Studiebot antwoord

Stel een vraag ›

Vraag gesteld door: roosslotboom - 1 maand geleden

Vraag

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Maak hier meer keuze vragen van:
32: Wat zijn de verschillende vormen van urine-incontinentie?
Stressincontinentie, urge-incontinentie, overloopincontinentie,
reflexincontinentie, volledige incontinentie en functionele incontinentie.
33: Wat is stressincontinentie en wat zijn de oorzaken?
Stressincontinentie is het onvrijwillig verliezen van urine bij drukverhogende
activiteiten zoals hoesten, niezen of tillen. Het wordt veroorzaakt door
verslapping van de spieren en banden die de blaas ondersteunen, vaak door
bevalling, menopauze of verzakking.
34: Wat is urge-incontinentie?
Urge-incontinentie is het onvrijwillig verliezen van urine door een plotselinge,
intense aandrang om te plassen, vaak zonder duidelijke oorzaak, maar soms
door blaasontstekingen, stenen of tumoren.
35: Wat is overloopincontinentie?
Overloopincontinentie is het onvrijwillig verliezen van urine door een overvolle
blaas, vaak veroorzaakt door obstructies zoals prostaatproblemen of
neurologische aandoeningen.
36: Wat zijn de symptomen van een urineweginfectie (UWI)?
Symptomen van een UWI kunnen zijn: pijn of branderig gevoel bij het plassen
(dysurie), frequente aandrang om te plassen, troebele of sterk ruikende urine,
en soms koorts of pijn in de onderbuik.
37: Wat is de behandeling voor een urineweginfectie?
De behandeling bestaat meestal uit antibiotica om de infectie te bestrijden,
en het is belangrijk om voldoende te drinken om de blaas goed door te
spoelen.
38: Wat zijn de oorzaken van prostaatklachten?
Prostaatklachten kunnen worden veroorzaakt door ontsteking (prostatitis),
prostaatkanker of een vergrote prostaat (benigne prostaathyperplasie, BPH).
39: Wat zijn de symptomen van een vergrote prostaat (BPH)?
Symptomen van BPH kunnen zijn: moeite met beginnen met plassen, zwakke
urinestraal, nadruppelen, frequente aandrang om te plassen, vooral s nachts,
en een gevoel van onvolledige blaaslediging.
40: Wat is de behandeling voor prostaatkanker?
Behandelingsopties voor prostaatkanker kunnen zijn: waakzaam afwachten,
chirurgie, radiotherapie, hormoontherapie en soms chemotherapie,
afhankelijk van het stadium en de agressiviteit van de kanker.
41: Wat zijn de belangrijkste functies van het spijsverteringsstelsel?
De belangrijkste functies zijn ingestie, propulsie (voortstuwing), mechanische
afbraak, digestie (spijsvertering), absorptie en defecatie.
42: Wat zijn veelvoorkomende problemen in de mondholte bij ouderen?
Veelvoorkomende problemen zijn caris, tandplaque, droge mond, gingivitis,
parodontitis, stomatitis en mondkanker.Q43: Wat zijn de functies van de
maag?A43: De functies van de maag zijn tijdelijke opslag van voedsel,
mechanische afbraak, afbraak van chemische verbindingen en productie
van intrinsieke factor voor vitamine B12 absorptie.
43: Wat zijn de functies van de maag?
De functies van de maag zijn tijdelijke opslag van voedsel, mechanische
afbraak, afbraak van chemische verbindingen en productie van intrinsieke
factor voor vitamine B12 absorptie.
44: Wat zijn veelvoorkomende maagproblemen bij ouderen?
Veelvoorkomende maagproblemen zijn gastritis, ulcus pepticum (maag- en
darmzweren), gastro-enteritis (diarree) en maagkanker.
45: Wat zijn de drie onderdelen van de dunne darm?
De drie onderdelen van de dunne darm zijn het duodenum, jejunum en ileum.
46: Wat zijn de functies van de dikke darm?
De functies van de dikke darm zijn terugresorptie van water en galzure zouten,
absorptie van belangrijke vitaminen en opslag van feces voorafgaand aan
defecatie.
47: Wat zijn de criteria voor obstipatie?
Criteria voor obstipatie zijn hard persen bij de defecatie, keutelige of harde
ontlasting, gevoel van onvolledige lediging, gevoel van anorectale
obstructie/blokkade, minder dan drie defecaties per week en handelingen
met de vingers om ontlasting te verwijderen.
48: Wat is acute diarree?
Acute diarree is een plotseling optredende afwijking van het gebruikelijke
defecatiepatroon die korter dan veertien dagen bestaat, met toegenomen
frequentie en hoeveelheid van de ontlasting en een hoger watergehalte.
49: Wat is ondervoeding?
Ondervoeding is een acute of chronische toestand waarbij een tekort of
disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare
nadelige effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en klinische
resultaten.
50: Wat zijn de drie vormen van ondervoeding die je moet kennen voor de
toets?
Wasting (ernstig tekort aan voeding), cachexie (metabole ontregeling door
ziekte) en sarcopenie (verlies van spiermassa door verminderde
hormoonproductie).
51: Wat is de definitie van dehydratie?
Dehydratie is een toestand van een tekort aan lichaamsvocht, zowel intra- als
extracellulair, door te weinig opname van vocht of overmatig verlies van
lichaamsvocht.
52: Wat zijn de risicogroepen voor dehydratie?
Risicogroepen voor dehydratie zijn ouderen, zieken en
pasgeborenen/baby?s.Q53: Wat is een Comprehensive Geriatric Assessment
(CGA)?A53: Een CGA is een multidisciplinair onderzoek dat meerdere
problemen opspoort, beschrijft en verklaart, de capaciteiten en
zorgbehoeften onderzoekt en een gecordineerd en integraal zorgplan
opstelt.Q54: Wat zijn acetylcholinesteraseremmers en waarvoor worden ze
gebruikt?A54: Acetylcholinesteraseremmers, zoals rivastigmine, worden
gebruikt om het geheugen en de taalvaardigheden bij dementiepatinten te
verbeteren.
53: Wat is een Comprehensive Geriatric Assessment (CGA)?
Een CGA is een multidisciplinair onderzoek dat meerdere problemen
opspoort, beschrijft en verklaart, de capaciteiten en zorgbehoeften
onderzoekt en een gecordineerd en integraal zorgplan opstelt.Q54: Wat zijn
acetylcholinesteraseremmers en waarvoor worden ze gebruikt?A54:
Acetylcholinesteraseremmers, zoals rivastigmine, worden gebruikt om het
geheugen en de taalvaardigheden bij dementiepatinten te verbeteren.
54: Wat zijn acetylcholinesteraseremmers en waarvoor worden ze gebruikt?
Acetylcholinesteraseremmers, zoals rivastigmine, worden gebruikt om het
geheugen en de taalvaardigheden bij dementiepatinten te verbeteren.
55: Wat zijn de verschillende vormen van urine-incontinentie?
Stressincontinentie, urge-incontinentie, overloopincontinentie,
reflexincontinentie, volledige incontinentie en functionele incontinentie.
56: Wat is stressincontinentie en wat zijn de oorzaken?
Stressincontinentie is het onvrijwillig verliezen van urine bij drukverhogende
activiteiten zoals hoesten, niezen of tillen. Het wordt veroorzaakt door
verslapping van de spieren en banden die de blaas ondersteunen, vaak door
bevalling, menopauze of verzakking.
57: Wat is urge-incontinentie?
Urge-incontinentie is het onvrijwillig verliezen van urine door een plotselinge,
intense aandrang om te plassen, vaak zonder duidelijke oorzaak, maar soms
door blaasontstekingen, stenen of tumoren.
58: Wat is overloopincontinentie?
Overloopincontinentie is het onvrijwillig verliezen van urine door een overvolle
blaas, vaak veroorzaakt door obstructies zoals prostaatproblemen of
neurologische aandoeningen.
59: Wat zijn de symptomen van een urineweginfectie (UWI)?
Symptomen van een UWI kunnen zijn: pijn of branderig gevoel bij het plassen
(dysurie), frequente aandrang om te plassen, troebele of sterk ruikende urine,
en soms koorts of pijn in de onderbuik.
60: Wat is de behandeling voor een urineweginfectie?
De behandeling bestaat meestal uit antibiotica om de infectie te bestrijden,
en het is belangrijk om voldoende te drinken om de blaas goed door te
spoelen.
61: Wat zijn de oorzaken van prostaatklachten?
Prostaatklachten kunnen worden veroorzaakt door ontsteking (prostatitis),
prostaatkanker of een vergrote prostaat (benigne prostaathyperplasie, BPH).
62: Wat zijn de symptomen van een vergrote prostaat (BPH)?
Symptomen van BPH kunnen zijn: moeite met beginnen met plassen, zwakke
urinestraal, nadruppelen, frequente aandrang om te plassen, vooral s nachts,
en een gevoel van onvolledige blaaslediging.. De oefenexamen moet geschreven zijn in de Nederlandse taal. Onderin staan de antwoorden. Het aantal vragen dat het oefenexamen moet bevatten is 30.

Toon hele vraag ▾

Antwoord

### Oefenexamen: Urine- en Spijsverteringsstelsel

#### Meerkeuzevragen

1. Wat zijn de verschillende vormen van urine-incontinentie?
   - A) Stressincontinentie, urge-incontinentie, overloopincontinentie, reflexincontinentie, volledige incontinentie en functionele incontinentie.
   - B) Stressincontinentie, urge-incontinentie, diarree, obstipatie, volledige incontinentie en functionele incontinentie.
   - C) Urge-incontinentie, overloopincontinentie, reflexincontinentie, volledige incontinentie en diarree.
   - D) Stressincontinentie, urge-incontinentie, overloopincontinentie, reflexincontinentie, volledige incontinentie en constipatie.

2. Wat is stressincontinentie?
   - A) Het onvrijwillig verliezen van urine door een plotselinge, intense aandrang om te plassen.
   - B) Het onvrijwillig verliezen van urine bij drukverhogende activiteiten zoals hoesten, niezen of tillen.
   - C) Het onvrijwillig verliezen van urine door een overvolle blaas.
   - D) Het onvrijwillig verliezen van urine door neurologische aandoeningen.

3. Wat zijn de oorzaken van stressincontinentie?
   - A) Blaasontstekingen, stenen of tumoren.
   - B) Verslapping van de spieren en banden die de blaas ondersteunen, vaak door bevalling, menopauze of verzakking.
   - C) Prostaatproblemen of neurologische aandoeningen.
   - D) Onvoldoende vochtinname.

4. Wat is urge-incontinentie?
   - A) Het onvrijwillig verliezen van urine door een overvolle blaas.
   - B) Het onvrijwillig verliezen van urine door een plotselinge, intense aandrang om te plassen.
   - C) Het onvrijwillig verliezen van urine bij drukverhogende activiteiten.
   - D) Het onvrijwillig verliezen van urine door een obstructie.

5. Wat zijn mogelijke oorzaken van urge-incontinentie?
   - A) Blaasontstekingen, stenen of tumoren.
   - B) Verslapping van de spieren en banden.
   - C) Prostaatproblemen of neurologische aandoeningen.
   - D) Onvoldoende vochtinname.

6. Wat is overloopincontinentie?
   - A) Het onvrijwillig verliezen van urine door een plotselinge, intense aandrang om te plassen.
   - B) Het onvrijwillig verliezen van urine door een overvolle blaas.
   - C) Het onvrijwillig verliezen van urine bij drukverhogende activiteiten.
   - D) Het onvrijwillig verliezen van urine door een neurologische aandoening.

7. Wat zijn de symptomen van een urineweginfectie (UWI)?
   - A) Pijn of branderig gevoel bij het plassen, frequente aandrang om te plassen, troebele of sterk ruikende urine, en soms koorts of pijn in de onderbuik.
   - B) Zwakke urinestraal, nadruppelen, frequente aandrang om te plassen, vooral 's nachts, en een gevoel van onvolledige blaaslediging.
   - C) Plotselinge, intense aandrang om te plassen zonder duidelijke oorzaak.
   - D) Overvolle blaas en onvrijwillig urineverlies.

8. Wat is de behandeling voor een urineweginfectie?
   - A) Hormoontherapie en chemotherapie.
   - B) Antibiotica en voldoende drinken om de blaas goed door te spoelen.
   - C) Chirurgie en radiotherapie.
   - D) Verslapping van de spieren en banden die de blaas ondersteunen.

9. Wat zijn de oorzaken van prostaatklachten?
   - A) Blaasontstekingen, stenen of tumoren.
   - B) Ontsteking (prostatitis), prostaatkanker of een vergrote prostaat (benigne prostaathyperplasie, BPH).
   - C) Verslapping van de spieren en banden.
   - D) Onvoldoende vochtinname.

10. Wat zijn de symptomen van een vergrote prostaat (BPH)?
    - A) Pijn of branderig gevoel bij het plassen, frequente aandrang om te plassen, troebele of sterk ruikende urine.
    - B) Zwakke urinestraal, nadruppelen, frequente aandrang om te plassen, vooral 's nachts, en een gevoel van onvolledige blaaslediging.
    - C) Plotselinge, intense aandrang om te plassen zonder duidelijke oorzaak.
    - D) Overvolle blaas en onvrijwillig urineverlies.

11. Wat zijn de belangrijkste functies van het spijsverteringsstelsel?
    - A) Ingestie, propulsie, mechanische afbraak, digestie, absorptie en defecatie.
    - B) Ingestie, absorptie, defecatie en urineren.
    - C) Propulsie, mechanische afbraak, absorptie en urineren.
    - D) Ingestie, digestie, absorptie en urineren.

12. Wat zijn veelvoorkomende problemen in de mondholte bij ouderen?
    - A) Cariës, tandplaque, droge mond, gingivitis, parodontitis, stomatitis en mondkanker.
    - B) Zwakke urinestraal, nadruppelen, frequente aandrang om te plassen, vooral 's nachts.
    - C) Pijn of branderig gevoel bij het plassen, frequente aandrang om te plassen, troebele of sterk ruikende urine.
    - D) Plotselinge, intense aandrang om te plassen zonder duidelijke oorzaak.

13. Wat zijn de functies van de maag?
    - A) Tijdelijke opslag van voedsel, mechanische afbraak, afbraak van chemische verbindingen en productie van intrinsieke factor voor vitamine B12 absorptie.
    - B) Tijdelijke opslag van voedsel, mechanische afbraak, absorptie van vitaminen en productie van gal.
    - C) Tijdelijke opslag van voedsel, mechanische afbraak, afbraak van vetten en productie van insuline.
    - D) Tijdelijke opslag van voedsel, mechanische afbraak, absorptie van water en productie van enzymen.

14. Wat zijn veelvoorkomende maagproblemen bij ouderen?
    - A) Gastritis, ulcus pepticum (maag- en darmzweren), gastro-enteritis (diarree) en maagkanker.
    - B) Cariës, tandplaque, droge mond, gingivitis, parodontitis, stomatitis en mondkanker.
    - C) Blaasontstekingen, stenen of tumoren.
    - D) Overvolle blaas en onvrijwillig urineverlies.

15. Wat zijn de drie onderdelen van de dunne darm?
    - A) Duodenum, jejunum en ileum.
    - B) Duodenum, jejunum en colon.
    - C) Duodenum, ileum en colon.
    - D) Jejunum, ileum en colon.

16. Wat zijn de functies van de dikke darm?
    - A) Terugresorptie van water en galzure zouten, absorptie van belangrijke vitaminen en opslag van feces voorafgaand aan defecatie.
    - B) Terugresorptie van water en galzure zouten, absorptie van vetten en productie van insuline.
    - C) Terugresorptie van water en galzure zouten, absorptie van mineralen en productie van gal.
    - D) Terugresorptie van water en galzure zouten, absorptie van eiwitten en productie van enzymen.

17. Wat zijn de criteria voor obstipatie?
    - A) Hard persen bij de defecatie, keutelige of harde ontlasting, gevoel van onvolledige lediging, gevoel van anorectale obstructie/blokkade, minder dan drie defecaties per week en handelingen met de vingers om ontlasting te verwijderen.
    - B) Pijn of branderig gevoel bij het plassen, frequente aandrang om te plassen, troebele of sterk ruikende urine.
    - C) Zwakke urinestraal, nadruppelen, frequente aandrang om te plassen, vooral 's nachts.
    - D) Plotselinge, intense aandrang om te plassen zonder duidelijke oorzaak.

18. Wat is acute diarree?
    - A) Een plotseling optredende afwijking van het gebruikelijke defecatiepatroon die korter dan veertien dagen bestaat, met toegenomen frequentie en hoeveelheid van de ontlasting en een hoger watergehalte.
    - B) Een plotseling optredende afwijking van het gebruikelijke plassenpatroon die korter dan veertien dagen bestaat, met toegenomen frequentie en hoeveelheid van de urine en een hoger watergehalte.
    - C) Een plotseling optredende afwijking van het gebruikelijke defecatiepatroon die langer dan veertien dagen bestaat, met toegenomen frequentie en hoeveelheid van de ontlasting en een hoger watergehalte.
    - D) Een plotseling optredende afwijking van het gebruikelijke plassenpatroon die langer dan veertien dagen bestaat, met toegenomen frequentie en hoeveelheid van de urine en een hoger watergehalte.

19. Wat is ondervoeding?
    - A) Een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare nadelige effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en klinische resultaten.
    - B) Een acute of chronische toestand waarbij een overschot aan energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare nadelige effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en klinische resultaten.
    - C) Een acute of chronische toestand waarbij een tekort aan vocht leidt tot meetbare nadelige effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en klinische resultaten.
    - D) Een acute of chronische toestand waarbij een overschot aan vocht leidt tot meetbare nadelige effecten op de lichaamssamenstelling, het functioneren en klinische resultaten.

20. Wat zijn de drie vormen van ondervoeding die je moet kennen voor de toets?
    - A) Wasting, cachexie en sarcopenie.
    - B) Wasting, cachexie en obesitas.
    - C) Cachexie, sarcopenie en obesitas.
    - D) Wasting, sarcopenie en obesitas.

21. Wat is de definitie van dehydratie?
    - A) Een toestand van een tekort aan lichaamsvocht, zowel intra- als extracellulair, door te weinig opname van vocht of overmatig verlies van lichaamsvocht.
    - B) Een toestand van een overschot aan lichaamsvocht, zowel intra- als extracellulair, door te veel opname van vocht of onvoldoende verlies van lichaamsvocht.
    - C) Een toestand van een tekort aan lichaamsvocht, zowel intra- als extracellulair, door te veel opname van vocht of onvoldoende verlies van lichaamsvocht.
    - D) Een toestand van een overschot aan lichaamsvocht, zowel intra- als extracellulair, door te weinig opname van vocht of overmatig verlies van lichaamsvocht.

22. Wat zijn de risicogroepen voor dehydratie?
    - A) Ouderen, zieken en pasgeborenen/baby's.
    - B) Jongeren, zieken en pasgeborenen/baby's.
    - C) Volwassenen, zieken en pasgeborenen/baby's.
    - D) Ouderen, jongeren en volwassenen.

23. Wat is een Comprehensive Geriatric Assessment (CGA)?
    - A) Een multidisciplinair onderzoek dat meerdere problemen opspoort, beschrijft en verklaart, de capaciteiten en zorgbehoeften onderzoekt en een gecoördineerd en integraal zorgplan opstelt.
    - B) Een multidisciplinair onderzoek dat enkele problemen opspoort, beschrijft en verklaart, de capaciteiten en zorgbehoeften onderzoekt en een gecoördineerd en integraal zorgplan opstelt.
    - C) Een multidisciplinair onderzoek dat meerdere problemen opspoort, beschrijft en verklaart, de capaciteiten en zorgbehoeften onderzoekt en een gecoördineerd en integraal zorgplan opstelt.
    - D) Een multidisciplinair onderzoek dat enkele problemen opspoort, beschrijft en verklaart, de capaciteiten en zorgbehoeften onderzoekt en een gecoördineerd en integraal zorgplan opstelt.

24. Wat zijn acetylcholinesteraseremmers en waarvoor worden ze gebruikt?
    - A) Medicijnen zoals rivastigmine die worden gebruikt om het geheugen en de taalvaardigheden bij dementiepatiënten te verbeteren.
    - B) Medicijnen zoals rivastigmine die worden gebruikt om het geheugen en de taalvaardigheden bij Parkinsonpatiënten te verbeteren.
    - C) Medicijnen zoals rivastigmine die worden gebruikt om het geheugen en de taalvaardigheden bij schizofreniepatiënten te verbeteren.
    - D) Medicijnen zoals rivastigmine die worden gebruikt om het geheugen en de taalvaardigheden bij depressiepatiënten te verbeteren.

25. Wat is de belangrijkste functie van de dunne darm?
    - A) Absorptie van voedingsstoffen.
    - B) Terugresorptie van water en galzure zouten.
    - C) Opslag van feces voorafgaand aan defecatie.
    - D) Mechanische afbraak van voedsel.

26. Wat is de belangrijkste oorzaak van een vergrote prostaat (BPH)?
    - A) Ontsteking (prostatitis).
    - B) Prostaatkanker.
    - C) Benigne prostaathyperplasie (BPH).
    - D) Blaasontstekingen.

27. Wat zijn de symptomen van gastritis?
    - A) Pijn of branderig gevoel bij het plassen, frequente aandrang om te plassen, troebele of sterk ruikende urine.
    - B) Zwakke urinestraal, nadruppelen, frequente aandrang om te plassen, vooral 's nachts.
    - C) Pijn in de bovenbuik, misselijkheid, braken en een opgeblazen gevoel.
    - D) Plotselinge, intense aandrang om te plassen zonder duidelijke oorzaak.

28. Wat zijn de drie onderdelen van de dikke darm?
    - A) Colon, rectum en anus.
    - B) Duodenum, jejunum en ileum.
    - C) Duodenum, ileum en colon.
    - D) Jejunum, ileum en colon.

29. Wat is de behandeling voor een vergrote prostaat (BPH)?
    - A) Antibiotica en voldoende drinken.
    - B) Chirurgie, medicatie en soms hormoontherapie.
    - C) Radiotherapie en chemotherapie.
    - D) Verslapping van de spieren en banden die de blaas ondersteunen.

30. Wat is de definitie van cachexie?
    - A) Een metabole ontregeling door ziekte die leidt tot gewichtsverlies en spierafbraak.
    - B) Een ernstig tekort aan voeding dat leidt tot gewichtsverlies en spierafbraak.
    - C) Een verlies van spiermassa door verminderde hormoonproductie.
    - D) Een toestand van een tekort aan lichaamsvocht.

#### Antwoorden

1. A
2. B
3. B
4. B
5. A
6. B
7. A
8. B
9. B
10. B
11. A
12. A
13. A
14. A
15. A
16. A
17. A
18. A
19. A
20. A
21. A
22. A
23. A
24. A
25. A
26. C
27. C
28. A
29. B
30. A

Antwoord gegenereerd door AI

Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Gerelateerde antwoorden

Vraag gesteld door: San1 - 4 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Registratievragen: signalen herkennen en screenen Negatieve uitspraken. Voortdurend boos zijn op zichzelf of anderen. Uitingen (ook non-verbaal) van angst die niet reel lijken. Aldoor klagen...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: j2103 - 9 maanden geleden

Take a practice exam on the topic: a. Celstructuur en -functie a. De bouw en functie van een menselijke cel kunnen beschrijven. b. De bouw en functies van het plasmamembraan kennen, kunnen toelichten en schematisch voorstellen. c. De behandelde onderde...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: berrakyav - 1 jaar geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Raad van ministers van de Europese Unie: Vertegenwoordigers van de regeringen van elke lidstaat op ministerieel niveau Stemmen namens de lidstaat (artikel 16 VEU) 10 raadsformaties: 1. Algemene za...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: gebruiker989 - 3 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Inleiding Wat zijn de functionele eigenschappen van suiker? Voedend: een van de belangrijkste redenen bij productontwikkeling om suiker te vervangen is de energetische waarde/ calorische waarde te reduceren...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: Niiels7 - 6 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: 3 Verslaggevingsprincipes Welke stelling is juist, als de voorraad in een bepaald jaar is afgenomen? Als de voorraad afneemt, is de negatieve voorraadmutatie in geld bij product matching groter dan bij ...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Vraag gesteld door: Kristavdvinne - 4 maanden geleden

Maak een oefenexamen van de volgende tekst: Metabolism and Energy balance Energy balance regulates weight. Glucostatic theory: maintenance of glucose availability is crucial for life because glucose is the most important energy substrate (for the brain)...

Bekijk antwoord Categorie: Oefenexamens

Hoe kan Studiebot helpen?

Onderwerp uitleggen Probleem oplossen Tekst schrijven Spelling- en grammaticacontrole Oefenvragen maken Oefenexamen maken Inspiratie geven Analyse maken Onderzoek doen Studieplan maken Bekijk alle mogelijkheden Bekijk alle antwoorden

Een studievraag stellen?

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!