Studiebot antwoord

Stel een vraag ›

Vraag gesteld door: hernameisLolo - 6 maanden geleden

Vraag

Maak een oefenexamen over het onderwerp: Gevolgen ethiek-- jermy bentham 7 variables, negatief conquentialisme
Plichtethiek-gulden regel, categorische imperatief, hetronomie autonomie
SOfisten vs socrates, wat een moreel universalist denkt, hoe een moreel relativist denkt en hoe een descriptizf relativist denkt, wat is woke?
wat is moreel, waarden, normen? Moreel waarden en moreel normen, ammoreel immoreel niet moreel
intrapersoonelijk waardenconflict, interpersoonlijk waarden conflict en maatschapij waarden conflict, de quote van thomas va, Aquino over goed en slecht, voorbelden van waarden.
Antropocentrisme e, zoocentrisme, daarna dualisme en monisme, wat plato denkt over de lichaam e, wat descartes denkt over de lichaam, ten slotte subsantie,vorm en materie. De oefenexamen moet geschreven zijn op het niveau van het Secundair onderwijs. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 30.

Toon hele vraag ▾

Antwoord

Oefenexamen

1. Wat zijn de 7 variabelen van Jeremy Bentham in zijn theorie van negatief consequentialisme?

2. Leg het verschil uit tussen plichtethiek en consequentie-ethiek.

3. Wat is de gulden regel in de context van ethiek?

4. Wat houdt de categorische imperatief van Immanuel Kant in?

5. Wat is het verschil tussen heteronomie en autonomie in de ethiek?

6. Leg uit wat de Sofisten en Socrates geloofden over ethiek en moraal.

7. Wat denkt een moreel universalist over ethiek?

8. Hoe denkt een moreel relativist over ethiek?

9. Hoe denkt een descriptief relativist over ethiek?

10. Wat houdt de term "woke" in en hoe wordt het gebruikt in de context van ethiek?

11. Wat wordt bedoeld met de term "moreel"?

12. Leg het verschil uit tussen waarden en normen in de context van ethiek.

13. Wat zijn intrapersoonlijke waardenconflicten?

14. Wat zijn interpersoonlijke waardenconflicten?

15. Wat zijn maatschappelijke waardenconflicten?

16. Wat bedoelde Thomas van Aquino met zijn quote over goed en slecht?

17. Geef voorbeelden van waarden in de context van ethiek.

18. Wat houdt antropocentrisme in?

19. Wat houdt zoocentrisme in?

20. Wat is het verschil tussen dualisme en monisme in de filosofie?

21. Wat dacht Plato over het lichaam en de ziel?

22. Wat dacht Descartes over het lichaam en de geest?

23. Wat wordt bedoeld met substantie in de filosofie?

24. Wat wordt bedoeld met vorm in de filosofie?

25. Wat wordt bedoeld met materie in de filosofie?

26. Wat zijn de 7 variabelen van Jeremy Bentham in zijn theorie van negatief consequentialisme?

27. Leg het verschil uit tussen plichtethiek en consequentie-ethiek.

28. Wat is de gulden regel in de context van ethiek?

29. Wat houdt de categorische imperatief van Immanuel Kant in?

30. Wat is het verschil tussen heteronomie en autonomie in de ethiek?

Antwoorden:

1. De 7 variabelen van Jeremy Bentham zijn: intensiteit, duur, zekerheid, nabijheid, vruchtbaarheid, zuiverheid en omvang.

2. Plichtethiek richt zich op de plichten en verantwoordelijkheden van een persoon, terwijl consequentie-ethiek zich richt op de gevolgen van een handeling.

3. De gulden regel is: "Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden."

4. De categorische imperatief houdt in dat men moet handelen volgens de regel die men zou willen dat een algemene wet wordt.

5. Heteronomie verwijst naar het gehoorzamen van externe wetten, terwijl autonomie verwijst naar het gehoorzamen van zelf opgelegde wetten.

6. De Sofisten geloofden in subjectieve moraal, terwijl Socrates geloofde in objectieve waarheid en moraliteit.

7. Een moreel universalist gelooft dat er universele morele waarheden zijn die voor alle mensen gelden.

8. Een moreel relativist gelooft dat ethiek afhankelijk is van de cultuur, tijdperk, of individuele overtuigingen.

9. Een descriptief relativist gelooft dat ethiek simpelweg beschrijft wat mensen geloven en niet probeert te oordelen over wat goed of fout is.

10. "Woke" verwijst naar bewustzijn en gevoeligheid voor sociale en politieke kwesties, met name met betrekking tot ongelijkheid en onrechtvaardigheid.

11. "Moreel" verwijst naar principes van goed en fout gedrag, gebaseerd op normen van wat als juist of verkeerd wordt beschouwd.

12. Waarden zijn de fundamentele overtuigingen die bepalen wat iemand belangrijk vindt, terwijl normen de regels en verwachtingen zijn die bepalen hoe mensen zich moeten gedragen.

13. Intrapersoonlijke waardenconflicten vinden plaats wanneer een individu innerlijke conflicten ervaart over welke waarden belangrijker zijn.

14. Interpersoonlijke waardenconflicten vinden plaats wanneer individuen in een groep verschillende waarden hebben die met elkaar in conflict komen.

15. Maatschappelijke waardenconflicten vinden plaats wanneer er conflicten zijn tussen groepen mensen met verschillende culturele of sociale waarden.

16. Thomas van Aquino bedoelde dat het goed is om te handelen in overeenstemming met de menselijke natuur en het doel van het menselijk leven, en slecht om dat niet te doen.

17. Voorbeelden van waarden zijn eerlijkheid, vrijheid, gelijkheid, respect, rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, enz.

18. Antropocentrisme is de opvatting dat de mens centraal staat in het universum en dat alles in het universum bestaat om de mens te dienen.

19. Zoocentrisme is de opvatting dat alle levende wezens, niet alleen mensen, intrinsieke waarde en rechten hebben.

20. Dualisme is de opvatting dat de geest en het lichaam twee afzonderlijke en onafhankelijke substanties zijn, terwijl monisme gelooft dat de geest en het lichaam één en hetzelfde zijn.

21. Plato geloofde dat het lichaam slechts een tijdelijke gevangenis was voor de ziel, die uiteindelijk zou worden bevrijd.

22. Descartes geloofde dat het lichaam en de geest twee afzonderlijke entiteiten waren die met elkaar in wisselwerking staan.

23. Substantie verwijst naar een onafhankelijke, zelfstandige entiteit die op zichzelf kan bestaan.

24. Vorm verwijst naar de eigenschappen die een object uniek maken en zijn essentie bepalen.

25. Materie verwijst naar de fysieke stof waaruit objecten bestaan.

26. De 7 variabelen van Jeremy Bentham zijn: intensiteit, duur, zekerheid, nabijheid, vruchtbaarheid, zuiverheid en omvang.

27. Plichtethiek richt zich op de plichten en verantwoordelijkheden van een persoon, terwijl consequentie-ethiek zich richt op de gevolgen van een handeling.

28. De gulden regel is: "Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden."

29. De categorische imperatief houdt in dat men moet handelen volgens de regel die men zou willen dat een algemene wet wordt.

30. Heteronomie verwijst naar het gehoorzamen van externe wetten, terwijl autonomie verwijst naar het gehoorzamen van zelf opgelegde wetten.

Antwoord gegenereerd door AI

Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Gerelateerde antwoorden

Vraag gesteld door: dkvalenta - 4 maanden geleden

Maak een oefenexamen over het onderwerp: Gedragswetenschappen 3de graad secundair onderwijs. De oefenexamen moet geschreven zijn op het niveau van het Secundair onderwijs. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoor...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: Jellec07 - 5 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: 2.2.1. ULTRAFILTRATIE Ultrafiltratie van bloedplasma t.h.v. glomerulus o Arterieel bloed van aorta Nierslagader Kleine slagaders (afferente artiolen Glomerulus (=netwerk van cappilairen) ...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: cber - 6 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Financiewezen wat is een bankrun? Wanneer er slecht nieuws over een bank circuleert, zullen mensen geneigd zijn om hun gelden bij die bank weg te halen. Daardoor zakken de depositos, maar aangezien A=P, dient o...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: AyaJaouhar345 - 3 weken geleden

Maak een oefenexamen over het onderwerp: De hersenen. De oefenexamen moet geschreven zijn op het niveau van de Middelbare school. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: maurorezc - 6 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Hoofdstuk 3 goederenrecht Nieuw BW boek 3titel 2 PERSONEN natuurlijk persoon= persoon van vlees en bloed Rechtspersoon= rechtssubject dat geen persoon is, wel drager v rechte en plichten, ...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: noemidubois - 7 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Meer homogene bevoegdheden over de bestuursniveaus heen zouden ook in deze sector bijzonder welkom zijn. Zeker in het geval van complementaire of overlappende financiele tegemoetkomingen (bv. de integratietegemoe...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Hoe kan Studiebot helpen?

Onderwerp uitleggen Probleem oplossen Tekst schrijven Spelling- en grammaticacontrole Oefenvragen maken Oefenexamen maken Inspiratie geven Analyse maken Onderzoek doen Studieplan maken Bekijk alle mogelijkheden Bekijk alle antwoorden

Een studievraag stellen?

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!