Les 4: Spraakklankontwikkeling

Inleiding: leren in SKO en SKOS
Spraakklankontwikkeling SKO
Spraakklankontwikkeling: klassieke en operante c.
Sociaal – cognitief leren: modeling / observational learning
Sociaal – cognitief leren: zelfregulerende mechanismen

Preview samenvatting (2 van de 7 pagina's)

Les 4: Spraakklankontwikkeling Betekenis en gedrag leren (modeling) Inleiding: leren in SKO en SKOS Spraakklankontwikkeling SKO SKO kunnen ontstaan door leren (leermodel) / aandoening (ziektemodel)  Werken gelijktijdig  Ze zijn complementair (het een is afhankelijk van het ander) Leren komt bij articulatiestoornissen voor in: Ontstaan van probleem (precipiterend) Ontwikkelen van probleem (persisterend) Oorzaken:  Niet duidelijk  Organische / structurele belemmeringen ( schisis)  Neurologisch ( dysartrie)  Anatomische / fysiologische afwijkingen ( gehoorstoornis, …)  Cognitieve afwijkingen ( gestoord inprentingsproces)  Erfelijke factoren ( predisponerende oorzaken) Gevolgen  SKS leidt tot compensatiegedragingen (in poging zich aan te passen aan de omgeving)  Afwijkende gedragingen leidt tot organische veranderingen (tand – en kaakafwijkingen) Besluit: SKO & SKS tot stand door leren Leren veranderd en ontwikkeld het gedrag Leermodel = verklaring voor articulatie + articulatiestoornissen Spraakklankontwikkeling: klassieke en operante c. SKO Vroege vocalisaties universeel (hetzelfde bij alle kinderen) = niet taalgebonden 6m.  toename vocalisaties – auditieve perceptie en discriminatie SKO op 6 maanden Reflexmatig  cognitief Interacties kind – omgeving Vocaliseren en horen = betekenisvolle reacties op betekenisvolle situaties Leren articuleren bestaat uit:  Leren van betekenissen o Kennisverwerving over samenhang tussen gebeurtenissen – voorspelbaarheid treedt op o Klanken worden voorzien van betekenissen en worden gestructureerd (via KC)  Stellen van gedragingen die een verandering in de omgeving beogen o Gedragingen gesteld die een gunstige verandering kunnen veroorzaken o Gericht op het controleren van omgeving KC  2 prikkels worden geassocieerd (CS wordt betekenisvol, UCS + daaraan gekoppelde UCR) 6 contexten ontstaan:  +UCS / UCR +  verschijnen van plezierige situatie (gedrag neemt toe)  - UCS / UCR -  verdwijnen van onplezierige situatie (gedrag neemt toe)  + UCS / UCR -  verschijnen van onplezierige situatie (gedrag neemt af)  - UCS / UCR +  verdwijnen van onplezierige situatie (gedrag neemt af)  UCS / UCR +  niet optreden van een positieve prikkel (gedrag neemt af)  UCS / UCR -  niet optreden van negatieve prikkel (gedrag neemt toe) OC  kennis opgedaan van de relatie tussen het produceren van spraakklanken R en de consequenties die erop volgen Sr (= reïnforcers, prettig / onplezierig, kunnen verschijnen / verdwijnen) 6 modaliteiten ontstaan:  +Sr+  toedienen van plezierige gebeurtenis (gedrag neemt toe)  -Sr-  wegnemen van onplezierige gebeurtenis (gedrag neemt toe)  +Sr-  toedienen van onplezierige gebeurtenis (gedrag neemt af)  -Sr+  wegnemen van plezierige gebeurtenis (gedrag neemt af)  °Sr+  niet optreden van positieve prikkel (gedrag neemt af)  °Sr-  niet optreden van negatieve prikkel (gedrag neemt toe  Systemen worden op systematische manier gebruikt in de therapie van articulatiestoornissen  Tot stand komen van kennis over S – S koppeling (klassieke) + kennis over R – Sr koppeling (operant)  onder invloed van directe ervaringen + instructies + modeling  Klassieke conditionering Koppeling CS & UCS: 1. Ervaring geluid (SK) gekoppeld aan visuele, tactiele, … ervaring Later  UCS / UCR 2. Modelling Abstracte modelling = regels die niet expliciet aan het kind meegedeeld wordt. 3. Instructie samenhang CS & UCS - UCR gezegd / op subtiele manier  Vangmethode  Dubbelrol  Vereenvoudigen  Didactische instructies  Suprasegmentele elementen 4. Fantasie en verbeelding  Operante conditionering = selectie van juiste reactie als gevolg op prikkel. 6 maand  vocalisaties krijgen instrumenteel karakter (handeling uitvoeren voor aandacht volwassene)  worden krachtiger (= secundaire bekrachtigers)  klankuitingen nemen toe Klassieke en operante conditionering Niet meer alle klanken beloond  enkel benaderingen specifieke klank Shaping & successieve benadering  nauwkeurigere klank Geheel: leren van betekenissen van spraakklanken SKS = problemen met leren van betekenissen en uitspreken van SK. <h1>Document Outline</h1><li>Inleiding: leren in SKO en SKOS<li>Spraakklankontwikkeling SKO</li><li>Spraakklankontwikkeling: klassieke en operante c.<li>SKO</li><li>SKO op 6 maanden<li> Klassieke conditionering</li><li> Operante conditionering</li><li>Klassieke en operante conditionering</li><li>Sociaal – cognitief leren: modeling / observational learning<li>Modeling heeft verschillende effecten</li><li>Basisinstrumenten voor modeling</li><li>Sociaal – cognitief leren: zelfregulerende mechanismen<li>Zelfobservatie</li><li>Oordelen</li><li>Zelf – reactie</li>