GESCHIEDENIS VAN RECHT EN
RECHTVAARDIGHEID
1. HET ROMEINSE RECHT IN DE OUDHEID
A. Romeinse Koninkrijk (8ste eeuw v. C. – 509 v. C.)
i.
Oprichting van Rome (anno urbis conditae)
Er zijn drie mogelijke verklaringen en theorieën op welke manier Rome tot
stand gekomen is:
1) Romulus en Remus, 753 v. C.
2) 7de eeuw v.C.: de Etrusken
De Etrusken woonden in het Noorden van Rome. Ze waren hoger ontwikkeld
en verstedelijkt en deden aan handel. Ze verhuisden naar Rome omdat het
een ideale plek was om handel te drijven met andere kolonies in het zuiden
zoals die in Griekenland door de Tiber-rivier en doordat Rome omringd was
door heuvels. Het probleem met deze verklaring is de chronologie, wanneer
men terugkijkt in de tijd naar de Etruskische koningen. Pas in de 8ste eeuw
voor Christus is er sprake van een eerste Etruskische koning. Daarentegen
staat ook nog dat pas de eerste ‘echte’ Etruskische koning Tarquinis Priscus
was die van 616 v.C. – 578 v.C. over Rome regeerde. Daarvoor was er
eigenlijk alleen maar sprake van Sabijnen en Latijnen. Deze kwamen van
Latijnse en Sabijnse stammen die rond de heuvels van Rome woonden.
3) Archeologie
“Omnium Rerum Principa Parva Sunt” – Cicero (The beginnings of all
things are small).
Vanuit archeologisch perspectief ontstond de eerste ontwikkeling van de
stad Rome doordat de Sabijnen en Latijnen die rond de heuvels woonden
steeds meer gingen samensmelten. Dit zorgt ervoor dat zij gaan
samenwerken waardoor er een agrarisch surplus ontstaat, waardoor men
kan gaan handel drijven met deze overschotten. Door samen te werken had
men ook meer tijd om andere producten te produceren en te verhandelen.
Dit zou rond het midden van de 8ste eeuw voor Christus gebeurd zijn.
ii.
Sociaal aspect
Op dit moment zijn er maximaal 1000 tot 5000 mensen die in Rome wonen. De
autochtone bevolking zijn de Sabijnen en Latijnen, zij leven in stammen
genaamd “gentes” oftewel geslachten. Zij stammen af van ‘een legendarische
stamleider’. Elke clan stond onder leiding van een clanleider die de clan
bestuurt als alleenheerser. In het begin is gelijkheid zeer belangrijk, alle
eigendom binnen een clan wordt beschouwd als collectief eigendom. Naarmate
de tijd vordert, neemt het belang van gelijkheid binnen de clans af doordat zij het
collectief eigendom gaan afschaffen. Hierdoor ontstaan een
standenmaatschappij binnen het vroege Rome met een belangrijk onderscheid
tussen de patriciërs (de mensen die alles hebben) en de plebejers (de mensen
die niets of weinig hebben).
iii.
Bestuurlijk aspect
Aan het hoofd van het Koninkrijk Rome staat een Koning die aanvankelijk
verkozen werd door het volk. Dit volk vergaderde in de “Comitia Curiata”, een
vergadering waar in het volk (alle volwassen, vrije mannen) bijeenkomen om
een Koning te kiezen. Degene die als Koning verkozen konden worden werden
vaak voorgesteld door de Senaat. Vanaf de Etruskische Koningen Tarquinii
verandert dit. Zij geven hun veroveringen aan de clanleiders en geven meer
burgerrechten aan de plebejers waardoor zij zeer tevreden zijn en meer macht
verlenen aan de koningen. Hierdoor slagen de koningen erin om het
Koningschap erfelijk te maken en vanaf de Tarquinii is het Koningschap erfelijk.
De Koning beschikt over “imperium”, de macht of het gezag. Zijn imperium is
onbeperkt en het is een absolute vorst. Hij bevat politieke macht, hij is de
uitvoerende tiran. Hij had juridische macht, hij is de opperste rechter. Hij had
religieuze macht, hij is de Opperpriester en hij is de opperbevelhebber
waardoor hij militaire macht heeft. Als opperrechter is hij verantwoordelijk
voor het ‘fas’ en ‘ius’. ‘Fas’ is het Romeinse recht dat de verhouding tussen de
Goden en mensen regelt. Het ‘ius’ is het Romeinse burgerlijke recht dat de
verhoudingen tussen de burgers onderling regelt. Men gaat er in deze periode
vanuit dat de Koning nog geen wetten maakt, maar er enkel op toeziet dat de
orde die ingesteld was door de Goden gerespecteerd en nageleefd werd. Dit
waren vooral gewoontes die in de samenleving waren (“leges regiae”). De
Senaat is vooral een adviesorgaan. Dit komt van het woord “senex” wat oud
betekent. De leden van de Senaat waren dus vooral oudere, wijze mannen die
vaak clanleiders waren. De adviezen die zij formuleren worden
“senatusconsulta” genoemd. Op dit moment is de Senaat nog niet belangrijk,
alle macht ligt bij de Koning. Daarnaast zijn er ook nog priesters die een zeer
belangrijke rol spelen in de rechtspraak. De “quaestores parricidii” worden
aangesteld om een onderzoek in te stellen naar de zware misdrijven en spelen
ook een rol in de rechtspraak.
iv.
Het recht
Het Romeinse recht in het Koninkrijk kan omschreven worden als “mos
maiorum”. ‘Mos’ verwijs naar gewoonte en ‘maiorum’ naar voorouders, het
betekent dus de gewoonten die men van de voorouders heeft overgeërfd. De
“mos maiorium’ bestaat uit het ‘fas’ en ‘ius’. Het ‘fas’ is het recht dat de
verhoudingen tussen de Goden en het volk regelt en het ‘ius’ het recht dat
verhoudingen tussen burgers onderling regelt. Het ‘ius’ kan gelijk gesteld
worden aan ‘ius civile’ of burgerlijk recht van Rome. De ‘ius civile’ werkt via het
personaliteitsbeginsel, enkel het volk van Rome (cives) kunnen een beroep
doen op het burgerlijk recht. Van echte wetgeving is er nog geen sprake, het is
een gewoonterechtelijke samenleving. De priesters monopoliseren het
gewoonterecht en werpen zich op als enige kenner hiervan.
v.
Einde van het Romeinse Koninkrijk
De laatste Koning, Lucius Tarquinius Superbus, voert een schrikbewind
waarbij tegenstanders uit de weg worden geruimd, doodstraffen worden
uitgesproken zonder eerst advies te vragen, het volk moet werken tot ze erbij
neervallen. Op een bepaald moment verkracht een van zijn neven Lucretia, de
vrouw van Lucius Tarquinius Collatinus, waardoor zij zelfmoord pleegt. Lucius
Tarquinius Collatinus en Lucius Junius Brutus gaan de Senaat vragen om de
Koning af te zetten en hem te verbannen. De Senaat gaat hiermee akkoord en
verbant de Koning. Vanaf nu zijn er twee consules, Lucius Tarquinius Collatinus
en Lucius Junius Brutus. Vanaf toen bestond de Republiek.
Koning
- Verkozen/erfelijk
- Etruskische Tranquinii
- Imperium
- Leges regiae
De Senaat
Comitia Curiata
Priesters en
- Senex
- Volksvergadering
Quaestor parricidii
- Clanleiders
- Koning
- Rechtspraak
- Senatusconsulta
B. Romeinse Republiek
a. Vroege Republiek (509 v.C. – 264 v.C.)
i.
Start van de ‘res publica’: Bestuurlijk aspect
De consuls staan aan het hoofd van de Republiek. De ‘fas’ komt nu exclusief toe
aan de priesters. De Senaat wordt steeds belangrijker in de loop van de
Republiek. De voormalige “Comitia Curiata” wordt vervangen door de “Comitia
Centuriata” en de “Comitia Tributa”, waar het volk bijeen kan komen. Hoewel de
consuls het ‘imperium’ van de voormalige Koning behouden, worden de
priesters of de ‘Pontifex Maximus’ nu volledig verantwoordelijk voor het
religieuze aspect oftewel het ‘fas’. Eerst was de Koning ook opperpriester.
De “Comitia Centuriata“ verkiezen de consuls en later ook nog andere
belangrijke magistraten zoals de praetors en censores. Het is samengesteld uit
een indeling van 193 ‘centuriae’. Deze bestond uit 5 bezitsklassen en 1 klasse
van bezitslozen. De hoogste bezitsklasse, wat bestond uit ridders en senatoren,
had 98 plaatsen van de 193 ‘centuriae’. De minderheid, de rijken, domineert dus
de Comitia Centuriata.
In de “Comitia Tributa” worden de Romeinen verdeeld over 35 stemmen
waartoe zij vroeger behoorden. Het wordt niet verdeeld op basis van bezit, maar
op basis van de stam waartoe men behoort. Hun vergadering is minder
belangrijk, de belangrijkste taak die zij hebben is het verkiezen van lagere
magistraten zoals de Quaestor. De Comitia vaardigen wetten of ‘leges’ uit die nog
goedgekeurd moeten worden door de Senaat. Na 393 v. Chr. wordt die
wetgevingsprocedure omgekeerd, waarbij wetsvoorstellen eerst aan de Senaat
moeten worden voorgelegd en daarna pas de goedkeuring krijgen in de Comitia,
waarna hierover kan gestemd worden.
De macht van de Senaat neemt toe doorheen de jaren van de Republiek ten
koste van de andere instellingen. Eerst was zij enkel een adviesorgaan, maar
wordt steeds meer van belang in het dagelijks bestuur, staatsfinanciën en de
buitenlandse politiek ten tijde van de Republiek alsook bij de
wetgevingsprocedure zoals hierboven vermeldt. De Senaat wordt zo machtig
omdat het de enige bestuurlijke instelling is die permanent is en klein is om een
goed en snel beleid te voeren, terwijl dit bij de Comitia niet zo is.
Ten tijde van crisis kan de Senaat de bestuurlijke organisatie opschorten en een
dictatuur installeren, wat in de Romeinse geschiedenis tweemaal gebeurd is. Dit
gebeurde onder Sulla van 82 tot 79 v.Chr. en onder Julius Caesar van 46 tot 44
v.Chr.
Document Outline
1. Het romeinse recht in de oudheid
A. Romeinse Koninkrijk (8ste eeuw v. C. – 509 v. C.)
i. Oprichting van Rome (anno urbis conditae)
Er zijn drie mogelijke verklaringen en theorieën op welke manier Rome tot stand gekomen is:
1) Romulus en Remus, 753 v. C.
2) 7de eeuw v.C.: de Etrusken
De Etrusken woonden in het Noorden van Rome. Ze waren hoger ontwikkeld en verstedelijkt en deden aan handel. Ze verhuisden naar Rome omdat het een ideale plek was om handel te drijven met andere kolonies in het zuiden zoals die in Griekenland door de ...
3) Archeologie
“Omnium Rerum Principa Parva Sunt” – Cicero (The beginnings of all things are small).
Vanuit archeologisch perspectief ontstond de eerste ontwikkeling van de stad Rome doordat de Sabijnen en Latijnen die rond de heuvels woonden steeds meer gingen samensmelten. Dit zorgt ervoor dat zij gaan samenwerken waardoor er een agrarisch surplus ...
ii. Sociaal aspect
Op dit moment zijn er maximaal 1000 tot 5000 mensen die in Rome wonen. De autochtone bevolking zijn de Sabijnen en Latijnen, zij leven in stammen genaamd “gentes” oftewel geslachten. Zij stammen af van ‘een legendarische stamleider’. Elke clan stond o...
iii. Bestuurlijk aspect
Aan het hoofd van het Koninkrijk Rome staat een Koning die aanvankelijk verkozen werd door het volk. Dit volk vergaderde in de “Comitia Curiata”, een vergadering waar in het volk (alle volwassen, vrije mannen) bijeenkomen om een Koning te kiezen. Dege...
iv. Het recht
Het Romeinse recht in het Koninkrijk kan omschreven worden als “mos maiorum”. ‘Mos’ verwijs naar gewoonte en ‘maiorum’ naar voorouders, het betekent dus de gewoonten die men van de voorouders heeft overgeërfd. De “mos maiorium’ bestaat uit het ‘fas’ e...
v. Einde van het Romeinse Koninkrijk
De laatste Koning, Lucius Tarquinius Superbus, voert een schrikbewind waarbij tegenstanders uit de weg worden geruimd, doodstraffen worden uitgesproken zonder eerst advies te vragen, het volk moet werken tot ze erbij neervallen. Op een bepaald moment ...
B. Romeinse Republiek
a. Vroege Republiek (509 v.C. – 264 v.C.)
i. Start van de ‘res publica’: Bestuurlijk aspect
De consuls staan aan het hoofd van de Republiek. De ‘fas’ komt nu exclusief toe aan de priesters. De Senaat wordt steeds belangrijker in de loop van de Republiek. De voormalige “Comitia Curiata” wordt vervangen door de “Comitia Centuriata” en de “Comi...
De “Comitia Centuriata“ verkiezen de consuls en later ook nog andere belangrijke magistraten zoals de praetors en censores. Het is samengesteld uit een indeling van 193 ‘centuriae’. Deze bestond uit 5 bezitsklassen en 1 klasse van bezitslozen. De hoog...
In de “Comitia Tributa” worden de Romeinen verdeeld over 35 stemmen waartoe zij vroeger behoorden. Het wordt niet verdeeld op basis van bezit, maar op basis van de stam waartoe men behoort. Hun vergadering is minder belangrijk, de belangrijkste taak d...
De macht van de Senaat neemt toe doorheen de jaren van de Republiek ten koste van de andere instellingen. Eerst was zij enkel een adviesorgaan, maar wordt steeds meer van belang in het dagelijks bestuur, staatsfinanciën en de buitenlandse politiek ten...
Ten tijde van crisis kan de Senaat de bestuurlijke organisatie opschorten en een dictatuur installeren, wat in de Romeinse geschiedenis tweemaal gebeurd is. Dit gebeurde onder Sulla van 82 tot 79 v.Chr. en onder Julius Caesar van 46 tot 44 v.Chr.
ii. Politieke ontvoogding: 494 – 471 v.C.
Tussen de plebejers en patriciërs zijn er nog steeds sociale tegenstellingen, die door de groeiende macht van de Senaat steeds sterker worden. Deze zullen spanningen veroorzaken en het bestuur doen wijzigen. De plebejers, die in de meerderheid zijn, z...
iii. Politieke ontvoogding: 367 v.C.
De volgende stap in de politieke ontvoogding volgt in 367 v.Chr. met de “leges Liciniae Sextiae”. De positie van consul komt vanaf nu open te staan voor zowel plebejers als patriciërs. Vanaf 342 v.Chr. komt er een nieuwe wet die bepaalt dat minstens é...
iv. Definitieve gelijkheid: 287 v. C.
Een definitieve gelijkheid tussen de patriciërs en de plebejers komt er in 287 v.Chr. met de “Lex Hortensia”. Door deze wet wordt er gesteld dat de plebiscieten vanaf nu ook geldig zijn voor de patriciërs, ook zonder “auctoritas patrum”. Dit was een v...
v. Cursus honorum: 241 v.C.
In 241 v.Chr. komen er enkele andere functies en magistraten bij. De “Cursus honorum” is de wedloop der ereambten. Het is de ideale loopbaan voor Romeinse burgers die een politieke carrière willen. Men begint als “Quaestor”, deze is verantwoordelijk v...
Censor Aediel
Consul
Praetor Quaestor
vi. Checks and balances
Doorheen de jaren ontstaat er een zeer complex bestuurlijk systeem, vol met checks and balances om te vermijden dat één persoon of familie te machtig wordt binnen de Romeinse Republiek. Ook door de analiteit van de magistratuur, wat bepaalt dat elke m...
vii. Sociale implicaties
De sociale spanningen tussen de patriciërs en plebejers gaven invloed om het bestuur te veranderen. De nieuwe bestuurlijke organisatie gaat ook zorgen voor een nieuwe sociale ordening. Door de gelijkheid van patriciërs en plebejers op politiek niveau,...
viii. Het recht in de republiek
In het Romeinse Koninkrijk bestond het recht enkel uit het mos maiorum, het Romeinse gewoonterecht dat bestond uit het ‘fas’ en het ‘ius’. Het is ongeschreven en vaak onduidelijk wat de inhoud is. Bij onduidelijkheid moest men een priester raadplegen ...
Hierdoor wordt er een commissie samengesteld in 451 v.C. van 10 leden genaamd Decemviri. Zij stellen de Twaalf Tafelenwet of Lex XII Tabularum op van 450 tot 449 v. Chr. Ze zijn op steen gegraveerd zodat het in de stad kon worden uitgehangen. De ‘mos ...
De rechtsbronnen in de Vroege Republiek zijn het Ius Civile, neergeschreven in de Lex XII Tabularum. Hiertoe behoort ook het resterende ongeschreven mos maiorum of gewoonterecht blijft gelden. Ook de leges van de Comitia zijn een bron van recht en de ...
In de rechtsgang in het Koninkrijk en de Vroege Republiek kan de legis actiones gesitueerd worden. De legis actiones-procedure bestaat uit twee fasen. De fase ‘in iure’ of in rechte en de fase ‘apud iudicem’ of bij de rechter wat bestaat uit rituele h...
In het begin van het Romeinse Koninkrijk boodt het ‘Ius Civile’ slechts vijf remedies aan waaruit de priester in de eerste fase kon kiezen of het een geschil kon oplossen. Deze vijf remedies zijn de legis actiones. Dit zijn procesrechtelijke instrumen...
De Actio Legis per Manus Iniectionem kon worden ingeroepen om de uitvoering van een gewezen vonnis te bekomen. De eiser moet de veroordeelde bij de priesters brengen in de eerste fase, zonodig met geweld. Dan moeten er handeling en rituelen worden uit...
De rechters in de tweede fase ‘apud iudicem’ waren vaak patrciërs. Dit konden soms tot 100 burgers zijn bij belangrijke zaken. Men kon vertegenwoordigd worden door een advocaat en getuigenissen waren de belangrijkste vorm van bewijs. Rituele behandeli...
Ubi remedium, ibis ius. Ubi ius, ibi remedium. Waar er een remedie is, is er recht. Waar er recht is, is er een remedie. Tegenwoordig is er waar recht is ook een remedie om een geschil op te lossen, maar in de Romeinse Koninkrijk en Vroege Republiek i...
Het is een rigide systeem, nieuwe rechtsingangen door de wet zijn uiterst zeldzaam maar door de priesters (die later vervangen worden door de praetors) is er wel een mogelijkheid tot interpretatie waardoor het systeem minder rigide is. Maar men gaat n...
C. Late Republiek (264 v.C. – 27 v.C.)
i. Het recht
In de Late Republiek verliest het Romeinse recht en de rechtspraak de religieuze dimensie. De priesters worden vervangen door de Praetors waardoor de priesters verdwijnen en de religieuze handelingen en rituelen dit ook doen. De Praetor was eerst een ...
Naast de “actiones utilis en in factum” zorgt de Praetor dus ook voor vernieuwing via proces per formules wat naast het legis actiones-proces komt te staan. Ook bij dit nieuwe proces zijn er twee fasen. Om te kijken of er een oplossing mogelijk is voo...
Het recht wordt ook dynamischer, dit komt door de komst en werkzaamheden van de Praetor. Er ontstaat het idee dat het recht mag veranderen.
Door de komst van vele vreemdelingen komt er ook het ‘ius gentium’ of het volkenrecht. Dit gaat de verhouding regelen tussen vreemdelingen en Romeinse burgers. Zij kunnen geen beroep doen op het “Ius Civile” waardoor er nood is aan het “ius gentium”. ...
Tussen de Romeinen onstond er discussie of het natuurrecht (‘ius naturale”) en het volkenrecht(“ius gentium”) hetzelfde waren. Volgens Ulpianus was er wel degelijk onderscheid, volgens hem geldt het volkenrecht enkel voor de mensen en het natuurrecht ...
Langzaam aan onstaat er ook een eigen rechtswetenschap. De Praetores werden verkozen voor één jaar en rechtsonderwijs bestond nog niet, waardoor de Praetores weinig ervaring hadden en een gebrekkige kennis hadden van het recht. Hierdoor is er een nood...
D. Romeinse Keizerrijk
i. De val van de Romeinse Republiek en de oprichting van het Keizerrijk
Ten tijde van de late Republiek, de laatste twee eeuwen voor Christus, gebeuren er veel veroveringen. In de eerste eeuw na Christus breidt men het territorium nog verder uit. Het territorium op zijn maximum vindt plaats in 117 na Christus onder leidin...
- Op socio-economisch vlak
Tijdens de Republiek waren er al een paar problemen zichtbaar op socio-economisch vlak. Doordat er veel oorlogen in Italië waren en de Romeinen gebruik maakten van een burgerleger, waardoor veel boeren in het leger moesten gaan. Hierdoor verliezen de ...
De rijke families van de Senaat zetten wat betreft de handel en nijverheid steeds meer grote ondernemingen op, waardoor de kleine ondernemingen uit de markt worden verdreven en aan de rand van de maatschappij terecht komen. Hier komen zij in contact m...
Anderzijds gaan de equites, de hogere middenklasse en de rijke plebejers oftewel de ridderstand, profiteren van het groeiende wereldrijk waardoor zij welvarender worden. Op sociaal vlak worden de geschillen tussen arm en rijk steeds groter maar ook zi...
- Binnen de Senaat
Ook binnen de Senaat zelf ontstaat er verdeeldheid. Er ontstaan twee partijen; de optimates en de populares. De populares zijn een volkspartij, zij willen landhervormingen, burgerrecht uitbreiden en graan eerlijker verdelen ten voordele van de armen. ...
Door de vorming van een beroepsleger in de plaats van een burgerleger, verliest de Senaat zijn greep op het Rijk. Dit komt doordat een burgerleger trouw is aan de Staat, terwijl een beroepsleger trouw is aan hun eigen bevelhebber.
Er is dus politieke onrust en er zijn regelrechte burgeroorlogen in de eerste eeuw voor Christus, maar vooral door de ambities van machtzuchtige generaals van het beroepsleger zal de Republiek vallen.
- De val
Na de Slag bij Actium verslaat Octavianus Marcus Antonius en Cleopatra in Egypte. Na de annexatie van Egypte bij het Romeinse Rijk keert Octavianus terug naar Rome. Hij grijpt niet direct naar zijn macht maar legt al zijn macht en imperium neer, en la...
ii. Principaat (27 v.C. – 284 n.C.)
- Het bestuur
Naast zijn erenaam, krijgt Augustus ook enkele bevoegdheden van de Senaat die hem tot de spil gaan maken binnen het staatsbestel. In principe zitten we in het Principaat, maar ‘de iure’ is er nog steeds een Republiek. Augustus laat de Senaat voortbest...
Er ontstaat een dyarchie, de opperste macht wordt verdeeld tussen de Senaat en de ‘Primus Inter Pares’, de eerste ondergelijke, wat in dit geval Augustus is. Hij krijgt steeds meer bevoegdheden van het imperium toebedeeld van de andere instellingen. W...
Augustus krijgt steeds meer macht binnen de dyarchie maar de Republikeinse instellingen blijven in deze periode bestaan. Er komt nog geen nieuw keizersambt. Augustus maakt dus deel uit van de Republikeinse instellingen maar door zijn macht staat hij d...
Hij bouwt zijn macht verder uit op drie manieren. Ten eerste gaat hij de macht van de bestaande instellingen verminderen, ten tweede gaat hij zijn bestaande macht uitbreiden en ten derde gaat hij een parallelle bestuursstructuur in het leven roepen di...
Hij wordt opperbevelhebber van het leger, eerst voor 10 jaar en daarna levenslang.
Hij krijgt het imperium proconsulare, dat is de absolute bestuursmacht over een aantal Romeinse provincies, vooral de keizerlijke provincies. Dit zijn de provincies aan de grens van het Rijk en waar het leger zit.
Hierop volgt het tribunicia potestas, dat is het gezag dat eerst toekwam aan de volkstribunen. Het vetorecht en de politieke onschendbaarheid die zij hadden, komt nu ook doe aan Augustus. Hij wordt dus voorzitter van die Volksraad, hij had dus het rec...
Later, maakte het imperium proconsulare maius hem bevoegd over alle provincies, dus ook de senatoriële provincies die rechtstreeks onder het gezag stonden van de Senaat.
Ook de bevoegdheden van de Censor zal hij langzaamaan krijgen. Dit is belangrijk omdat deze beslissen wie tot de Senaat en de adel behoorden. Het ambt van censor zelf zal hierdoor in de eerste eeuw verdwijnen.
Augustus wordt ook terug Pontifex Maximus, opperpriester, een bevoegdheid die hij aan zichzelf toekent.
De macht van de Senaat, de Comitia en Concilium Plebis, de Consul, de Praetor, de Quaestor, de Censor en de Volkstribunen verminderen dus want Augustus trekt deze bevoegdheden naar zichzelf, de Princeps Inter Pares, toe. De Comitia worden enkel stemma...
Het derde element hoe hij zijn macht weet te versterken is doordat hij een keizerlijke ambtenarij of administratie gaat uitbouwen met keizerlijke functionarissen. Deze komen naast de Republikeinse instellingen.
iii. Dominaat (284 n.C. – 565 n.C.)
- 235 – 284: Crisis
Tot en met het jaar 284 doet men nog alsof er een Republiek is en alsof er een dyarchie is, een machtsevenwicht tussen de Senaat en de Keizer. Onder Diocletianus komt hier een einde aan. Hij maakt de feitelijke toestand van monarchie officieel. Hij ka...
- 284: Diocletianus creëert Dominaat
Diocletianus weet met de installatie van een militaire dictatuur te orde en rust te herstellen en roept zichzelf uit als Dominus, wat ook de meester over slaven genoemd werden. Hij is dus de Meester over het Rijk en er is een Dominaat. Dit blijkt ook ...
Er is nu dus sprake van een monarchie en een militaire dictatuur, omdat zijn macht gebaseerd is op de steun die hij heeft vanuit het leger en niet meer zoals vroeger vanuit de Senaat en de Volksvergadering. Er is een omkering van de legitimatie van ov...
- 313 – 337: Constantijn de Grote
In de vierde eeuw zal Constantijn de Grote de hoofdstad van het Romeinse Rijk van Rome verhuizen naar Constantinopel, vandaag Istanbul, en hij zal ook het Christendom toelaten in het Romeinse Rijk.
- 379 – 395: Theodosius de Grote
Theodosius de Grote zal het Christendom aan het einde van de vierde eeuw, in 390, verplicht maken en het de enige toegestane religie in het Romeinse Rijk maken. In 395 volgt er een definitieve opsplitsing van het Romeinse Rijk in het Oost-Romeinse Rij...
iv. De rechtspraak in het Keizerrijk
Het proces per legis actiones verdwijnt in 17 voor Christus. Het proces per formulas blijft bestaan tot 372 na Christus maar geraakt versteend in het jaar 137, doordat Adrianus het eeuwig edict laat opstellen. Hij maakt een einde aan het formuleren va...
Het proces cognitio extraordonaria ontstaat vanaf 27 v.Chr., wat betekent buitengewone kennisname omdat het voor die gevallen in het leven werd geroepen voor gevallen waar er geen remedie voorzien was. Dit ontstaat eerst in de provincies omdat daar me...
Het volstond om een materieelrechtelijke grond te vinden in het Romeinse recht te vinden opdat men naar de keizerlijke ambtenaar kan gaan en kan laten vonnissen. Dit is een belangrijk verschil met de voorgaande procedures tijdens de Republiek, waarbij...
Het cognitieproces (proces cognitio extraordonaria) in het Keizerrijk had enkele belangrijke kenmerken. Het proces wordt ingeleid door de schriftelijke eis of het libellus, daarmee wordt de gedaagde (reus) ambtshalve door de rechter voor de rechtbank ...
Er is dus eerst een dagvaarding. In het libellus waarmee de gedaagde gedagvaard wordt staat de vordering en de feitelijke omstandigheden. Op basis daarvan volgt een kort onderzoek met betrekking tot de toelaatbaarheid of de eis grond heeft in het Rome...
Een belangrijk verschil met de rechtspraak in de Romeinse Republiek is dat er nu ook hoger beroep mogelijk is. In eerste aanleg bij de stadsprefect kon men bij de Keizer in beroep. In de provincies ging men in eerste aanleg bij de provinciegouverneur ...
v. Rechtswetenschap
Ten tijde van de vroege Republiek is er nog geen sprake van rechtswetenschap, in de late Republiek begint de ontwikkeling hiervan. In de periode van 50 v.Chr. tot 250 n.Chr. is er een bloeiperiode van de rechtswetenschap met een hoogtepunt aan het beg...
vi. Rechtsbronnen
Papinianus, een van de belangrijkste juristen in die bloeiperiode, somt de belangrijkste rechtsbronnen op. De bronnen van het ‘ius civile’ zijn de senaatsbesluiten, wetten, plebiscieten, keizerlijke besluiten en opinies van rechtsgeleerden.
De keizerlijke besluiten zijn nieuw, tot voor kort had de Keizer zelf geen wetgevende bevoegdheid maar kon enkel via de Senaat enkele wetsvoorstellen suggereren en goedkeuring maar vanuit zijn eigen persoon had hij geen wetgevende bevoegdheid. Vanaf d...
Doordat de juridische en wetgevende activiteiten toenemen ontstaat er een nood aan verzamelingen en compilaties en om rechtszekerheid te bieden gaat men de belangrijkste keizerlijke besluiten noteren. De belangrijkste werken hiervan waren de Codex Gre...
In de 4de en vooral in de 5de eeuw gaan de keizers zelf voor meer duidelijkheid en rechtszekerheid zorgen met betrekking tot ook de rechtskracht van bepaalde werken en welke bronnen van recht aangewend kunnen worden binnen de rechtspraak. In 426 zijn ...
vii. Codificatie van Justinianus
In de 6de eeuw heeft men de Oost-Romeinse Keizer Justinianus van 482 of 483 tot 565. Hij zal een compilatie, Codex Justinianus in 529, samenstellen wat samen met de Code Civil een van de grootste compilaties van het recht zijn. Keizer Justinianus wil ...
In 529 wordt de Codex Justinianus gemaakt maar die zal snel vervangen worden door een nieuwe Codex in 534 waarin ook alle keizerlijke wetten worden opgenomen. Deze Codex vervangt de Codex Justinianus van 529 en ook de Codex Theodosianus van 438.
In de periode van 530 – 534 komen ook de Digesta of Pandectae tot stand, dit zijn 52 boeken waarin de opinies van juristen en Romeinse rechtsgeleerden verzameld worden, een verzameling van rechtsleer. Men koos uit de 3 miljoen regels, die bewaard werd...
In 533 komen ook de Institutiones (van Justinianus) tot stand, de leerboeken, bekend om hun systematische indeling op vlak. Deze zijn niet hetzelfde als de Institutiones van Gaius, maar 70 procent van de Institutiones van Justinianus zijn elementen di...
Na 535 komen er nieuwe er nieuwe compilaties omdat er nieuwe keizerlijke wetten komen. Deze zijn niet officieel en noemen de Novellae: Authenticum en Collectio Graeca.
In de Middeleeuwen zal men de Digesten, Institutiones, Codex en Novellae aanduiden als de Corpus Iuris Civilis.
E. De vroege Middeleeuwen
i. Frankische periode: 500 – 1000
In 476 kwam het West-Romeinse Rijk ten val dat overspoeld werd door Germaanse volkeren en stammen, wat Barbaren werden genoemd. Het Rijk van Syagrius is het laatste van er overblijft van het WRR. Het Oost-Romeinse Rijk zal nog blijven bestaat tot 1453...
- Bestuur in de Germaanse Koninkrijken
Op het laagste niveau is het een verzameling van families of maagschappen, waarbij zij samen een stam vormen. Verschillende stammen vormen een volk, voor ons het volk der Franken. Aan het hoofd van een volk stond een Koning. Die komt eerst uit de dyna...
Dit is een persoonlijk bestuur, er is nog geen abstract staatsbegrip maar de Romeinen kenden dit wel zoals het Imperium en de Respublica, wat concepten zijn die blijvend bestaan losstaand van de machthebber die daar invulling aan geeft. Dit is dus nog...
De hoofdtaak van de Koning is de vrede bewaren. Hij moet zorgen dat het gewoonterecht en de normen en waarden worden gerespecteerd. Omdat te doen beschikt hij over het banrecht; het recht om te bevelen, verbieden en te straffen om te vrede te bewaren....
Het gezag van de Koning komt voort uit de successen die hij behaalt als legerleider. Hierdoor worden veroveringen zeer belangrijk, waarin de Franken zeer succesvol zijn zoals ten tijde van Karel de Grote.
Door het grote Frankische Rijk, moet men een manier vinden om ook deze volkeren aan zich gebonden te krijgen zodat ze de Koning zullen erkennen en hem gehoorzamen. Dit zal gebeuren door bestuurlijke en religieuze, culturele eenmaking van het gebied.
Dit gaat men niet doen door nieuwe structuren zoals ambtelijke apparaten met onpersoonlijke instellingen op te richten maar men behoudt op lokaal niveau de verdeling van het Rijk in gouwen (pagus) en de mallus, wat een jaarlijkse bijeenkomst is waar r...
- Feodaliteit
Door de invoering van de feodaliteit, het leenstelsel, zorgt men ervoor dat het volk zich ook bindt aan de Koning. De basis hiervan is het feodaal contract, waarin reeds twee bestaande elementen aan elkaar worden gekoppeld: het beneficium en het comme...
Het feodaal contract bevat rechten en plichten voor beide partijen en is vrijwillig. Er is ook een materieel element bij betrokken, het feodum of leen, dit konden bestuurlijke of fiscale rechten zijn of een stuk grond in bezit krijgen. In het begin is...
Het wordt ook aangemoedigd, waardoor er een “Heerschildordnung” of feodale pyramide ontstaat. Aan het hoofd van deze pyramide staat de Keizer (of Koning), daaronder de Kroonvazallen of Leenmannen, die wereldlijk (hertogen en graven) of kerkelijk (prin...
Oorspronkelijk is het feodaal contract alleen bilateraal opzegbaar maar later ook unilateraal. De redenen tot unilaterale ontbinding van het feodaal contract zijn: poging tot moord, slaan met een stok, poging tot aanranding of overspel van vrouw of do...
- Het recht in de Frankische periode
Wanneer de Germaanse troepen het West-Romeinse Rijk binnenvallen en veroveren zijn er twee verschillende groepen mensen. Het personaliteitsbeginsel blijft van kracht. Hier wonen de Gallo-Romeinen en de gewone Romeinen en zij leven naar Romeins recht. ...
In de 6de eeuw gaat men deze groepen juridische rechtsbescherming bieden door het gewoonterecht neer te schrijven.
Voor de Gallo-Romeinen schrijven ze de Leges Romanorum, zoals het Lex Romana Visigothorum (voor de Romeinen die nog leven in het Visigothorum) en de Lex Romana Burgundionum (voor de Romeinen in Bourgondië).
Lex Salica, 507 – 798
Voor de Germanen schrijft men de Leges Barbarorum zoals het Lex Visigothorum, Lex Burgundionum of Lex Gundobada en Lex Salica.
Het Lex Salica is een optekening van het Frankische gewoonterecht van de Salische Franken. Een eerste versie komt tot stand tussen 507 en 511 ten tijde van Clovis. In 798 is er de finale versie genaamd de Lex Salica Emendata ten tijde van Karel de Gro...
- Rechtspraak voor de volksverhuizing
Voor de volksverhuizing van de Franken naar onze streken is de Koning de rechter in de oude zin. Hij moet ervoor zorgen dat gerechtigheid geschiedt en dat de rechtspraak georganiseerd wordt. Hij legt de uitspraak die de Volksvergadering besluit aan he...
- Rechtspraak na de volksverhuizing
Nadat de Franken zich vestigen in onze streken, ontstaat er een territoriale organisatie. Het laagste niveau hiervan is de villa, een kleine landbouwgemeenschap van maagschappen en families. Een gemeenschap van villa’s samen noemt centenarius of honde...
De procedure is openbaar want het is volksrechtspraak. Het is accusatoir, er is nog geen Openbaar Ministerie. Het is mondeling waarbij getuigen belangrijk zijn in de bewijsmiddelen. Indien er geen getuigen zijn gaat men beroep doen op de irrationele g...
Tussen het jaar 500 en 1000 verliest het volk steeds meer de greep verliest op de rechtspraak waardoor het van volksrechtspraak naar gewone rechtspraak onder leiding van ambtenaren wordt. Men stapt langzaamaan af van het personaliteitsbeginsel naar he...
Er ontstaat ook een rechtsstandensysteem. De Middeleeuwse samenleving bestond uit standen waarbij het iudicium parium-beginsel gold, wat betekende dat men moest veroordeeld worden door de eigen stand.
Het gevolg hiervan is een complex kluwen van kerkelijke rechtbanken, leenhoven, schepenbanken (voor de vrijen) en laatbanken (voor de horigen). Er is een juridische en politieke versnippering en ook sociale verschillen, hierdoor ontstaan er duizenden ...
- De rechtsbronnen
In deze periode is het recht onveranderlijk en het is statisch, de Franken vinden het gewoonterecht de belangrijkste rechtsbron maar ook het Capitularia wat als minder belangrijk gezien wordt. Capitularia zijn ‘hoofdstukken’ of wetten van de Koning en...
- De rechtswetenschap
Er is nog geen rechtswetenschap, men bewaarde vooral wetenschap en literatuur in kloosters maar er werd zelf niet veel gecreëerd. Ook het onderwijs speelt zich in de kloosters af. Volgens Alcuinus, iemand die aan de Hofschool van Karel de Grote, is he...
- Hoogtepunt feodaliteit
De feodaliteit kent zijn hoogdagen van de 9de tot en met de 11de eeuw. Het idee zal overeind blijven tot aan het einde van de Ancien Régime maar langzaamaan wordt het binden van de territoria gefragmenteerd en het Rijk van Karel de Grote zal uit elkaa...
De invasies van Noormannen, Hongaren en Saracenen van de 9de tot de 10de eeuw zorgen er ook voor dat de sterke band tussen leenmannen een leenheren uit elkaar zullen vallen wat zorgt voor fragmentatie. Hierdoor gaat de lokale heer veel belangrijker wo...
2. De herontdekking van het romeinse recht in west-europa: glossatoren, commentatoren en canoniek recht
A. De Hoge en Late Middeleeuwen (1000 – 1500)
i. Europa omstreeks 1000
Er is een economische heropleving die plaatsvindt die mogelijk wordt door een warmer klimaat en landbouwinnovaties, die zorgen voor betere landbouwopbrengsten. Deze kunnen verhandeld worden waardoor er terug steden ontstaan. Naast de clerici en adel o...
ii. De Renaissance van de 12de eeuw (1075 – 1225)
De economische heropleving is ook een gevolg van de kruistochten waardoor men terug in contact kwam met het Oost-Romeinse Rijk.
Hierdoor ontstaat er ook culturele en intellectuele bloei, genaamd de Twaalfde-eeuwse Renaissance. Hierdoor is er een herontdekking van het Romeins Recht, vooral de Digesten en de uitbouw van het Corpus Iuris Canonici, de uitbouw van het canonieke rec...
iii. Ontwikkeling van de kenleer (scholastiek)
Aan het einde van de 11de eeuw ontstaat de epistemologie of kenleer. Dit houdt zich bezig met hoe kennis ontstaan en hoe men tot de waarheid komt. Voortaan moest men enkel maar de Bijbel lezen en men wist de waarheid, in de vroege middeleeuwen. De eer...
In 1142 laat Petrus Abelardus de rede helemaal toe, en zijn motto is ‘intelligo ut credam’ (ik begrijp opdat ik zou geloven). Het geloof komt dus op de tweede plaats, en de rede op de eerste. Volgens hem komt men tot inzicht door de twijfel, en door h...
In 1274 zorgt Thomas van Aquino voor een balans en zegt ‘credo aut intelligo’ (ik geloof en ik begrijp). Dit plaats de rede en het geloof op een gelijke plaats, evenwaardige manieren om tot kennis te komen. Hij zegt dat men via beide manieren tot de w...
iv. Ontwikkeling van de methodologie (scholastiek)
Het resultaat hiervan is dat men kritischer naar de literatuur gaat kijken, zoals de Bijbel. Men beseft door deze te gaan bestuderen, dat deze teksten elkaar soms tegenspreken. Hierdoor ontwikkelen de scholastici een nieuwe methode.
Ze ontwikkelen een nieuwe methode om de waarheid te achterhalen. Men doet dat door de contradicties uit de teksten met elkaar te vergelijken aan de hand van elementen uit de logica en de dialectiek. Men gaat argumenten en tegenstrijdigheden tegen elka...
Dit alles vindt plaats via boekenwijsheid, nog niet via empirisch onderzoek. Men past de ‘distinctio’ toe, binnen deze tegenstrijdige argumenten zit er telkens een klein verschil waardoor men uiteindelijk tot een antwoord komt, met enkele uitzondering...
Hierdoor ontstaat er een nieuwe manier in omgaan met teksten en boeken. Eerder van er een monastieke lezing van boeken, zoals in de kloosters gewoon boeken bijhield en herhaalde. Door de scholastiek komt er de scholastieke lezing, waarbij het boek zel...
v. Ontstaan van de universiteiten
Tot de 11de eeuw waren er vooral kloosterscholen en hield men zich bezig met de artes liberales. Met het ontstaan van de steden ontstaan er kathedraalscholen, vooral in Noord-Frankrijk. In Noord-Italië ontstaan er vanuit de overheid echte stedelijke s...
In de 12de eeuw ontstaan de universiteiten, waar het hoger onderwijs verzorgd wordt. De artes liberales blijven bestaan in de lagere scholen (later ook in de universiteiten, in de artes faculteiten). Hierboven staan de hogere faculteiten; medicijnen, ...
Binnen de geschiedenis van de universiteiten maakt men een onderscheid tussen twee types met betrekking tot het ontstaan van de universiteiten. De ‘studentenuniversiteiten’, zoals het Bologna-model, deze ontstaan op het initiatief van de studenten waa...
De meerderheid bestond uit het Parijs-model, waarbij dat universiteiten uit bestaande kathedraalscholen zich verder ontwikkelen en uitgroeien. Hierbinnen kunnen ook universiteiten worden opgericht door een kerkelijke of wereldlijke overheid, zoals de ...
Het onderwijs vindt eerst vaak bij de leermeester thuis plaats, later wordt het een instituut waar studenten worden ingedeeld in ‘collegiae’ waar ze samen les hebben. De ‘bachelors’ waren de artes liberales en de masters waren de hogere faculteiten zo...
vi. De Europese rechtswetenschap
De herontdekking van het Romeinse recht speelt een rol in de ontwikkeling van de Europese rechtswetenschap. Men vermoedt dat leiders mensen op pad stuurden om teksten van het Romeinse recht te vinden. Dit komt doordat deze leiders oplossingen wouden z...
De Digesten worden herontdekt en in Pisa vindt men een origineel 6de -eeuwse exemplaar van de Digesten terug, genaamd de Florentina of Littera Pisana. De Florentijnen nemen deze documenten in de 15de eeuw mee als oorlogsbuit en bewaren ze als relikwie...
In Bologna was er wel al een kopie van gemaakt, de Littera Bononiesis of Vulgata. Hierop wordt de Middeleeuwse Corpus Iuris Civilis gebaseerd, opgedeeld in 5 delen. De eerste 3 delen zijn de boeken van de Digesten (Digestum vetus, Infortiatum, Digestu...
Er was een rechtsschool in Pavia, maar hier werd enkel het Lombardisch recht bestudeerd. In Bologna daarentegen werd het Romeins recht bestudeerd met de eerste bekende rechtsgeleerde Irnerius (Werner rond 1130). Hij wordt opgevolgd door de Quattuor Do...
Het succes hiervan is te verklaren omdat het Romeins recht oplossingen bood voor de complexere samenleving die er in de Middeleeuwen ontstond en ook doordat lokale heersers hun macht willen versterken.
Uiteindelijk zullen er twee soorten juristen ontstaan: de Glossatoren en Commentatoren.
vii. De Glossatoren (1070 – 1263)
De Glossatoren hebben het moeilijk met het begrijpen van de Digesten doordat deze niet logisch geordend zijn en het Latijn veranderd is. Hierdoor gaan zij de Digesten interpreteren en ontsluiten aan de hand van glossae of glossen waarmee ze interlinea...
Naast glossen, introduceren de Glossatoren ook Summa of samenvattingen. Men vat (meerdere titels) van de Digesten samen, de belangrijkste hiervan is de Summa Codicis van Azo in 1220, een synthese van het Romeins recht in de volgorde van de Codex.
viii. Accursius (1263)
Het Romeins recht was ook interessant voor vorsten die hun gezag willen versterken, vooral tijdens het absolutisme. Zij doen dit aan de hand van de zin ‘Princeps legibus solutus est’, wat betekent dat de prins niet gebonden is aan de wetten. Dit is ee...
Accursius geeft hier een andere interpretatie aan. Hij zet in de glossen erbij dat de vorst niet gehouden is aan de wet maar dat men dit niet zegt omdat de vorst werkelijk niet gehouden is aan de wet maar omdat er geen hogere instantie is die hem aan ...
ix. De Commentatoren (1263 – 1500)
De nieuwe juristen worden aangeduid als commentatoren, postglossatoren of Bartolisten en gaan op een andere manier om met het herontdekte Romeinse recht. Het is niet echt een revolutie tegenover de Glossatoren, maar een vloeiende overgang of evolutie ...
De gelijkenis is dat het CIC nog steeds wordt gezien als een onaantastbare autoriteit waarin nog steeds de onomstotelijke waarheid lag aan de hand van de scholastieke methode. Maar de paradox is dat men daarnaar kijkt als een gezaghebbend document maa...
Zij produceren verschillende genres. Ze schrijven commentaren op delen van het Corpus Iuris Civilis. Ze schrijven ook traktaten, dat zijn aparte werken waarbij een bepaald juridisch onderwerp apart wordt behandeld. Ze geven ook adviezen of consilia me...
Later worden zowel de Commentatoren en Glossatoren aangeduid als ‘mos italicus’, wat ‘Italiaanse wijzen van rechtswetenschap’ betekent. Dit gebeurt om een onderscheid te maken tussen hen en de ‘mos Gallicus’, wat de Franse wijzen van rechtswetenschap ...
Cinus de Pistoia (1336), Bartolus de Sassoferrato (1357) en Baldus de Ulbadus (1400) zijn de belangrijkste ‘mos italicus’ of juristen en zij zullen uitgroeien tot echte autoriteiten. Bartolus zal de meest belangrijke jurist van de Middeleeuwen worden....
x. Canoniek recht en de rol van de Kerk
Het canoniek recht zal uitgroeien tot een apart onderdeel van de Europese rechtswetenschap. In de vroege middeleeuwen is de Kerk een ‘gezond en modern bedrijf’ naar Romeins model. Het is de enige bindende factor binnen de politieke versnippering van W...
Tussen de 9de en de 11de eeuw komt de Kerk in greep van (lokale en wereldlijke) seculiere machten. Dit is de Investituurstrijd. Koningen en keizers stelden zelf pausen, bisschoppen, abten aan waardoor er Rijkskerken en Lekeninvestituren ontstonden. Zi...
Gregorius VII wil een grote hervorming doorvoeren in de 11de eeuw, de Gregoriaanse Hervorming (1049 – 1080). Hij doet dit enerzijds om misbruiken binnen de Kerk aan te pakken door het celibaat maar vooral omdat hij de Libertas ecclesiae (vrijheid van ...
In de Investituurstrijd ontstaat er een strijd tussen de Keizer van het Duitse Rijk en de Paus. De keizer zet de Paus af door de Hervorming, de Paus zet de Keizer in Kerkelijke ban. De Keizer stelt de Paus terug aan en mag uit kerkelijke ban. De Keiz...
De Keizer van het Duitse Rijk streeft ernaar om een vorst als ‘Koning-Priester’ te zijn, maar de Paus is niet alleen het hoofd van de Kerk maar ook van de Europese theocratie waardoor hij het hoogste wereldijke gezag heeft als ‘Priester-Koning’. In 10...
Gelasius I verwijst naar een vers uit het Nieuwe Testament, waar dat Jezus zegt dat twee zwaarden genoeg zijn. Gelasius interpreteert dit dat er twee, naast elkaar bestaande, machten op de wereld bestaan. De geestelijke en wereldlijke machten zijn doo...
De Gregorianen herinterpreteren dit in hun Gregoriaanse uitleg in de Dictatus Papae in 1075 en zeggen dat doordat de zwaarden in handen zijn van de Apostelen, en de eerste Paus was de Apostel Petrus, waarvan alle andere Pausen zijn opvolgers zijn de P...
In 1122 komt er een compromis oftewel een wapenstilstand door het Concordaat van Worms. Er wordt een onderscheid tussen de temporalia (wereldlijke bevoegdheden) en spiritualia (geestelijke bevoegdheden). Er waren bijvoorbeeld prinsbischoppen, die zowe...
Het hoogtepunt van de Investituurstrijd is in 1302, wanneer Bonifatius VIII in zijn bul Unam Sanctum zegt dat de geestelijke macht zal rechtspreken en oordelen over de wereldlijke macht, wat een inbreuk op de interne soevereiniteit is van de wereldlij...
Dit alles is van belang omdat het gevaar voor een theocratie in Europa is geweken, er komt een duidelijke scheiding tussen wereldlijke en religieuze machtssferen. Het Concordaat van Worms in 1122 is ook van belang voor het recht, want de Kerk is nu to...
Volgens sommige historici is het Mathilda van Bologna die aanzet tot de herontdekking van het Romeins recht, maar dit spreekt tegen alle vorige zaken in.
De investituurtijd is ook een belangrijke katalysator voor de uitwikkeling van het canonieke recht.
xi. Corpus Iuris Canonici, canonieke rechtswetenschap
Op het moment van de Investituurstrijd beschikt de Kerk nog niet over een eigen rechtsstelsel. Men gaat het canonieke recht langzaamaan verzamelen en bestuderen. Op dat moment zijn er ‘Decretalen van Pausen’, wetten uitgevaardigd door Pausen. En ook n...
De belangrijkste hiervan is het ‘Decretum Gratiani’ of ‘Concordia discordantium canonum’ van Gratianus na 1140. Aan de hand van de scholastieke methode brengt hij eenheid in het canonieke recht. Het ‘Decretum Gratiani’ zal de basistekst worden voor he...
Na het Decretum Gratiani blijft de Paus nog wetten uitvaardigen, zoals het ‘Liber decretalim Extra decretum vagantium’ in 1234, ‘Liber Sextus’ in 1298, ‘Constitutiones Clementinae’ in 1314 en ‘Extravagantes’ van Johannes XXII in 1325. Deze worden op r...
Het is recht dat wordt toegepast binnen de kerkelijke rechtbanken die vanaf Worms in 1122 mogen ingericht worden en zij worden officialaten genoemd. Ze hebben veel bevoegdheid. Volgens ‘Ratione Personae’ zijn zij bevoegd voor alle geschillen met betre...
3. Het recht in vroegmodern west-europa: juridisch humanisme, natuurrecht en de engelse common law (1500 – 1789)
A. Renaissance en Humanisme
De ‘Renaissance’ in deze periode is anders dan de Twaalfde-eeuwse Renaissance. De Renaissance in deze periode is gekoppeld aan het Humanisme en verwijst naar het feit dat men de antieke cultuur van de Grieken en Romeinen gaat herleven.
Het humanisme is de ‘intellectuele ruggengraat’ van de Renaissance. Wat de scholastiek was voor de Twaalfde-eeuwse renaissance is het humanisme voor de vroegmoderne Renaissance in deze periode. Het humanisme en de renaissance ontstaan circa 1400 in It...
i. Humanisme als methode
De scholastiek was zowel een methode als een kenleer, in tegenstelling tot het humanisme wat vooral een methode was. Bij het humanisme gaan ook de teksten uit de Oudheid centraal staan, maar men gaat deze bestuderen op een andere wijze dan bij de scho...
De reden voor deze verandering in deze periode is door de ontwikkeling van het idee van ‘historisch besef’. De scholastici hadden geen historisch besef, zij zagen geen verschil tussen de Oudheid en de Romeinen en zichzelf in de Middeleeuwen. Ze zagen ...
Bij de humanisten ontstaat er echter wel een historisch besef en zij beseffen dat bij de val van het West-Romeinse Rijk de tijdsperiode ook is afgesloten en dat de Middeleeuwen een aparte periode is. De teksten kunnen volgens hen niet toegepast worden...
Ze vonden het echter wel interessant om deze teksten te bestuderen doordat de Grieken en Romeinen volgens hen de meest hoogstaande cultuur hadden in de geschiedenis. Hierdoor gaan ze deze proberen te nabootsen en de eigen tijd tot dezelfde beschaving ...
Bij de historische methode proberen ze de context waarin de auteur leefde te achterhalen, de motieven van de auteur om de tekst te schrijven maar ook de politieke, socio-economische en culturele omstandigheden van de periode waarin de tekst geschreven...
Bij de tekstkritische-filologische methode gaat men realiseren dat de manuscripten die men heeft, dat het niet altijd de meest originele zijn. Men gaat de meest originele tekst proberen te opsporen en te reconstrueren. Dit is de tekstkritische methode...
ii. Het juridisch humanisme
Het juridisch humanisme ontstond doordat intellectuelen zoals Lorenzo Valla in 1457 en Angelo Politiano in 1494 kritiek hebben. De eerste heeft vooral kritiek op het taalgebruik van het middeleeuws Latijn tegenover het klassiek Latijn. De tweede heeft...
De oorsprong van het juridisch humanisme ligt in Frankrijk, aan de universiteit van Bourges rond 1464. Het is geen toeval dat het aan deze universiteit ontstond en niet in de Universiteit van Parijs, doordat in deze het bestuderen van het Romeins rech...
Een paar belangrijke juridische humanisten zijn Andreas Alciato (Alciatus, 1550), Jacques Cujas (Cujaccius, 1590), Hugo Doneau (Donellus, 1591) en Francois Hotman (Hotmannus, 1590).
In tegenstelling tot de ‘mos italicus’, de Italiaanse wijze om aan rechtswetenschap te doen, spreekt men nu van ‘mos gallicus’ of de Franse wijze om aan rechtswetenschap te doen.
Deze juridische humanisten zijn bijna allemaal Protestanten, want het juridisch humanisme is een beweging die twijfel durft te veroorzaken en niet zomaar gelooft in de gezagswaarde van teksten en autoriteiten. Dit is ook terug te vinden in de houding ...
Het doel van de juridische humanisten is de juiste, historische interpretatie te achterhalen van de Corpus Iuris Civilis. Juist wil zeggen dat men op zoek gaat naar de meest originele tekst en deze gaat reconstrueren, voor de juridische humanisten is ...
Voor de juridische humanisten behoort het Romeins Recht tot het verleden en kan niet gebruikt worden in de vroegmoderne periode, het is antiquarisch. De Bartolisten daarentegen vonden het Romeins recht zeer actueel.
Op den duur beseffen de juridische humanisten dat het Romeins recht wel als bron van inspiratie gebruikt kan worden voor eigentijdse zaken. Er zal een synthese of compromis (via media) tot stand komen, waarbij men wel de bruikbaarheid van het Romeins ...
Men relativeert nog steeds de gezagswaarde van de Corpus Iuris Civilis, en ziet het niet meer als autoriteit maar als voorbeeld of inspiratie.
Het humanistisch, materieel recht bestaat nog niet. Het juridisch humanisme is vooral een methode, de historische en tekstkritische-filologische methode en ook de systematiek. Het institutensysteem van Gaius (personae, res en actiones;
personenrecht, goederenrecht en procesrecht) wordt aangevuld door de humanisten, vooral door Hugo Doneau of Donellus, voegt hier obligationes aan toe (verbintenissenrecht).
Een tweede duidelijk onderscheid tussen het institutensysteem van Gaius en dat van de Humanisten is dat men ook een onderscheid moet maken tussen publiekrecht en privaatrecht.
In de Noordelijke Nederlanden is er een belangrijk juridisch humanist, Hugo de Groot (Grotius). Dit blijkt uit een van zijn bekendste werken, zijn “Inleidinghe tot de Hollandsche rechtsgeleerdheit” (1621/1631). Hierin erkent hij dat er naast het Romei...
B. Natuurrecht
i. Grotius: “De iuri belli ac pacis” van 1625
Het belangrijkste werk van Hugo de Groot op internationaal vlak is ‘De iuri belli ac pacis’ uit 1625. Dit is het eerste boek over het moderne natuurrecht.
Natuurrecht kan twee betekenissen hebben, in algemene zin en in specifieke zin. In algemene zin verwijst het naar recht dat voor iedereen, overal geldt zoals het ‘Ius Gentium’ in het Romeinse recht dat voor iedereen zou gelden of volkenrecht. De Kerk ...
Natuurrecht in de specifieke zin, is het natuurrecht waartoe men komt op basis van de rede sinds Grotius. Het wordt ook wel ‘Vernunftrecht’ genoemd. Het universeel recht dat op basis van de rede ontwikkeld werd in de 17de en 18de eeuw door Grotius. Hi...
Voor Grotius kunnen landen gezien worden als individuele personen en dus zijn al de principes ook toepasbaar op landen. Hierdoor is hij een van de moderne grondleggers van het moderne volkenrecht.
C. Rechtspraak en bestuur (1500 – 1789)
i. In de Frankische periode (herhaling)
In de Frankische periode (500 – 1000) was er eerst de mallus, die één keer per jaar bijeenkwam, en waar het volk nog veel inspraak had en werden bijgestaan door ‘Rachinburgii’ die later werden vervangen door ‘scabinii’ aangesteld door de vorst. Zij zu...
Er was in deze periode ook een fragmentatie van het Karolingische Rijk door de invallen van Noormannen, Hongaren én door de veranderingen van het erfrecht en het centraal gezag is volledig versnipperd geraakt. Door het erfrecht valt het Karolingische...
ii. Het bestuur op centraal en provinciaal niveau (1000 – 1758)
In het Heilig-Roomse Rijk zal de centralisatie van het centraal gezag sneller op gang gebracht worden in de 12de eeuw, sneller dan in Frankia waar dat in de 12de en 13de eeuw zal gebeuren. Zowel de Franse Koning als Heilig-Roomse Keizer willen terug d...
Het proces van centralisatie, de éénmaking, gebeurt door het instellen van instellingen op een hoger niveau die het hele territorium besturen. Hiervoor was dit enkel op lokaal niveau, het particularisme. Hierin bestuurde de provinciale landsheer. Deze...
De Bourgondiërs en Habsburgers gaan voor de centralisatie van de Nederlanden zorgen door in 1464 door een instelling, de Staten-Generaal, op te richten waarin alle provinciale Statenvergaderingen vertegenwoordigd zijn. Zij keuren de beden goed die de ...
iii. Het bestuur op lokaal niveau
Eerst waren er de pagi of gouwgraafschappen, het kleinste lokale niveau. Deze gaan vervangen worden door kasselrijen met elk een eigen schepenbank. Binnen die pagi gebeurde de rechtspraak tijdens een’ mallus’ met behulp van de ‘Rachinburgii’ die later...
iv. Rechtspraak (1500 – 1789)
Er is dus een grote verzameling van verschillende rechtsstelsels. Maar, er ontstaat ook de romano-canonieke procedure. Deze vernieuwing is een rationele procedure die schriftelijk verloopt met een rationele bewijsvoering (zonder godsoordeling wat irra...
Om te kijken naar welk recht er gebruikt wordt moet men kijken op welk niveau men zit. Bij de schepenbanken gebruikt men het lokaal gewoonterecht als primair recht, als subsidiar recht gaat men naar het naburige dorp waar het gewoonterecht verder ontw...
In tweede aanleg komt men bij de provinciale hoven, zij gaan primair oordelen via lokaal gewoonterecht en subsidiar gaan zij oordelen met het Romeinse recht.
Hetzelfde geldt voor de hoogste beroepshoven zoals de Grote Raad van Mechelen (1504), het Reichskammergericht (1495) en het Reichshofrat (Wenen).
Naast de wereldlijke gerechtshoven zijn er ook nog de kerkelijke rechtbanken waar men primair recht spreekt volgens het canonieke recht en subsidiar bekijkt men het Romeins recht maar omdat dit Romeins recht soms onchristelijk was door te harde straff...
v. Receptie van het Romeins recht ‘ius commune’
Doordat er in veel van de Raden, zoals in de Grote Raad van Mechelen, raadsleden zaten die een opleiding in het Romeins recht achter de rug hadden kreeg men receptie van het Romeins recht, of het overnemen van Romeins recht in eigen gewoonterecht. Dit...
De receptie van het Romeins recht binnen het canonieke recht en de kerkelijke rechtbanken komt doordat de Kerk in het begin bij het instellen van de kerkelijke rechtbanken veel heeft overgenomen van het Romeins recht. Dit blijkt ook uit de uitspraak “...
De laatste reden voor de receptie van het Romeinse recht in het gewoonterecht is de optekening en homologatie van het lokaal gewoonterecht. In 1531 kwam het bevel van Karel V op alle lokale costumiere of gewoonterechten op te tekenen. Dit waren 691 ve...
De belangrijkste gevolgen van de homologatie en optekening van het gewoonterecht zorgde ervoor dat het ongeschreven recht geschreven werd, waardoor het recht niet meer dynamisch was maar wel statisch. Doordat het opgeschreven werd kon het niet meer ve...
D. De Engelse ‘Common Law’
i. Ontstaan van de common law in enge zin
In Engeland gebeurt de receptie van het ‘ius commune’ of Romeins recht en canoniek recht veel minder. Dat komt doordat men in Engeland al beschikte over een sterk en efficiënt uitgebouwd rechtssysteem had, de common law als gemeen recht. Hierdoor hadd...
In het jaar 1066 vindt de Slag bij Hastings plaats waar Willem de Veroveraar Engeland verslaat en verovert. Hij treft daar een systeem aan op lokaal niveau van ‘county courts’ aan. Deze ‘counties’ of ‘shires’ zijn vergelijkbaar met de ‘pagi’ of gouwen...
In 1166 stelt Hendrik II (+1189) een nieuwe rechtbank in, de “Royal Courts” voorgezeten door de “Justices in eyre”. Zij gaan gedurende een jaar Engeland toeren, waar ze op verschillende plaatsen komen en Royal Courts houden, waar ook nog ‘county court...
Deze werken ook met juryrechtspraak. De Justices in eyre zaten de rechtbanken voor en 12 jurors die de uitspraak doen.
Om een zaak aanhangig te maken bij de Royal Courts had men de toestemming van de Koning nodig, deze verleende zijn toestemming via ‘writs’. Dit was een koninklijk bevelschrift dat men moest aanvragen bij de Kanselier van de Koning, een rechtsmiddel wa...
In de Royal Courts ging men steeds proberen om het lokale recht toe te passen, maar door gebrek aan kennis deden ze beroep op de 12 (lokale) jurors. Aangezien het lokale recht vaak onvolledig was ging men beroep doen op wat men eerder in hun reizen in...
De rondreizende rechters komen ieder jaar terug aan het Hof van de Koning en gaan met elkaar in overleg over alles wat ze hebben ontdekt. Ze stemmen alles op elkaar af en zo ontstaat de common law in enge zin, dus bestaande uit verschillend lokaal rec...
ii. Equity
Met het Eeuwig Edict van de Romeinen mogen er geen nieuwe edicten en formules van rechters worden gemaakt. De Cognitio Extraordonaria, de Keizerlijke rechtbank, moest de oplossingen bieden die niet aan de hand van de formules konden worden opgelost. I...
In 1253 beslist het Parliament dat er geen nieuwe ‘writs’ mogen uitgegeven worden door de Koning om zo zijn macht te beperken. Hierdoor gaan er onrechtvaardige situaties of ‘miscarriages of justice’ ontstaan omdat er voor bepaalde zaken geen ‘writ’ be...
Om hier een antwoord op te bieden gaat, kan men vanaf de 15de en 16de eeuw een beroep doen op de Kanselier van de Koning die een oordeel gaat vellen op basis van zijn gevoel van rechtvaardigheid of billijkheid of ‘aequitas’. Doordat deze Kanselieren v...
In de 16de en 17de eeuw ontstaat een onafhankelijk equity-rechtsstelsel naast het common law-rechtsstelsel. Deze heeft haar eigen rechtbanken zoals ‘the Court of Chancery’, eigen recht en eigen advocaten.
Er ontstaan conflicten tussen de twee rechtsstelsels en in 1615 beslist met dat het equity-rechtsstelsel doorslaggevend. Vanaf 1875 wordt er beslist dat men in alle rechtbanken beide rechtsstelsels kan toepassen, waardoor ze niet meer onafhankelijk zi...
iii. Common law in brede zin
De common law in brede zin bestaat uit common law in enge zin, equity en statutory law of de wetten van het Parliament. Het is case law. Het principe van ‘stare decisis’ of de precedentwerking staat voorop. Rechters zijn gebonden aan eerdere uitsprake...
4. CodificAtie van het recht in europa
A. Codificatie van het recht in Europa
i. Jeremy Bentham (1748 – 1832)
Jeremy Bentham zal de grote pleitbezorger worden voor de codificatie van het recht. Op 12-jarige leeftijd is hij al ingeschreven in de University of Oxford en wanneer hij 18 is behaalt hij zijn Master in Law. Hij was jurist, filosoof, wiskundige, dier...
Door zijn boek ‘Introduction to the principles of morality and legislation’ van 1789 wordt hij de grondlegger van het ‘utilisme’ of ‘principle of utility’. Volgens dit principe moet al het handelen of alle wetgeving in de wereld zoveel mogelijk geluk ...
ii. Definitie codificatie; tegenwoordig
De definitie van codificatie wordt later verder uitgewerkt en krijgt 5 bepalende kenmerken:
1. Het moet geschreven recht zijn.
2. Het recht moet uitgevaardigd én gehandhaafd worden door een overheid
3. Het moet volledig zijn en exhaustief zijn
4. Het moet systematisch geordend zijn
5. Het moet exclusief zijn (lex posterior derogat legi priori)
(6. Het moet voortvloeien uit abstracte principes, bestaat discussie over)
iii. Codificatieperiode
In Engeland komt er nooit een codificatie van het recht. De codificatieperiode vangt aan in de tweede helft van de 18de eeuw op met als achtergrond van de Verlichting op het Europees continent. Volgens de Verlichting is de rede de enige manier om tot ...
iv. De wortels van de codificatie
De wortels van de codificatie liggen al in de periode van 1650 tot 1750. In deze periode is er ook de opkomst van het natuurrecht als juridisch systeem. Dat natuurrecht past goed in het idee van de codificatie van het recht want het is onpartijdig rec...
Bij de ontwikkeling van een natuurrechtelijk systeem voert men ee