Psychologie
Karel de Grote Hogenschool
Van der Heyden Hanne
’20-‘21
Psychologie: 1: Psychologie als wetenschap
Hanne Van der Heyden 1OR B14
Doelstellingen
1 Je begrijpt de definitie van psychologie als wetenschap
2 Je begrijpt het verschil tussen zinvolle en zinloze stimuli en reacties
3 Je kent de 3 criteria voor wetenschappelijkheid
4 Je kent de 5 stappen van de wetenschappelijke procedure
(belangrijk! Verschil onafhankelijk en afhankelijk variabele)
5 Je begrijpt wat convergerende evidentie is
6 Je kan de volgende begrippen toepassen: Significatie, betrouwbaarheid, validiteit,
representativiteit
1 Wetenschappelijkheid van de psychologie
Inleiding
Manier van denken: waarom vraag
Bijvoorbeeld: een jongeren wordt agressief als hij onder fysieke dwang begeleid wordt naar
zijn kamer en voelt zich achteraf beschaamd voor het gebeurde
Dan stellen wij de vraag: “Wat moeten we ermee?, Waarom doet hij dat?”, “is dat normaal”
1.1 Definitie van de psychologie
Psychologie
≠ MENSENKENNIS. Dit verschil zit in de wetenschappelijkheid
o Gemeenschappelijk = interesse in menselijk gedrag en ontstaan ervan
o Verschil = psychologen hechten meer belang aan kennis va wetenschappelijke
bevindingen en theorie
4 ELEMENTEN IN DEFINITIE
o De wetenschappelijkheid
o De studie
o Het gedrag
o (onderliggende) mentale processen
de wetenschappelijke studie van het gedrag en de onderliggende mentale processen.
= gedrag is alles wat we zien en wordt gestuurd door mentale processen DUS Studie doen
op het gedrag
o Mentale processen = alles wat in uw eigen hoofd omgaat
o Gedrag = een zinvolle reactie op een zinvolle stimulus (= prikkel, iets dat binnen
komt)
Betekenisloze stimulus
Fysiologische reactie
= GEEN betekenis geven aan de
= iets wat onbewust gebeurd met je
stimulus
Bv: Er is veel wind
Zinvolle stimulus
Zinvolle reactie
= WEL betekenis geven aan de stimulus = is over nagedacht, iets achter gaan
Bv: Ik vind veel wind onaangenaam
zoeken, wordt gestuurd door onze
hersenen
!Als uw reactie zinvol is, wordt uw stimulus ook zinvol!
!Als uw reactie fysiologisch is, wordt uw stimulus normaal!
Bv: Zon schijnt op u. Je gaat zweten. Je neemt zonnecrème om je bewust te
beschermen tegen de stralingen.
Bv: Een docent geeft zenuwachtig les en leerlingen uiten dit a.d.h.v hun mimiek of de
docent erop aan te spreken. De prikkels van de leerlingen zijn een zinvolle stimulus
en voor docent ook een zinvolle reactie omdat docent bewust meer aandacht zal
besteden aan de les.
1.2 Wat maakt psychologie tot een wetenschap?
Criteria
Wanneer we uitspraken willen doen over mensen, situaties of over verbanden tussen situaties of
mensen
Moeten we voldoen aan deze 3 criteria:
Objectief waarneembaar: bevindingen zijn onafhankelijk van de onderzoeker iedereen
zou tot dezelfde bevindingen komen als dezelfde onderzoeksmethode zou gebruikt worden
(herhaling mogelijk met dezelfde resultaten)
o Goed voorbeeld: Onderzoeker wil weten hoeveel studenten aanwezig zijn in een les.
Neemt foto. Stel onderzoeker is ziek collega neemt over en zou op dezelfde
manier dezelfde resultaten bekomen.
o Slecht voorbeeld: Als we gaan stellen over iemand dat geweld gebruikt, is dit niet
objectief want geweld betekent voor verschillende mensen iets anders.
Systematisch observatie: bevindingen mogen geen resultaat zijn van een toevallige
observatie moet op voorhand vastleggen & beschrijft waardoor men de observatie kan
herhalen
o Goed voorbeeld: Ik doe een onderzoek over de strengheid van docenten op kdg. Ik
stel vast dat kdg strenger is dan ap. Dit ga ik na door aantal gebuisde studenten te
tellen. op voorhand heb ik vastgelegd hoe ik deze hypothese zal nagaan = na
gegaan aantal gebuisde
Eenduidige verklaring: de vastgestelde feiten moeten worden uitgelegd, zodanig andere
verklaringen voor hetzelfde verband te kunnen leggen uitgesloten worden. 1 concrete
verklaring voor deze situatie of dit verband.
o Slecht voorbeeld: Ik doe een onderzoek over de strengheid van docenten op kdg. Ik
stel vast dat kdg strenger is dan ap. Dit ga ik na door aantal gebuisde studenten te
tellen. er zijn verschillende verklaringen waarom dat de studenten gebuisd
zouden zijn: niet genoeg geslapen/ gestudeerd, moeilijkheidsgraad van het vak,…
Wetenschappelijke methode
(5 stappen volgens ZIMBARDO)
= Een uitspraak is niet wetenschappelijk als er slechts 1 observatie mogelijk is !
= Een onderzoek is niet betrouwbaar als er een invloed is van toevallige factoren
1. Ontwikkelen van een HYPOTHESE:
o formuleren van het verband dat men vermoed tussen variabelen. = hoe verhouden
deze meerdere factoren tussen elkaar
bv: Studenten met een rode trui drinken meer alcohol
2. Een VERBAND zoeken in een gecontroleerd EXPERIMENT:
Experiment opstarten hypothese toetsen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen
1 !!! Ik ga kijken of deze variabele ergens van afhangt!!!
2 Afhankelijke variabelen = feiten die variëren afhankelijk van aantal
condities (= mee kan meten + uitkomst)
3 Onafhankelijke variabelen = de condities die men gaat manipuleren (=mee
kan spelen)
Bv: 1 ik ga kijken of de studenten meer alcohol drinken wanneer ze een rode trui
aanhebben de mate van alcohol gebruik hangt af van de rode trui of niet.
2 Onafhankelijke variabele = rode trui
3 Afhankelijke variabele = de mate van alcoholgebruik.
extra: We tellen de flesjes bier die elke student consumeert per week (tellen, meten).
We onderzoeken of dat met een rode, blauwe of groene tui is.
3. RESULTATEN
Onderzoeksresultaten op objectieve manier verzamelen: observatie mag niet
subjectief zijn!
Elke onderzoeken kan resultaten linken aan de hypothese
4. BEKENDMAKING & BEDISCUSSIEREN van resultaten
Representativiteit:
kan ik vanuit mijn proefgroep conclusies trekken voor een
grotere groep?
Bv: experiment over vrouwen vrouwen testen en geen
mannen
Significantie
Is de mate waarin de onafhankelijke variabele de afhankelijke
beïnvloedt wel voldoende? Is het verband niet alleen te
verklaren door toeval? ander woord voor betekenisvol. 95%
zeker over de onafhankelijke Bv: Groep die alle lessen volgt
slechts 1 persoon meer geslaagd dan in groep die geen lessen
volgde. Dat verschil is erg klein om betekenisvol te zijn.
Betrouwbaarheid
bekom je dezelfde resultaten als je het onderzoek op dezelfde
manier maar later of bij een andere steekproef herhaalt?
Waar of wanneer ik het meet, ik krijg dezelfde resultaten Bv:
Krijg ik dezelfde resultaten als ik het experiment herhaal in een
volgend academiejaar?
Validiteit
Heb je gemeten wat je wou meten? Heb je de begrippen goed
vertaald in je experiment? Zijn de begrippen uit de theorie wel
echt gemeten?
Bv: Als ik laat aantekenen of een student fysiek aanwezig was
heeft die de les dan wel bijgewoond? Heb je de les ook
bijgewoond als je een tijdschrift zat te lezen, te praten, te
sms’en,…
Bv: Intelligentie test van kind dat niet goed Nederlands kan
IQ automatisch laag, maar zegt die test iets over haar
intelligentie als ze de helft niet verstond van de vragen?
Doelstellingen van de psychologie
Theoretische psychologie Toegepaste psychologie
THEORETISCHE PSYCHOLOGIE
o Centraal: Wetenschappelijke werkwijze
o Doel: algemene uitspraken of wetmatigheden over gedragingen formuleren
o Drie doelstellingen:
Beschrijven: fenomenen nauwkeurig omschrijven
Verklaren: oorzaken en verschijnselen opzoeken
Voorspellen: oorzaak bekend -> gevolgen zullen zich herhalen indien oorzaak
nog eens optreedt
o Iedere mens is uniek -> vermoedelijk zullen we nooit het menselijk gedrag volledig in
wetmatigheden kunnen samenbrengen
TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE
o = op kritische wijze kennis nemen van theorieën om deze toe te passen
o Centraal: gedrag beïnvloeden
o Doel: diepgaande kennis van het menselijk gedrag verwerven als mogelijke basis
voor begeleiders
1.3 Definitie van gedrag
= Gedrag is een zinvolle reactie op een zinvolle stimulus
Onderscheid objectief waarneembaar en interpretatie
INTERPRETATIE: voort gaan op subjectieve informatie die de persoon ons geeft
STIMULUS & FYSIOLOGISCHE REACTIE zijn objectiefwaarneembare aspecten
o Bv: een snellere hartslag kan je meten, maar moeilijk waarnemen
INTERNE PROCESSEN
o Welke zorgen ervoor dat we van stimulus naar zinvolle situatie en zinvolle reactie
gaan? behoort NIET tot objectief waarneembaar, maar interpretatie: meer
informatie krijgen of interpreteren
1.4 Wat zijn interne processen?
Interne processen
= Wat we niet zomaar kunnen waarnemen, maar maakt dat een stimulus, een zinvolle
situatie wordt en leidt tot een zinvolle reactie
Document Outline
Doelstellingen
Inleiding
1.1 Definitie van de psychologie
1.2 Wat maakt psychologie tot een wetenschap?
1.3 Definitie van gedrag
1.4 Wat zijn interne processen?
1.5 Wanneer nemen we iets voor waar aan?
Inleiding
2.1 De vroege psychologie
2.2 De verschillende invalshoeken (Psychologen gaan hier opzoek naar)
3.1 Eclectisch werken
3.2 Het belang van de biologie
3.3 Onmisbaarheid van cognitieve processen
3.4 De mens als deel van de groep
4.1 Theoretische psychologie
4.2 Toegepaste psychologie
5.1 Beschrijvende methodes
5.2 Verklarende methodes
Doelstellingen
Inleiding
1.1Habituatie
1.2 Sensitisatie
Inleiding
2.1Klassieke conditionering
2.2 Operante conditionering
2.2.1 Thorndike: leren, door gissen en mensen en Wet van het Effect
2.2.2 Skinner: operante of instrumentele conditionering
2.2.3 Soorten bekrachtigers
2.2.4 Straffen
2.2.5 Uitdoving (desensitatie)
2.2.6 Aard van de contingenties
2.2.7 Het effect van uitstel van versterking
2.2..8 Aantal principes
Inleiding
3.1 Latent leren (Tolman)
Principes van latent leren:
Inleiding
4.1 Experiment van Bandura
4.2 Voorwaarden situatie modelling
4.3 Toepassingen
Inleiding
5.1 Systeem van cognitieve informatieverwerking
5.2 Onthouden en herinneren
5.3 Vergeten
5.4 Vervorming van de herinnering
Doelstellingen
1.1 Emoties
1.2stemming
1.3 Temperament
1.4 Karakter
1.5 Gevoel
1.6 Affect
Onze emoties hebben drie functies
3.1De perifere theorie van James en Lange
3.2Arnold: De appraisaltheorie
3.3De Twee factorentheorie van Schachter & Singer
3.4 Moderne Appraisel theorieën
3.5 De rol van het zenuwstelsel
4.1Effect op wat we denken
4.2 Emotie en gedrag
4.3 Emotionele geheugen
Doelstellingen
1.1 Definitie
1.2 Studieobject: De sterkste gedragstends
2.1 Instincttheorie
2.2 Drijfveertheorie
2.3 Drifttheorie
2.4 De behoeftepiramide van Maslov
2.5 Cognitieve theorieën
3.1Faalangst: de visie van Raynor
3.2 Aangeleerde hulpeloosheid: de visie van Dweck
3.3 Rol van de opvoeder