Hoofdstuk 1: Begripsomschrijving
1. Wat verstaan we onder de term ‘opvoeden’?
Opvoeden is een complex fenomeen dat verweven is met vele andere aspecten van het dagelijks
leven. De kern bestaat uit de veelvuldige interacties tussen een kind en opvoeder
Je kan geen abstractie maken van opvoeding
Opvoeder: iedereen die gedurende langere tijd dag in dag uit met een kind samenleeft en zich
verantwoordelijk weet/voelt voor de ontwikkeling en toekomst van het kind
Hieronder vallen: ouders, pleegouders, onthaalmoeders, leerkrachten, opvoeders in
leefgroepen, …
Verantwoordelijk voelen/weten: toekomstgerichtheid: het gaat niet om het nu-moment
maar de omgang met het kind wordt gerelateerd aan wat het kind later zal worden.
! Het is niet omdat iemand voor een bepaald kind verantwoordelijk is, dat men met
dit kind steeds verantwoordelijk handelt (Bv. Ouders die hun kinderen mishandelen)
Opvoeding is een complementair en circulair proces (Hellinckx et al., 2002).
Complementair: opvoeder én kind dragen bij aan het proces en veronderstellen elkaar
daarin. Je kan dus niet over opvoeding spreken zonder zowel naar het kind als naar de ouder
te kijken
Circulair: in die bijdrage worden ze door elkaar beïnvloed. De ouders beïnvloeden dus het
kind, maar het kind beïnvloedt ook zijn ouders. De invloed van ouders naar kinderen is heel
duidelijk. Ze sturen bewust en onbewust. Ook kinderen beïnvloeden hun ouders. Ze gaan
bepaald gedrag uitlokken bij de ouders, maar deze invloed is minder groot.
Als het kind zich goed ontwikkelt en de opvoeder het opvoeden als een vanzelfsprekendheid beleeft,
verloopt het opvoeden op een goede manier.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 soorten opvoeding:
1. Functionele opvoeding: dit gaat over de dagelijkse omgang tussen ouders en kinderen, de
intuïtieve en vanzelfsprekende manier waarop ouders en kinderen samenleven en op elkaar
reageren. Het gaat dus over het dagelijks samenleven waarin je op een onbewuste manier je
kind aan het sturen/beïnvloeden bent. Kinderen pikken hier heel veel van op (= impliciete
sturing). Deze opvoeding is voor 80% van de tijd, wanneer het goed loopt in een gezin, die
functionele opvoeding
2. Intentionele opvoeding: een meer nadrukkelijke vorm van sturen. Het optreden van de
ouders is dan bewust gericht op het gedrag of de ontwikkeling van het kind in een bepaalde
richting te sturen. Deze expliciete sturing is ongeveer 20% van de opvoeding.
Wanneer we opvoedingssituaties analyseren, moeten we aan beide vormen van opvoeding aandacht
besteden.
Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen hoe willen de ouders opvoeden, hoe
denken ze dat ze opvoeden en hoe voeden ze effectief op
Het is complex omdat je die verschillende lagen van opvoeding hebt. Soms kan het bewust opvoeden
het onbewust opvoeden tegenspreken (of andersom)
Bv. Het kind wordt gefrustreerd door iets en scheurt zijn papier. Als ouder ga je dan het kind
bewust leren dat dit niet de goede manier is om frustratie te uiten (20%), maar tijdens een
momentje waarop je zelf gefrustreerd raakt, kan het zijn dat je zelf dan met iets gooit (80%)
2. Opvoeding als wetenschap
Opvoeding is te vergelijken met een systeem. Een systeem is een samenhangend geheel van
verschillende factoren.
Doordat de factoren voortdurend op elkaar inwerken, zal een verandering in 1 factor onvermijdelijk
gevolgen hebben op de andere factoren
In een opvoedingssysteem is een cluster van opvoedingsfactoren een opvoedingsvariabele. De
belangrijkste variabelen:
- De opvoedeling (het kind)
- De opvoeder (de ouder)
- De opvoedingscontext (het leefklimaat)
De manier waarop de verschillende variabelen zich tot elkaar
verhouden en elkaar beïnvloeden, wordt weergegeven in een
model
2.1. Het kind (= opvoedeling)
Een kind komt niet op de wereld als onbeschreven blad. Ondanks feit dat milieu, de concrete
opvoedingscontext, een grote invloed heeft, is al een gedeelte van ons latere gedragsrepertorium al
van bij de geboorte in onze genen aanwezig
Genetische factoren zijn van invloed. Ook zijn er neurobiologische invloeden en pre-, peri-, en
postnatale invloeden van invloed op de ontwikkeling van het kind.
Ouders die moeite hebben met zwanger raken, of een moeilijke zwangerschap kunnen
anders opvoeden dan ouders waarbij alles goed verlopen is
Alle boven genoemde invloeden komen in uiting in de temperamentverschillen bij kinderen.
Temperamentkenmerken zijn gericht op de in aanleg meegegeven vitaliteit.
Temperament bepaalt hoe het dagelijks samenleven verloopt. Je kan al voor de opvoeding begint,
aangeven of een kind makkelijk of moeilijk is.
Kindmateriaal waarmee je aan de slag moet, heeft invloed op jezelf als ouder. Het kind beïnvloedt
ook mee het aanbod vanuit zijn temperament
Er zijn verschillende soorten temperament:
- Kinderen met moeilijk temperament: huilen veel, slapen en eten moeilijk, onregelmatige
stoelgang, reageren afwerend en moeilijk op nieuwe indrukken of situaties, driftbuien bij
frustraties. Ongeveer 10% van de kinderen
- Kinderen met een gemakkelijk temperament: reageren positief, huilen minder, eten en
slapen makkelijk en passen zich makkelijk aan nieuwe situaties, gewoonten of veranderingen
aan. Ongeveer 40% van de kinderen
- Langzame starters: vormen combinatie van beide groepen. Biologische functies zijn
regelmatiger dan de eerste groep, reageren mild maar wel negatief op nieuwe situaties of
prikkels, trekken zich bij nieuwe contracten snel terug, kunnen zich moeilijk aanpassen.
Ongeveer 15%
- Resterende groep: niet in te delen. Ongeveer 35%
Een kind met een moeilijk temperament stelt hogere eisen van de opvoedingsvaardigheden, geduld,
creativiteit en energie van de opvoeders
Ook de fysieke kenmerken van een kind hebben een impact op de opvoedingsrelatie en -situatie.
Deze kenmerken zijn gericht op de lichamelijk conditie: klein/dik zijn, geslacht, leeftijd. Hier hoort
ook bij hoe de ouders de fysieke verschijningsvorm van het kind waarderen.
De fysieke kenmerken kunnen dus ook gedrag uitlokken maar dit is niet altijd even hard afgestemd
op de noden van het kind.
Bv. Een kind dat mentaal aan het opgroeien is, maar het uiterlijk loop wat achter (is 15 jaar,
maar ziet er 11 uit)
Een kind dat niet krijgt wat het nodig heeft, gaat beginnen protesteren en moeilijker gedrag stellen.
Dit wordt dan weer gezien als probleemgedrag door leerkrachten en ouders, terwijl ze eigenlijk een
signaal geven
Het is belangrijk dat je in overeenstemming met het kind komt dat je krijgt en niet met het kind dat je
verwachtte. Je kan een beeld vormen over hoe je verwacht dat je kind zal zijn, wat je er mee wil
doen, … maar deze verwachtingen worden niet altijd ingelost. Soms ontstaan opvoedingsproblemen
als ouders aan die verwachtingen blijven vasthouden
De aard/eigenheid van het kind beïnvloedt de manier waarop het kind reageert op de pedagogische
aanpas van de ouders (en beïnvloedt deze ook)
2.2. De opvoeder/ouder
Als we gaan kijken naar het pedagogisch aanbod van ouders, dan is het belangrijk om de volgende 2
aspecten mee in rekening te brengen:
- Persoonlijkheidskenmerken van de ouder
- De opvoedingsgeschiedenis van de ouder
Het is belangrijk om de ouders voldoende tijd te geven. Wanneer het moeilijk loop in de opvoeding
gaan we ouders vragen om andere dingen te doen, gaan we suggesties geven. Ouders gaan maar iets
kunnen doen wanneer je ook voldoende rekening houdt met waarom ouders doen wat ze doen en
hen er voldoende erkenning in geeft en ze voldoende tijd geeft
2.2.1. Persoonlijkheidskenmerken van de opvoeder
De persoonlijkheid van de opvoeder is de belangrijkste determinerende factor in het pedagogisch
handelen Ook ouders hebben hun temperament en persoonlijkheid.
De persoonlijkheidskarakteristieken worden in zekere mate overgeërfd en gaan een belangrijke rol
spelen in de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan
Als we gedragsveranderingen verwachten van ouders moeten we voldoende mild zijn en daar
voldoende tijd aan geven.
De persoonlijkheid van ouders bepalen het pedagogisch aanbod dat ze gaan verlenen
De leeftijd als ouder bepalen dit ook. Jonge ouders (tienerouders) voorzien ander pedagogisch
aanbod dan mensen die op wat latere leeftijd ouder worden
Gezondheid, zowel fysiek als mentaal, hebben invloed. ouders die in een depressie zitten of met een
laag welbevinden zitten, die hun pedagogisch aanbod gaat hierdoor gekleurd worden. Je zit met een
tunnelvisie, meer zwart-wit denken, dingen meer als problematisch zien, .. Dit gaat een invloed
hebben op het pedagogisch aanbod
Ook psychische stoornissen van de ouders hebben een invloed op de wijze waarop ze hun kinderen
opvoeden
Als we suggesties gaan geven aan ouders om een opvoeding op een andere manier aan te pakken, is
het belangrijk dat we gaan kijken wat maakt dat ouders dit aanbod doen en hoe wordt het aanbod
gekleurd door een persoonlijkheid, …
2.2.2. De opvoedingsgeschiedenis van de opvoeder
De opvoedingsgeschiedenis van ouders hebben hun persoonlijkheid mee bepaald en beïnvloedt zo
indirect de opvoeding
Er is ook een rechtstreekse inwerking: je gaat analyse maken van je eigen opvoeding en zeggen ‘dat
wil ik zeker meenemen en dat ga ik anders doen’
Of ouders het willen of niet, ze blijven hun opvoeding meedragen: sommige ouders zullen de
opvoeding die ze gekregen hebben, als het ware repliceren of toch zeker een aantal elementen van
overnemen, anderen zullen zich afzetten tegen hun eigen opvoeding en zullen het net andersom
willen doen
Opvoeden is grotendeels onbewust en maar een klein beetje intentioneel. Je pakt als ouder je
opvoedingsgeschiedenis mee in de opvoeding. Als je die analyse gaat meenemen naar de opvoeding,
dan ga je bewust opvoeden. Als je bewust aan het opvoeden bent, dan probeer je bewust in te
zetten wat je goed vond en anders doen wat ik minder fijn vond. Onbewust ga je soms toch de
dingen die je uit de eigen opvoedingsgeschiedenis niet goed vond, toch ook doen.
Het wordt problematisch wanneer ouders een aanbod geven wat niet zo constructief is en waarbij
we op korte termijn voelen dat er iets moet veranderen omdat anders de veiligheid van kinderen in
gedrang is. We kunnen het niet op 123 veranderen omdat het tijd nodig heeft om veranderingen aan
te brengen
De eigen jeugd en opvoedingsgeschiedenis van de ouders speelt dus een belangrijke rol bij wat
Baartman pedagogisch besef noemt