Les 1: inleiding <br/>Spraak bestuderen vanuit: (waar komt de stortvloed van woorden vandaan?) <br/> <b>Fylogenese </b><br/>Hoe is spraak ontstaan in de menselijke evolutie? <br/>protolexicon van 10 woorden al opbouwen, combineren vanaf 2j. op creatieve wijze om vanalles duidelijk te maken <br/> <b>Ontogenese / ontwikkelingsfysiologie </b><br/>Hoe ontwikkeld de articulatie van een kind tot volwassenheid? <br/> <b>Anatomie en fysiologie </b><br/>Welke organen, spieren, zenuwen en hersengebieden zijn betrokken bij het articuleren en <br/>hoe werken ze? <br/> <b>Microgenese </b><br/>Processen die zich afspelen in de hersenen tijdens het spreken, dingen die we niet zien. <br/> <b> Articulatorische, auditieve, akoestische fonetiek </b><br/>Hoe en waar maken we spraakklanken / fonen & hoe nemen we ze waar? <br/> <b>Fonologie </b><br/>Hoe kunnen we een fonetische stoornis onderscheiden van een fonologische? <br/> <b>SML </b><br/>= spraakmotorische leerprincipes <br/>Welke principes van motorisch leren geven aanleiding tot een relatief permanente <br/>verandering in de bekwaamheid om een beweging uit te voeren? <br/> <b>Psychologie / sociologie </b><br/>Welke impact heeft het gestoorde spraakgedrag op het individu en de omgeving? <br/>Perspectief kiezen = welk woord je gaat gebruiken afhankelijk van de situatie. <br/>Mental syllabary = articulatorische gebaren liggen klaar voor hoogfrequente syllaben. <br/><b>Wat doen de hersenen wanneer je een plaatje van een object benoemt? </b><br/> Tot 200 ms = bronnen in occipitaal / pariëtaal / temporale grensgebied <br/> 200 – 400 ms = in hert perisylvische gebied <br/> 400 – 600 ms = activiteit in frontale cortex <br/> <br/><b>Spreken : </b><br/>Met zijn medemens in contact treden (wordt mogelijk door taalsysteem) <br/>Via dit contact gevoelens, wensen, gedachten en meningen formuleren <br/><b>Taalsysteem</b> betrekking op: <br/> Geheel van uitingsmiddelen <br/> Bestaat uit akoestisch beeld + betekenis die daaraan verbonden wordt <br/> Taalgebruik = individuele actie van de mens (denkend of manifesterend taalelementen tot <br/>taal maken) <br/> Denken = inwendige act, gebruik maken van inwendige spraak, taalelementen tot inwendige <br/>taal maken <br/> Taalelementen -> taal obv uitwendige act met hoorbare elementen (spraakklanken) <br/>o Gebruik maken van letters (grafemen) / gebaren (= ook spreken) <br/>o Gebruik van letters = schrijven en lezen <br/>o Bij spreken (klanken / gebaren) en schrijven = uitwendige taal <br/>Spraak = primaire, belangrijkste, eerst geleerde en meest gebruikte vorm van taal. <br/>Spreken = hoorbare, door de spierwerking van de perifere organen, tot geluid gemaakte idee dat het product is <br/>van een inwendig geformuleerde gedachte. <br/>Articuleren = specifieke bewegingen van kaak, tong, … (articulatoren) bij de productie van <br/>spraakklanken en van het gebruik van de spraakklanken als drager van betekenis in de taal. <br/> Articuleren = eind – en startproduct van een complex proces als spreken waarbij sensorische, <br/>cognitieve, emotionele en motorische vaardigheden interfereren (op elkaar inwerken) <b>Taal & spraak / articuleren = nauw met elkaar verbonden: </b><br/> De een kan niet zonder het ander <br/> Het gaat niet om een één – op – één relatie <br/>o Niet meer in staat om te spreken, taalcapaciteiten onaangetast <br/>o Spreken bewaard gebleven, taal verloren of ernstig gestoord <br/>Communiceren obv spraakklanken = omzetten van ideeën in articulatiebewegingen. <br/>Obv idee dat spreker wil meedelen concept gevormd <br/>Krijgt als preverbale boodschap een grammaticale vorm <br/>woordvolgorde, woordkeuze en woordvorming van belang <br/>Construct ontstaat (na fonologische encodering via fonetisch plan omgezet in articulatiebewegingen) <br/>Overt speech = omzetten in articulatiebewegingen via fonetisch plan. <br/>Covert speech = onderliggend, voorbereidend werk dat nodig is om tot articulatie te komen. <br/><b>Model van taalproductiemechanisme: </b><br/> Bestaat uit verschillende verwerkingscomponenten (elk component ontvangt input en <br/>genereert output) <br/> 3 fundamentele componenten: conceptualizer, formulator, articulator <br/>1. Boodschap geïnitieerd vanuit conceptualizer (verantwoordelijk voor mentale <br/>activiteiten) <br/>2. Resultaat = preverbale boodschap (weerspiegelt idee van de zender) <br/>3. Preverbale boodschap vormt input voor formulator zorgt voor linguïstische <br/>structuur (grammaticaal, woordvormen) <br/>4. Resultaat = fonologisch plan omgezet in fonetisch / articulatorisch plan <br/>5. Fonetisch plan geconcretiseerd door articulator (= sprake van articuleren) <br/> Op elk niveau = monitoring <br/>o Conceptualizer = nagaan wat de spreker wilt zeggen of dit wel gezegd kan worden <br/>o Formulator = nagaan of grammaticaal en fonologisch alles correct gecodeerd is <br/>o Articulator = articulatie gecontroleerd <br/> = sprake van <b>cybernetisch model</b> (aanwezigheid van feedbackmechanismen) <br/> Auditieve FB = 1 van de feedbackmechanismen <br/>o Belangrijk feedbacksysteem bij het leren articuleren (voor jonge kinderen) <br/>o Minder belangrijk voor volwassenen: werken meer op interpersoonlijk niveau (opvangen van linguïstische en niet – linguïstische info) <br/>o Nadeel: het komt te laat, fout is gemaakt <br/>o Speelt vooral een rol bij grotere gehelen <br/>o Auditieve aspect krijgt andere functie (luisteren naar wat er gezegd wordt) <br/>o Rol van auditief feedbackmechanisme overgenomen door tactiele en <br/>proprioceptieve feedbackmechanismen (= orale stereognosie) Tactiele feedback = treedt op bij contact tussen articulatiepunten. <br/>o Geeft informatie na de gebeurtenis (door vertraging minder belangrijk voor volwassenen) <br/>o Ook bij het leren articuleren auditieve ervaringen voortdurend gekoppeld aan <br/>tactiele en andere sensorische ervaringen = kennis van articulatiebewegingen <br/>Proprioceptieve feedback = verwezen naar informatie over positie van articulatieorganen en interne <br/>spierspanning. <br/>o Voor volwassenen belangrijk <br/>o Informatie snel gegeven (tijdens de gebeurtenissen) <br/>o Info over spanning spieren, stand van articulatoren tijdens articuleren, info over de <br/>snelheid waarmee spierspanningen veranderen <br/> Tactiele + proprioceptieve feedback = orale stereognosis <br/> Vanaf het begin = voortdurende koppeling tussen auditieve sensaties en andere extero – en <br/>interoceptoren kennis resulteert in inwendige feedback <br/><b>Inwendige feedback / feedforward </b><br/> Belangrijk voor volwassenen <br/> Articulatiesnelheid ligt hoog, beperkt aantal fouten en correcties = niet merken dat er <br/>terugkoppeling is <br/> Feedforward en feedback spelen samen in op de controle van articulatiebewegingen <br/> Trage bewegingen gecontroleerd door perifere FB <br/><b>Interne feedbacksystemen van belang: </b><br/>Voor info tijdens het spreken zelf <br/>Geven aan of er voldoende spanning is, in de juiste positie, … <br/>Therapie = teruggrijpen naar auditieve FB <br/> Einde therapie = afbouwen van auditieve FB (ten voordele van tactiele en proprioceptieve <br/>FB) <br/><h1>Document Outline</h1><li>Spraak bestuderen vanuit: (waar komt de stortvloed van woorden vandaan?)</li>