasting kan optreden bij bijvoorbeeld verwaarlozing, kauw- en slikproblemen, malabsorptie, alcoholisme en anorexia nervosa.







Kenmerken ondervoeding:



Ondervoeding bij vasten en ziekten
Ondervoeding bij vasten: dan past het lichaam zich aan en zorgt het voor zo zuinig mogelijk omgaan met energie om in leven te blijven. Verlaging van ruststofwisseling, ketonlichamen uit vetzuren gevormd voor energie. Bespaard je van afbraak van de spier.
Ondervoeding door ziekte: Aanpassing door het lichaam niet mogelijk. Gewicht daalt ten koste van spiermassa.


Gezond zonder eten: Dood na 70 dagen.
Ziek geen eten: Dood na 27 dagen.
Geen vocht: Dood na 3 dagen.
Oorzaken ondervoeding
Somatische factoren kunnen zijn: de ziektetoestand (inflammatie in verschillende gradaties) en symptomen/voedingsproblemen als gevolg van ziekte of de behandeling ervan, zoals verminderde smaak, reuk, eetlust, gebitsklachten, slikproblemen, een ontregeling van het honger- en verzadigingsgevoel, een verstoorde vertering en opname in het maagdarmkanaal en pijn.
Functionele factoren kunnen zijn: een verminderde mobiliteit, verminderde of geen mogelijkheid om boodschappen te doen en eten te bereiden en vermoeidheid.
Psychische factoren kunnen zijn: angst, verdriet, depressie en verminderde cognitie.
Sociale factoren kunnen zijn: eenzaamheid, geen sociaal netwerk om boodschappen te laten doen en armoede.
Gevolgen ondervoeding























Voeding bij Gezondheid en ziekten hoofdstuk 16 - voeding voor ouderen

16.1 Voedingsproblemen bij ouderen
De consumptie van zout en van voedingsmiddelen met verzadigd vet is te hoog en van volkorenproducten, fruit en vis te laag.
20% van de ouderen heeft ernstig overgewicht en de prevalentie van ondervoeding is ook te hoog. (40-50%)
Verandering in energiebalans verminderde mobiliteit en verandering in lichaamssamenstelling minder energie nodig energiebehoefte daalt gevaar voor tekorten.
Vitamine D en B12 vragen extra aandacht, wegens veroudering. Onvoldoende Vit D versnelt afname van de botmassa. Vit B12 invloed op cognitieve functies.
Eiwitaanbeveling: 0,83 gram/kg lich.gewicht
Vitamine D: 20 mg/dag


16.2 Zorg voor de voeding
De zelfzorg voor de voeding kan in gevaar komen door:
Verminderde mobiliteit Bereiden en kopen van voedsel wordt moeilijk
Laag inkomen Bezuiniging op voeding
Eenzaamheid en depressiviteit Het overslaan van maaltijd en warme maaltijden vervangen door pap of soep
Slechte eetlust verminderd smaak-en reukvermogen, gebitsprothese. droge mond
Achteruitgang van cognitieve functies Plannen en bereiden van maaltijden en boodschappen doen wordt moeilijker
Aangepaste voeding door chronische ziekten










16.3 Fysiologische factoren
Er is een aantal fysiologische factoren die van invloed zijn op de behoefte aan voeding voor ouderen:
Lagere stofwisseling vetvrije massa (spierweefsel) neemt af, waardoor de ruststofwisseling lager wordt en daarmee de energiebehoefte.
Groter verlies van vocht via de huid en een geringer dorstgevoel toename van vochtverlies komt door verminderde nierfunctie, hoge omgevingstemperatuur en droge lucht.
Minder snel herstel van verstoorde evenwichten ouderen herstellen hier minder snel van, dus beter letten op houdbaarheid van producten en hygine.
Obstipatie door gebrek aan lichaamsbeweging, vezelarme voeding, lage vochtinname, verwaarlozen van defecatiedrang, gebruik van medicijnen en spierzwakte.
Degeneratieve processen (atherosclerose, osteoporose, sarcopenie)
Atherosclerose: ziekteproces van de slagaders
Osteoporose: toestand waarin de botdichtheid is afgenomen en makkelijk fracturen ontstaan
Sarcopenie: afnemen van de spieren.
Resorptiestoornissen door veranderingen in maag-darmkanaal
Vitamine B12-te kort: 10-30% van de ouderen
Gebruik van medicijnen kunnen van invloed zijn op de voedingstoestand


16.4 Voedingsadviezen voor ouderen
De volgende aanbevelingen gelden:
Ruim gebruik van bruin/volkoren brood, groente en fruit
Dagelijks melk en/of melkproducten
Dagelijks vlees, vis, ei of peulvruchten
Beperkt gebruik van boter, margarine of dieetmargarine
Minimaal 1,7L vocht
Beperkt gebruik van suiker en suikerrijke, -en vetrijke voedingsmiddelen en alcoholische dranken


































Beschrijft de aanbevolen hoeveelheden van ouderen m.b.t. energie, eiwit, suppletie, vocht.




Mannen
Vrouwen
Energie (kcal) gemiddeld
60-74 jaar: 2200 kcal/dag > 74 jaar: 2050 kcal/dag
vanaf 60 jaar: 1850 kcal/dag
Vetten
30-35 energie%
30-35 energie%
Koolhydraten
50-55 energie%
50-55 energie%
Eiwitten
0.83g/kg/dag
0.83g/kg/dag
Vezels
minimum 25 g
minimum 25 g
Vitamine D
Tot 70 jaar: 10-15 g >70 jaar: 20 g
Tot 70 jaar: 10-15 g >70 jaar: 20 g
Vitamine B12
Tot 70 jaar: 4 g >70 jaar: 4,5 g
Tot 70 jaar: 4 g >70 jaar: 4,5 g
Calcium
950 mg
950 mg



25 - 30 gram eiwit per hoofdmaaltijd is optimaal voor spiereiwitsynthese en spieropbouw
Vocht: 1,5-2 liter vocht per dag
Supplementie: afhankelijk van individuele behoeften kunnen supplementen zoals vitamine D, B12, calcium en omega-3 vetzuren nodig zijn
. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 20.

Antwoord rapporteren