Oefencollege 4: ESCGAT
Eclectische Sociaal Cognitieve Gedragstherapeutische Articulatie Therapie
Kenmerken
Gestructureerd
o 1 element dat zeer typerend is voor gedragstherapie: samenhang tussen therapie en
de experimentele psychologie
o HET KERNPUNT voor de klinische praktijk van articulatietherapie = gelegen in toetsen
van de hypothese over causale en persisterende factoren van het foutieve
spraakklankproductiegedrag van een specifieke patiënt (N = 1).
o Duidelijke vaste structuur in de behandeling:
Probleemkeuze
Uitvoeren van metingen
Opstellen van betekenis – en functieanalyse
Opstellen hypothese probleemsamenhang
Keuze van de procedures
Uitvoering
Evaluatie
o De behandeling maakt gebruik van een leerparadigmata = operante conditionering,
klassieke / respondente conditionering en model / plaatsvervangend leren.
o Een articulatietherapie wordt altijd getypeerd door eenzelfde methodiek als bij een
praktijkexperiment.
Er zijn natuurlijk weg verschillen tussen de theorie en de praktijk.
MAAR het belangrijkste element blijft gelijk: in de opeenvolgende fases van
het proces zijn vooral de functie – en betekenisanalyse en de holistische
theorie een kernstuk.
O.b.v. hiervan maakt de logopediste een plan en bepaalt ze de procedures
voor de uitvoering.
Flexibel
o De stappen van analyse, behandelplan en uitvoering staan niet los van elkaar. Er is
voortdurende terugkoppeling naar voorgaande behandelingsfasen en bijsturing.
o Je kunt het therapieplan onmiddellijk bijsturen of je kan subdoelen formuleren en
paralleloefeningen opstellen.
Sociaal
Cognitief
Verwijst naar de belangrijke rol van leerprocessen!
Verwijst naar de specifieke rol van observationeel leren (sociaal leren, modeling)
o Het gaat niet louter om leren door ‘trial and error’.
o We gaan ervan uit dat aan waarnemingen en ervaringen betekenissen worden
gekoppeld die geëvalueerd worden.
o Uiteindelijke gedrag = resultaat van deze cognitieve betekeniskoppeling.
We verwerven deze betekenistoekenning en gedragingen door eigen ervaringen, MAAR
VOORAL door het observeren van anderen.
Eerst was het begrip ‘cognitie’ niet geliefd omdat het te sterk verwees naar interne
processen.
o Hierin is er grote verandering gekomen door de beschrijving van
“plaatsvervangend leren” en de rol van “zelfregulerende mechanismen” (Albert
Bandura)
Een bepaalde stimulus wordt eerst waargenomen, daarna geïnterpreteerd en onthouden (taal speelt
hierbij een belangrijke rol! Daarna leidt het tot een passend gedrag.
Bij articuleren worden sociale stimuli aangeboden door belangrijke personen uit de omgeving
(moeder, vader, zussen, …).
Bij personen met een articulatiestoornis kunnen er fouten ontstaan in de waarneming,
interpretatie, onthouden, … waardoor betekenissen foutief / onvoldoende geleerd
worden. We spreken dan van een sociaal – cognitieve therapie WANT de sociale
informatieverwerking staat centraal.
Gedragstherapeutisch
o Systematisch gebruik makend van technieken en procedures die ‘leren’ tot stand
brengen!
o Werkend o.b.v. analyses van de bekomen onderzoeksgegevens (functieanalyse,
betekenisanalyse)
Eclectisch
o Geen standaardtherapie die letterlijk hetzelfde is voor elke cliënt. De behandeling is
‘op maat gesneden’ voor elke cliënt.
o O.b.v. de analyses van zijn foutief gedrag en een hypothese over
probleemsamenhang in de functie – en betekenisanalyse , wordt een keuze gemaakt
van relevante technieken en wordt een behandelplan opgesteld.
o De onderliggende methodiek en verklaringsmodel blijven wel dezelfde! Namelijk:
leerpsychologie
o Het verklaringsmodel waarop de functie- en betekenisanalyse gebaseerd zijn is het
tweefactorenmodel.
Vanuit dit model kan men aan de therapie 2 mogelijke (hoofd)doelen toeschrijven:
het veranderen van betekenissen
o Je gaat stimuli een emotionele en cognitieve betekenis geven OF een andere
betekenis geven door informatie te verstrekken, heretiketteren, …
o De technieken en procedures voor het veranderen van betekenissen hebben een
invloed op de verwijzingsfunctie van stimuli + vaak ook op de emotionele
beladenheid ervan.
het veranderen van gedrag die met het probleem samenhangen
o Het ‘operant gedrag’ wordt meestal rechtstreeks beïnvloed door zich anders te
gedragen en zo de doelen te bereiken.
o Gebruikte technieken: rollenspel, modelling, feedback, shaping, …
o De technieken en procedures voor het veranderen van gedrag richten zich in
hoofdzaak op het verwerven van vaardigheden, soms ook in de ruimere betekenis
van ‘hanteringsvaardigheden’.
In de praktijk zal de klemtoon bij fonologische spraakklankproblemen liggen op het wijzigen van
betekenissen ( wanneer er sprake is van geen / onvoldoende / foutieve emotionele en cognitieve
betekenis)
en bij fonetische spraakklankstoornissen op het wijzigen en aanleren van gedrag ( wanneer er
sprake is van geen / onvoldoende / foutieve vaardigheden).
Het is echter zelden óf het één, óf het ander.
Document Outline
Kenmerken
Structuur en vorm van de behandeling
Materiaal
Betekenissen wijzigen
Emotionele herstructurering
Cognitieve herstructurering
Samenvatting: (cognitieve en emotionele) betekenissen wijzigen
Gedrag wijzigen
Algemeen: Ingrijpen op het niveau van de Sr (positief/negatief bestraffen en belonen)
ESTABLISMENTFASE: aanleren van de juiste spraakklankproductie
TRANSFERFASE: transfereren van de juiste spraakklankproductie
MAINTENANCEFASE: consolideren van de nieuwe spraakklankproductie
Samenvatting gedrag wijzigen