Familiaal vermogensrecht
Inleiding
1. Relatievermogensrecht = huwelijksvermogensrecht + samenwoningsvermogensrecht. Relatie staat in de
eerste plaats centraal.
2. Huwelijksvermogensrecht = het geheel van regels dat de vermogensrechtelijke verhoudingen beheerst tussen
de echtgenoten onderling en tegenover derden, zowel tijdens het huwelijk als bij de ontbinding van het
huwelijk.
3. Samenwoningsvermogensrecht = duurzame intieme relaties die niet bezegeld zijn door een huwelijk. Dit biedt
nauwelijks enige bescherming voor de partners tegenover elkaar, zeker na de ontbinding van de relatie.
Definitie en begrippen
1. Het huwelijk = is een wettelijke, vormelijke en duurzame samenlevingsvorm. Het is een vormelijk contract
waarbij een duurzame en monogame vorm van samenleving word geïnstitutionaliseerd.
2. Wanneer wordt je geacht gehuwd te zijn? Wanneer er 2 personen zich in de echt verbinden volgens de wet.
Zij zijn volgens de wet verbonden in het kader van het huwelijk wanneer zij bij de ambtenaar van de burgerlijke
stand (burgermeester) het huwelijkscontract ondertekend hebben
3. Schijnhuwelijk = een huwelijk met een rechterlijk voordeel. Het is het trouwen om hier in België een
verblijfsvoordeel te krijgen, dit valt noch onder dwaling, noch onder dwang. (Art. 146bis BW)
4. Lex specialis: de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk worden in eerste instantie beheerst door het
huwelijksvermogensrecht.
a. Het Belgische huwelijksvermogensrecht heeft zowel interne als externe component;
i. Intern tussen de echtgenoten
ii. Extern naar derden met wie zij contracteren of anderszins in een juridische verhouding
staan.
5. Lex generalis – lex specialis: het huwelijksvermogensrecht is de lex specialis voor de vermogensrechtelijk
verhoudingen tussen echtgenoten, die voor vele aspecten afwijkt van de lex generalis, het gemene
verbintenissen- en overeenkomstenrecht en het gemene vermogensrecht in het algemeen.
6. Primair en secundair stelsel:
a. Primair stelsel = regelt op eenvormige en dwingende wijze de minimale rechten en verplichtingen van
de echtgenoten, zowel onderling als in hun verhouding met derden.
i. Van toepassing op al e echtgenoten
b. Secundair stelsel = regelt de huwelijksvermogensstelsels. Het bevat een uitgewerkte regeling voor
de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen de echtgenoten en tegenover derden die niet reeds
door het primair stelsel worden geregeld.
Herhaling geziene stof – het huwelijk
De vereisten om te huwen:
1. De leeftijd: de leeftijdsvereiste om te kunnen trouwen is dat je minstens 18 jaar moet zijn en je meerderjarig
moet zijn.
1. Art. 144 BW
2. Kunnen minderjarigen trouwen? Jawel, maar met toestemming van de ouders en de tussenkomst van
de familierechtbank want die moet namelijk de leeftijdsvereiste opheffen. Dit gebeurd bij een
uitzonderlijke reden, bijvoorbeeld: tienerzwangerschap.
i. Art. 145 en 148 BW
2. De toestemming: beide echtgenoten moeten in het huwelijk toestemming. De toestemming mag niet worden
aangetast door een wilsgebrek.
1. De wilsgebreken zijn:
i. Bedrag: het wilsgebrek bedrog kan niet worden ingeroepen omdat: “je je beter mag
voordoen dan dat je bent.”
ii. Geweld: het wilsgebrek dwaling kan ook worden opgeroepen worden.
iii. Dwaling: het wilsgebrek dwaling omtrent de fysieke of burgerlijke identiteit van de
echtgenoot wordt wel aanvaard in de rechtspraak. (Art. 180 BW)
1. Bijvoorbeeld: je trouwt met de tweelingbroer omdat je je vergist hebt.
3. Geen bigamie: een vorig niet ontbonden huwelijk is een huwelijksbeletsel. Men kan in België niet met 2
personen tegelijkertijd getrouwd zijn. Bigamie en polygamie is dus in ons rechtssysteem verboden. (Art. 147
BW)
4. Geen verboden graad van bloed- of aanverwantschap:
1. Bloedverwantschap: voor bloedverwanten in rechte lijn is het verboden om met elkaar te trouwen.
In zijlijn is wat bloedverwanten betreft het huwelijk verboden tussen broer en zus, tante en
neef/nicht en nonkel en nicht/neef. Neven en nichten onderling mogen wel met elkaar trouwen. (Art.
161, 162, 163 en 164 BW)
2. Aanverwanten (= aangetrouwde familie): voor aanverwanten is rechte lijn is het verboden om met
elkaar te trouwen, maar men kan wel aan de koning vragen om dit, door een gewichtige reden, op te
heffen. Dit is wel enkel mogelijk nadat het huwelijk ontbonden is. (Ex-schoonvader en ex-
schoondochter). Aanverwanten in zijlijn kunnen wel met elkaar trouwen (ex-schoonzus en ex-
schoonbroer).
De vormvereisten van het huwelijk
1. Aangifte van het huwelijk (tijdig!) = Art. 164/1, §1 BW
2. Het huwelijk wordt voltrokken door de ambtenaar van de burgerlijke stand: de ambtenaar van de burgerlijke
stand kan het huwelijk pas voltrekken als het koppel hun voornemen om te wil en trouwen kenbaar maken bij
de ambtenaar van de burgerlijke stand. Er wordt hiervan een akte opgemaakt en dan is er een wachttijd van
14 dagen.
a. Wachttijd 14 dagen: dit is de tijd dat de ambtenaar van de burgerlijke stand krijgt om na te gaan of er
een schijnhuwelijk is of niet (Art. 165, §1 en 167, eerste lid BW)
b. Huwelijksafkondiging: voor 2000 moest het huwelijk buiten aan het stadhuis worden uitgehangen
c. Getuigen: maximum 4 getuigen
Sancties bij het niet naleven van de vormvereisten?
o Relatieve nietigheid = wanneer er een regel geschonden wordt die van dwingend recht is
Kan enkel worden opgeroepen door de betrokken partij
Kan achteraf nog worden rechtgezet
Voorbeeld: er is sprake van een wilsgebrek
o Absolutie nietigheid = wanneer er een regel geschonden wordt die van openbare orde is.
Kan ook door derden worden opgeroepen
De rechter kan dit ook ambtshalve opwerken, in elk geding, ook in cassatie.
Voorbeeld: er is sprake van bigamie
o Verjaringstermijn: 10 jaar
Relatieve nietigheid: korte verjaringstermijnen mogelijk (vb. Huwelijk van minderjarigen)
o Voor beide nietigheden wordt er geacht dat de rechtshandeling nooit bestaan heeft. Het werkt ex tunc, m.a.w.
met terugwerkende kracht. Het heeft naar de toekomst toe geen uitwerking meer en ook al e gevolgen die
in het verleden ontstaan zijn worden gewist. Dus in dit geval wordt er geacht dat het huwelijk nooit bestaan
heeft.
Uitzondering: putatief huwelijk = voor de kinderen geboren uit het huwelijk en de echtgenoot ter
goeder trouw geldt de nietigverklaring ex nunc, m.a.w. zonder terugwerkende kracht.
De ontbinding van het huwelijk
Elk contract of overeenkomst kan beëindigd worden, dus ook het huwelijk. Maar het huwelijkscontract is een
bijzonder contract en bijgevolg hangen er dus ook specifieke regels voor ontbinding aan vast.
Het huwelijk kan ontbonden worden door (Art. 227 BW):
1. De dood van één van de echtgenoten
2. Door echtscheiding:
a. EOO = echtscheiding op grond van de onherstelbare ontwrichting van het
huwelijk (Art. 229, eerste lid BW)
b. EOT = echtscheiding met onderlinge toestemming (Art. 230 BW)
Gevolgen van de echtscheiding
1. Voor de persoon van de echtgenoten: de echtscheiding leidt tot het verval van de huwelijksrechten die de
echtgenoten elkaar bij huwelijksovereenkomst en sinds het aangaan van het huwelijk hebben toegekend. (Art.
299 BW)
2. Voor de goederen van de echtgenoten: overeenkomst voorafgaand de echtscheiding (EOT) of ontbinding van
het huwelijksgemeenschap in helften en desgeval end onderhoudsgeld. (Art. 301 §1 BW)
3. Voor de kinderen:
a. Herschikking van de rechten en plichten van de ouders
b. Behoud door beide ouders van gezag over de persoon van het kind en het beheer van de goederen
van het kind
c. Verblijfsregeling: in de praktijk is dit meestal week om week, maar in de wet is dit niet concreet
bepaald. De wet zegt dat het moet gaan om een gelijkmatig verdeelde huisvesting
i. = verblijfsco-ouderschap
ii. ≠ co-ouderschap = ouders oefenen in principe altijd samen het ouderlijk gezag uit over de
kinderen.
iii. De familierechter zal dit beslissen.
Herhaling geziene stof – het samenwoningsrecht
Het samenwoningsrecht
Verschil feitelijk samenwonen en wettelijk samenwoning
1. Feitelijk samenwonen = staat niet geregeld in de wet. Ongehuwd samenwonende partners die niet als wettelijk
samenwonenden door het leven gaan, worden beschouwd als feitelijk samenwonenden. Om feitelijk samen te
wonen moeten er geen formaliteiten vervuld worden. Er zijn dan ook geen rechten of verplichtingen
tegenover elkaar in verband met de verdeling van goederen, de terugbetaling van schulden en de eigendom
van bv. een woning.
2. Wettelijk samenwonen (Art. 1475 – 1479 BW) = staat geregeld in de wet. Samenwonenden die een verklaring
van wettelijke samenwoning indienen, zijn aan elkaar gebonden via een aantal rechten en plichten:
1. Bescherming van de gezinswoning: geen van de partners kan al een beslissen om de gezinswoning
weg te schenken, te verkopen of te verhuren. Zelfs niet als hij zij de enige eigenaar van de
gezinswoning is.
2. Bijdragen voor de kosten van het samenleven: beide partners moeten een deel van hun inkomen
besteden aan huishoudelijke uitgaven.
3. Samen dragen van bepaalde schulden: als een van beide partners een schuld aangaat om de uitgaven
te financieren voor hun gezin of voor de kinderen die ze samen opvoeden, dan kan de ander ook die
schuld moeten terugbetalen. Samenwonenden blijven eigenaar van hun inkomsten.
Wat zou je aanraden? Wettelijke samenwonen, er zijn bepaalde wettelijke garanties die je bij feitelijke samenwoning
niet bestaan.
Samenlevingscontract
Feitelijke samenwoners kunnen kiezen of ze naar de notaris gaan voor een samenlevingsovereenkomst of dat ze
dit onderhands doen.
Wettelijk samenwonenden zijn zo goed als vol edig vrij in het opstellen van een samenlevingscontract, zolang ze er
niets in opnemen wat tegen de wet is. Om geldig te zijn, moeten overeenkomsten tussen wettelijk
samenwonenden door een notaris worden opgesteld.
Inhoud?
o Alles wat goederen betreft, welke bezittingen persoonlijk en welke gemeenschappelijk zijn
o Bepalingen in verband met rechtshandelingen die gesteld worden met de gevolgen
o Financiële regeling bij beëindiging van de samenwoning
Opmerking: familierechtbank
o In werking sedert 01/09/2014
o Te situeren op de rechtbank eerste aanleg
o Bevoegdheden:
Behandelen van familiale geschil en
Geen onderscheid meer naar de aangelegenheid, de aard of het tijdstip van de vordering
o Voordeel:
1 dossier
1 aanspreekpunt
Hoofdstuk 1: het primair stelsel
Inleiding
Definitie = het primair stelsel regelt op eenvormige en dwingende wijze de rechten en verplichtingen tussen de
echtgenoten onderling, alsmede in hun verhouding ten aanzien van derden
Toepassingsgebied
Het primair stelsel is van toepassing op al e gehuwden, door het enkele feit van het huwelijk. Als principiële regels
geldt dat het primair stelsel van toepassing is vanaf het ogenblik van het sluiten van het huwelijk en van kracht blijft
zolang het huwelijk duurt, dit wil zeggen zolang het huwelijk niet is ontbonden door overlijden of echtscheiding.
4 huwelijksplichten
3 huwelijksplichten met persoonlijke gevolgen:
1. Plicht tot samenwoning:
a. Art. 123 BW: men woont samen in de gezinswoning, dit is niet noodzakelijk de echtelijke verblijfplaats.
b. Art. 215, eerste lid BW: Bescherming van de gezinswoning = geen van de echtgenoten kan bijgevolg
eenzijdig beslissen de woonfunctie van het goed voor het gezin in het gedrang te brengen. De
gezinswoning mag niet worden verkocht, weggeschonken of via een hypotheek verzwaard worden
zonder toestemming van beide echtgenoten.
i. Opdat een woning als gezinswoning in de zin van artikel 215 BW kan worden beschermd, is
vereiste dat -cumulatief- is voldaan aan 3 criteria:
→ De beschermde woning moet de voornaamste gezinswoning zijn
→ De beschermde woning moet daadwerkelijk dienstdoen als gezinswoning
→ Het beschermde goed moet een onroerend goed zijn.
c. Art. 215, tweede lid BW: dit geldt ook voor de huisraad (meubels, . )
i. Art. 534 BW verduidelijkt wat huisraad is
2. Plicht tot getrouwheid (Art. 213 BW)
a. Wordt ruim geïnterpreteerd door de rechtspraak: de echtgenoot mag geen geslachtsgemeenschap
hebben met iemand anders dan zijn echtgenoot, er mag dus geen overspel zijn.
i. Gebeurt dit toch? Dan geldt dit als bewijs dat het huwelijk onherstelbaar is ontwricht. Dit is
een grond tot echtscheiding.
3. Plicht tot bijstand (Art. 213 BW)
a. Niet in de materiële betekenis
b. Affectie tonen, lief zijn voor elkaar, eerbied, morele hulp, .
4 huwelijksplichten met een vermogensrechtelijk gevoolg:
4. Hulpplicht (Art. 213 BW):
a. Materiële plicht: echtgenoten moeten naar evenredigheid bijdragen aan de lasten van het huwelijk.
Beide echtgenoten moeten elkaar het nodige verschaffen om de kosten van het dagelijkse
gezinsleven te dragen. (Art. 221 BW)
i. Lasten van het huwelijk? = al e kosten van het gezin.
→ Kosten voor de kinderen
→ Alle kosten in verband met de gezinswoning
→ Nutsvoorzieningen (water, elektriciteit, gas, . )
ii. De echtgenoten zijn wettelijk verplicht bij te dragen. Deze wettelijke verplichting is
wederkerig: voert één van hen deze verplichting niet uit, dan kan de andere echtgenoot de
gedwongen uitvoering daarvan vorderen.
b. Als eens van de echtgenoten een schuld maakt in het kader van de lasten van het huwelijk zijn die
hoofdelijk zijn kunnen die schulden door de schuldeiser gevraagd worden aan een van de
echtgenoten. De schuldeiser kan vragen om het vol edige bedrag terug te betalen. De echtgenoot die
betaald heeft kan het aandeel terugvragen bij de andere echtgenoot.
i. Het risico solvabiliteit ligt bij beide echtgenoten.
Huwelijksrechten
1. Vrijheid van beroep: Iedere echtgenoot heeft het recht een beroep uit te oefenen zonder de instemming van
de andere echtgenoot.
a. Uitzonderingen:
i. Het beroep ruist in tegen de morele belangen van het gezin
Bijvoorbeeld: iemand die geld verdiend door zichzelf te tonen op camera
ii. Het beroeps ruist in tegen de financiële belangen van het gezin
Bijvoorbeeld: iemand met een vast job die dit inwisselt voor het ondernemerschap.
iii. Het beroep dat het verdere gezinsleven ernstig hypothekeert
Bijvoorbeeld: nachtwerk
2. Recht op hun eigen inkomsten te ontvangen (Art. 217, eerste lid BW)
a. Echtgenoten mogen hun inkomsten zelf innen en besteden, maar ze moeten daarbij wel een
bestedingsvolgorde respecteren. Inkomsten dienen bij voorrang te worden bestaat aan de bijdrage in
de lasten van het huwelijk en vervolgens voor de aanschaf van goederen die verantwoord zijn voor
de uitoefening van een beroep.
b. Artikel 221 BW voorziet dat een echtgenoot zich door de familierechtbank kan laten machtigen om
bepaalde inkomsten van de andere echtgenoot te ontvangen, ingeval deze niet bijdraagt in de lasten
van het huwelijk.
3. Recht op een bankrekening op hun eigen naam te openen (Art. 218 BW)
a. Ieder van de echtgenoten kan een depositorekening voor geld openen op hun eigen naam zonder
instemming van de andere echtgenoot.
b. De bank heeft wel een meldingsverplichting post factum aan de andere echtgenoot. Deze
meldingsplicht is maar beperkt tot het bestaan van de rekening en betreft niet de inhoud ervan.
Sancties
Wanneer een van de echtgenoten zich niet houdt aan de huwelijksplichten en rechten kan de andere echtgenoot
dit gaan afdwingen met een procedure “(dwingende en) voorlopige maatregelen” bij de familierechtbank. De
rechter kan opleggen wat hij/zij nodig acht.
o “Dwingende en voorlopige maatregelen” = voor de echtscheidingseis aanhangig gemaakt is
o “voorlopige maatregelen” = tijdens de echtscheidingseis
Artikel 224 BW schrijft voor dat een echtgenoot bepaalde rechtshandelingen van de andere echtgenoot kan laten
nietigverklaren wanneer is aangetoond dat deze in strijd zijn met de belangen van het gezin. Dit artikel somt ook
een aantal rechtshandelingen op die vatbaar zijn voor nietigverklaring.
o Relatieve vernietigbaarheid
Kan enkel worden ingesteld door de beschermde echtgenoot of diens rechtsopvolgers.
De vernietiging moet worden gevorderd binnen het jaar nadat de echtgenoot op de hoogte was van de
rechtshandeling. Deze termijn is een vervaltermijn en bijgevolg niet vatbaar voor stuiting en schorsing.
o Wat bij het overlijden van de echtgenoot binnen dit termijn? De erfgenamen beschikken over een nieuw
termijn van één jaar.
Hoofdstuk 2: het secundair huwelijksvermogensrecht
Inleiding
(art. 1387-1474/1 BW)
Het primair huwelijksstelsel regelt slecht een beperkt aantal vermogensrechtelijke verhoudingen. Echtgenoten zijn
bijgevolg noodzakelijkerwijs ook onderworpen aan een secundair huwelijksvermogensstelsel.
Het secundair huwelijksvermogensstelsel staat loodrecht tegenover het primair huwelijksvermogensstelsel.
Het gaat hier over regels in verband met de vermogens van de echtgenoten.
Wat is van wie binnen het huwelijk en bij de ontbinding van het huwelijk?
Wat het secundair stelsel betreft hebben echtgenoten een ruime contractuele vrijheid: net zoals Bob de Bouwer
kunnen zij zelf constructies bedenken om het merendeel van hun vermogensrechtelijke aspecten te regelen
(“Bob”). Deze contractsvrijheid is echter niet onbeperkt (“muurtjes” waartegen Bob de Bouwer kan aanrijden): de
keuze en de uitwerking van een conventioneel huwelijksstelsel kan enkel via huwelijkscontract (notariële akte). Als
de echtgenoten zelf niets hebben geregeld dan geldt het zgn. wettelijk stelsel (“niets”). Dit stelstel is uitdrukkelijk
uitgewerkt door de wetgever en heeft een aanvul end, gemeenrechtelijk en reglementair of statutair karakter
(dwz dat het wettelijk stelsel van toepassing is door het enkele feit van het huwelijk.
Het secundair stelsel is van aanvul end recht = men kan van deze regels uit het burgerlijk wetboek afwijken. Men
moet een huwelijkscontract laten opmaken bij een notaris = een solemneel contract = een plechtig contract
Wettelijk huwelijksvermogensstelsel
Artikel 1398 BW: Het wettelijk stelsel berust op het bestaan van drie vermogens: het eigen vermogen van elk van
de echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen van de beide echtgenoten, zoals die worden omschreven in
de hiernavolgende artikelen.
Het gemeenschappelijk vermogen -sui generis-kwalificatie: het gemeenschappelijk vermogen is een bijzondere
juridische entiteit, met een bestemmingsgebonden karakter, maar zonder rechtspersoonlijkheid. Wat betekent het
gemeenschappelijk vermogen nu specifiek?:
1. het heeft geen rechtspersoonlijkheid: het kan bijgevolg niet in rechte optreden als eiser of
verweerder. De echtgenoten moeten zelf worden aangesproken.
2. Er is geen onverdeeldheid: het gemeenschappelijk vermogen is intern gebonden en kan geen van de
echtgenoten vragen om tijdens het huwelijk uit de onverdeeldheid te treden. (art. 815 BW)
3. Er is geen vorm van mede-eigendom: de echtgenoten kunnen immers niet beschikken over hun
aandeel in het gemeenschappelijk vermogen. Bovendien gelden er specifieke regels inzake het
bestuur, de wijziging en de ontbinding en vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, die sterk
afwijken van de normale regeling omtrent mede-eigendom.