Samenvatting BLT05 - Fysiologie (BLT@Howest)

Samenvatting van de leerstof van fysiologie.
Figuren moeten eventueel zelf nog aangevuld worden met benamingen.
School: Howest
Opleiding: Biomedische laboratoriumtechnologie
Jaar: 1ste jaar
Vak: BLT05 - Fysiologie

Preview samenvatting (7 van de 52 pagina's)

BLT 05: Fysiologie
Legende
Conc. = concentratie
E = energie
BC = bronchoconstructie
Cte = constant(e)
# = aantal
V. = volume
Thv =ter hoogte van
T = temperatuur
Vit. = vitamine
Oiv = onder invloed van
SKH =
ZB = zenuwbaan
schildklierhormonen
w. = vervoeging van
Fact. = factoren
worden
K = kamer (hart)
EW = eiwitten
p = druk
VK = voorkamer (hart)
KH = koolhydraten
opp. = oppervlak
Ø = diameter
AZ = aminozuren
NT = neurotransmitter
BD = bloeddruk
VZ = vetzuren
Δ = verschil
GM = geneesmiddelen
Bact. = bacteriën
VS = voedingsstoffen
WBC = witte bloedcellen
MO = micro-organismen
AS = afvalstoffen
RBC = rode bloedcellen
Δt = tijdsverschil
Alle ziektes / aandoeningen werden in blauw gearceerd
1 Inleiding
1.1 Laboratoria in ziekenhuizen
1.1.1 Ziekenhuislaboratoria
 Klinisch chemisch  onderzoek veranderingen stofwisseling lichaam
 Hematologisch  onderzoek van bloed
 Microbiologisch  onderzoek MO
 (anatomo)pathologisch  macro- & microscopisch onderzoek cellen/weefsels
Apotheek  bereiden / verdelen medicatie voor patiënten
Toxicologisch onderzoek  geneesmiddelen- & drugsspiegels in bloed/urine
➘ In klinisch labo
1.1.2 Medisch laborant
Verricht analyses  rapporteert uitslag via klinisch bioloog naar arts
Controleert kwaliteit analyses / apparatuur  QC = Quality Control
Redenen onderzoek lichaamsmateriaal:
 Screenen op aanwezigheid bepaalde ziekte
 Aantonen / uitsluiten bepaalde ziekte  diagnose
 Ziekte voorkomen  preventie
 Voorspellen ziekteverloop  prognose
 Nagaan of behandeling aanslaat  therapie
 Volgen patiënt in tijd  monitoring
o TDM  Therapeutic Drug Monitoring
o Conc. ingenomen geneesmiddel opvolgen
1.1.3 V. laboratoriumaanvraag tot rapportage uitslagen
Labo-onderzoek via standaard aanvraagformulier
LIS = laboratoriuminformatiesysteem  registratie:
 Welke onderzoeken moeten gebeuren
 Kent unieke staalnrs toe (barcode)
 Toewijzen testen aan toestellen
 Ontvangen + doorsturen resultaten
Analysetesten ook buiten labo mogelijk  POC-testen
 = Point Of Care testen
 Vb. meten bloedsuiker met glucosemeter
1.2 Structurele organisatie v/h menselijk lichaam
1.2.1 Structurele eenheden v/h organisme
Groepen cellen differentiëren tot weefsels  histologie (leer v. weefsels)
Δende weefsels differentiëren tot orgaan
Δende organen differentiëren tot orgaanstelsel
Anatomie  bouw lichaam
Pathologie  ziekteleer
Fysiologie  functie / werking lichaam
Medische termen lokalisatie:
 Lateraal (opzij)
 mediaal (in midden)
 Midsagittaal (door h. midden)
 parasagitaal (naast h. midden)
 Proximaal (dichtbij)
 distaal (verder af)
 Inferior (lager)
 superior (hoger)
 Anterior (voorzijde)
 posterior (achterzijde)
 Ventraal (buikzijde)
 dorsaal (rugzijde)
 Transversaal (dwars)
 frontaal
 oblique (schuin)
1.2.2 De 3 compartimenten v/h organisme
 Intracellulaire ruimte = compartiment 1
o Alle cellen
o Ionensamenstelling: K+, fosfaat & EW-ionen
 Extracellulaire ruimte
o Interstitiële ruimte = comp. 2
 EW-vrij
Beide: Na+ & Cl-
o Bloedplasma = comp. 3
 Bevat plasma-EWn
Δende samenstellingen v/d ruimtes w. behouden door:
 Permeabiliteit membranen
 Celmembraan  scheiding intracellulair & interstitieel
o Bijna niet doorlaatbaar voor Na+
o Via Na+/K+-pomp naar buiten
 Haarvatenwand  scheiding interstitieel & bloedplasma
o Vlot doorlaatbaar voor alles behalve EWn
Buiten cel: som ladingen pos.
Binnen cel: som ladingen neg.
2 1.2.3 Homeostase & de mechanismen die er toe bijdragen
Cellen nemen stoffen op & geven stoffen af aan de interstitiële ruimte
Toch blijft samenstelling cte door:
 Bewegingen extracellulaire vloeistoffen
o Bloedcirculatie
o Vochtuitwisseling thv capillairen door:
 Filtratie: bloeddruk thv nier
 Osmose: reabsorptie water thv dikke darm
 Uitwisseling bloed (inwendig) & buitenwereld (uitwendig)
o Opname: thv longen & darmen
o Uitscheiding: thv nieren, lever & longen
1.2.4 Regulatie v/d orgaanfuncties
Alle organen / stelsels dragen bij aan homeostase
Regulatie gebeurt door:
 Autonoom zenuwstelsel
o Bijna alle organen
o Via elektrische prikkels / neurotransmitters
 Endocriene stelsel
o Klieren scheiden in bloed hormonen af
o Beïnvloeding werking specifieke (doelwit)organen via receptoren
Regulatie door hormonen: trager
Latentietijd = tijd tsn prikkel & reactie
Voor zenuw: enkele msec
Voor hormonen tiental minuten
 werkingsduur langer bij hormonen
2 Het zenuwstelsel & zintuigen
2.1 Functie & indeling v/h zenuwstelsel
Anatomische indeling:
Fysiologische indeling:
 Centrale zenuwstelsel (CZS)
 Somatisch / willekeurig / animaal
o Hersenen (beschermd door
stelsel
schedel)
o Functies o.i.v. wil
o Ruggenmerg (beschermd
o Regelt wisselwerking tsn
door ruggenwervels)
individu & omgeving
 Perifere zenuwstelsel
 Autonoom / onwillekeurig /
o Afferente / sensorische
vegetatief stelsel
zenuwvezels
o Regelt activiteit organen
 Info: zintuigen  CZS
o Niet rechtstreeks door wil te
o Efferente / motorische
beïnvloeden
zenuwvezels
 Info: CZS 
skeletspieren, gladde
spieren & klieren
Taken zenuwstelsel:
 Geordende samenwerking tsn organen
 Via zintuigen inwendige mens is contact met buitenwereld
 Uitvoeren bewuste / onbewuste handelingen
 Centraal gedeelte v. bewustzijn
Ziekteprocessen
 verminderde zenuwprikkels
 aanpassingsreactie = atrofie (geen groei / ontwikkeling)
 Inactiviteitsatrofie
o Spiervezels in been ondergaan atrofie als been langdurig w. geïmmobiliseerd
 Denervatieatrofie = ontzenuwing
o Beschadiging axonen v. spierweefsel  atrofie spierweefsels
2.2 De hersenen
2.2.1 Indeling
3 hersenvliezen: van buiten naar binnen:
 Dura mater: taaie, leerachtige laag
 Arachnoidea / Spinnenwebvlies: dunne middelste laag
 Pia mater: dunne laag stevig met opp. hersenen &
ruggenmerg verbonden
Lagen rond hersenen lopen door in lagen rond ruggenmerg
Subarachnoïdale ruimte (tsn spinnenwebvlies en pia mater):
 Bevat cerebrospinaal vocht
 Stroomt rond opp. hersenen & ruggenmerg
 Schokbreker voor CZS
 Beschermt tgn beschadiging
Meningeomen = hersenvliestumoren  groei: p in hersenen ↑
Ernstige hoofdwonden  scheuren in bloedvaten binnen schedel
 bloedingen in ruimtes in hersenvliezen  ophoping bloed 
samendrukking hersenen  verstoorde werking
2.2.2 Grote hersenen (cerebrum)
2 hemisferische helften  grote hersenhemisferen
Opp. = dunne laag grijze stof (schors / cortex)
 Bestaat uit cellichamen waaruit celuitlopers in dikkere onderliggende witte stof lopen
 Niet glad, bevat windingen & groeven  vergroting opp.
Daaronder dikke laag witte stof
Cellichamen neuronen in grijze stof
uitlopers neuronen (axonen) in witte stof
Hersenen in aanleg hol
Volwassene: 4 holtes / hersenventrikels
Thalamus: meerdere kernen waar alle gevoelsprikkels, uitz. reuk, aankomen voor naar
gevoelsschors gaan
4 Hypothalamus: rol in regeling vegetatieve functies & secretie hormonen door hypofyse
In hersenschors: cortexgebieden met eigen functie
2.2.3 Kleine hersenen & hersenstam
2.2.3.1 Kleine hersenen = cerebellum
 Liggen onder achterhoofdskwab & achter hersenstam
 Spelen rol in:
o Coördinatie v. bewegingen
o Spierspanning (tonus)
o Bewaren v/h evenwicht
Menselijke bewegingen: bewuste & onbewuste
 Piramidale systeem
o Fijne & willekeurige motoriek
o Werkt nauw samen met kleine hersenen & basale ganglia
 Extrapiramidale systeem
o Basale ganglia
o Automatische bewegingen
o  extrapiramidale stoornissen
 Ongewenst effect bij gebruik bepaalde GM
 Verschillende ziekten:
 Ziekte v. Parkinson
o Sterkere reductie neuronen door apoptose
(geprogrammeerde celdood)
o  minder productie NT dopamine
o Symptomen: stijfheid ledematen, bewegingsarmoede,
rusttremor, verstoorde houding / reflexen
 Ziekte v. Huntington
o Aantasting basale ganglia
o  onwillekeurige bewegingen, verstandelijke
achteruitgang, persoonlijkheidsveranderingen
2.2.3.2 Hersenstam
Aan voorzijde met grote hersenen verboden
Zet zich onderaan verder in ruggenmerg
Schakelcentrum voor zenuwvezels v. grote hersenen naar kleine hersenen
Dalende & stijgende zenuwbanen v./naar grote hersenen & ruggenmerg
2.3 Het ruggenmerg
2 kleuren: grijze & witte stof
Witte stof rond grijze stof
Grijze stof: H-vorm
midden in grijze merg: centrale kanaal
Ruggenmerg: veel neuronen v. Δende vorm:
 Wortelcellen = perifere neuronen
 Strengcellen (schakelcellen) = centrale neuronen  blijven in CZS
o Zorgen voor schakels in stijgende sensorische & dalende motorische banen
Witte merg:
 Stijgende / sensorische zenuwbanen: gevoelsprikkels naar hersenen
 Dalende / motorische zenuwbanen: motorische prikkels naar periferie
o Gewilde motorische prikkels  piramidaal systeem
o Ongewilde motorische prikkels  extrapiramidaal systeem
Reflexboog:
 Reflex = reactie op prikkel vooraleer of zonder dat deze prikkel ons bewust maakt
 Receptoren (zintuigen)  conductoren (perifere zenuwen)  effectoren (spieren)
Detectie  transmissie  reactie
3 ruggenmergvliezen v. buiten naar binnen:
 Epidurale ruimte
o Tsn wervels & dura mater
o Gevuld met zacht vetkussen & netwerk v. bloedvaten
 Harde dura mater
 Dunne arachnoidea = spinnenwebvlies
 Subarachnoïdale ruimte
o Cerebrospinaal vocht
 Schokbreker / bescherming
 Transport v. VS & afvoer AS
 Dunne, doorzichtige pia mater
Lumbaalpunctie:
 Cerebrospinaal vocht afgenomen rond ruggenmerg
 Door prik t.h.v. lage rug
 Vocht onderzocht in labo
 Diagnose v. meningitis (hersenvliesontsteking), encefalitis (hersenontsteking),
subarachnoïdale bloeding, andere infectie-/ontstekingsziekten v/h CZS
Epidurale verdoving:
 Tsn 2 lumbale wervels na verdoving v/d huid
 Naald opschuiven tot uiteinde in epidurale ruimte
 Inspuiten plaatselijk verdovingsmiddel
  verdoving met uitschakeling v. gevoel & beweging
  ingrepen in onderste lichaamshelft mogelijk zonder volledige verdoving
2.4 Zenuwcel / neuron
2.4.1 Anatomie
Zenuwcel: 2 fundamentele delen: cellichaam dat kern bevat & celuitlopers
2 soorten uitlopers:
 Dendrieten: lopen naar cellichaam toe, ontvangen prikkels
 Axon: celuitlopen v. cellichaam, stuurt prikkel door
 Op einde axon: kleine vertakkingen: telodendria
o Productie NT
o Vrijstelling NT in synaptische spleet
Axonen omgeven door isolerende stof (myeline)
6 Multiple Sclerose (MS)
 Ziekte met terugkerende perioden v. demyelinisatie in CZS
 Verlies myeline  niet meer werken axonen  verstoorde zenuwwerking
 Afwijkingen beperkt tot hersenen & ruggenmerg
 Symptomen: zwakke ledematen, wazig zicht, slecht coördinatie, gevoelsstoornissen
 Soms goedaardige vorm: licht gehandicapt, enkele perioden v. demyelisatie
 Anderen: veel opflakkeringen  blindheid, paraplegie (verlamming door uitval
ruggenmergzenuwen), geheugenverlies

2.4.2 Actiepotentiaal
Membraanpotentiaal (MP) = spanningsΔ over celmembraan
Rustpotentiaal (RP) = toestand in rust
Ontstaat door: - Δ in ionenconc. intra & extracellulair
- specifieke doorlaatbaarheid celmembraan
- ionenpompen die conc.Δen herstellen
Actiepotentiaal (AP) = kortstondige verandering v. membraanpotentiaal
Wanneer MP lichtjes gedepolariseerd w.  snel herstel
zonder dat AP ontstaat
Wanneer boven bepaalde waarde gedepolariseerd w.
 AP ontstaat
➘ = drempelwaarde
3 fase AP:
1. Depolarisatie
o Polen w. omgedraaid: neg  pos potentiaal
o Door instroom Na+
2. Repolarisatie
o Polen terug naar begintoestand: pos  neg potentiaal
o Door uitstroom K+
3. Hyperpolarisatie
2.4.3 Synaps
Geen direct contact tsn zenuwen of tsn zenuwen & spier/klier
Steeds kleine intercellulaire spleet  synaptische spleet
 Presynaptische membraan = membraan v. uiteinde v. zenuw die
prikkel aanvoert
 Postsynaptische membraan = membraan v. zenuw / klier / spier die
prikkel ontvangt
Enkel prikkel v. pre- naar postsynaptische membraan
Prikkeloverdracht door vrijstellen # NT in synaptische spleet
NT bevindt zich in kleine blaasjes in presynaptische deel
NT w. bij aankomst AP afgegeven
NT bindt op receptormolecule in postsynaptische membraan
Door binding NT op receptor:
 Doorlaatbaarheid Na+ ↑  depolarisatie & excitatie (=doorgeven)
 Doorlaatbaarheid K+ & Cl- ↑  hyperpolarisatie & inhibitie (=blokkeren)
 Wijzigen gevoeligheid postsynaptische membraan voor andere NT  = modulatie
Vb. NT:
 Acetylcholine
o In CZS
o Veroorzaakt contracties spieren  exciterend
 (Nor)adrenaline
o In hersenen & autonoom zenuwstelsel
 Dopamine
o In hersenkernen
o Inhiberend
o Tekort  ziekte v. Parkinson
 γ-amino-boterzuur = GABA
o In ruggenmerg & cerebellum
o Inhiberend
o Benzodiazepines (slaapmiddelen) & anxiolytica (angstremmers) ↑ effect GABA
 Enkefaline & endorfine
o Exciterend voor pijnremmende zenuwen
o Opiaten, narcotische pijnstillers bootsen dit effect na: morfine, heroïne, codeïne
 Serotine
o Rol gemoedsstemming & slaapinductie
o SSRI = selectieve serotonine re-uptake inhibitoren  antidepressiva
2.4.4 EPSP & IPSP
Iedere zenuw ontvangt impulsen v. meerdere andere zenuwen
EPSP = excitatorische postsynaptische potentialen
 Vrijstelling NT die bindt op exciterende receptor  depolarisatie in postsynaptische
membraan
 Drempelverlagend  gevoeliger
IPSP = inhiberende postsynaptische potentialen
 Vrijstelling NT die bindt op exciterende receptor  hyperpolarisatie in postsynaptische
membraan
 Drempelverhogend  minder gevoelig / gevoelloos
2.4.5 Summatie v/d synapsprikkel
Per synaps komen meerdere presynaptische
zenuwen toe
Postsynaptische zenuw maakt som hiervan
Als som depolarisatie boven drempelwaarde
 nieuw AP
Meerdere presynaptische zenuwen vuren
tegelijk  summatie in ruimte
1/meerdere presynaptische zenuwen vuren
zeer snel na elkaar  summatie in tijd
8 Vrijstelling NT  1 kortstondige de- of hyperpolarisatie
Mogelijk door snelle inactivering NT:
 Acetylcholine in synaptische spleet onmiddellijk afgebroken door enzym
o Remming afbraakenzym: blijvende prikkeling  uitputting  verlamming
 Serotonine terug opgenomen in presynaptische deel = re-uptake  SSRI
2.5 Autonoom zenuwstelsel
2.5.1 Taak
 Reacties v. lichaam op veranderingen in buitenwereld
 Regelen samenwerking organen
 Aanpassen orgaanwerking aan lichaamsbehoeften
o Vb. versnellen hartslag bij zware arbeid
 Nauwe samenwerking met endocriene stelsel (regelt ook orgaanwerking)
Rechtstreekse beïnvloeding door wil nooit mogelijk
Onrechtstreeks wel via emoties: vb. maagkrampen bij nerveuze patiënten

 psychosomatische stoornis
Onderverdeling: orthosympaticus (OS) & parasympaticus (PS)
➘ Δen anatomisch & fysiologisch
2.5.2 Organisatie
Functioneel: vegetatieve zenuwstelsel gebaseerd op reflexboog
Input: afferente vezels melden prikkels vanuit organen
Output: efferente vezels vertrekken vanuit hogere zenuwcentra
➘ bestaan uit preganglionaire vezels  ganglia  postganglionaire vezels  organen
Hoogste integratiecentrum = hypothalamus: zorgt voor goede werking autonoom zenuwstelsel
Anatomische Δen:
Orthosympatische vezels
Parasympatische vezels
Preganglionaire vezels
Kort, eindigen in ganglia dicht
Lang, eindigen in ganglia in
bij CZS
buurt v. orgaan
Postganglionaire vezels
Lang
Kort
Werking
Uitstraling naar omgeving
Doelgerichter
2.5.3 Effect v/h autonome zenuwstelsel thv organen
Meeste organen zowel door OS als PS geïnnerveerd
Uitz. zweetklier & bijniermerg: enkel OS
Werking OS & PS meestal antagonisch (= tegengesteld)
Soms synergie (zelfde effect) vb. speekselsecretie
OS: mobilisatie, E gebruik
 ↑ stofwisseling bij stresssituaties (fight, fear & flight reactions)
 ↑ spieractiviteit, emoties, pijn, koude
 ↑ bloedvoorziening actieve organen:
o Versnelling hartwerking, ademhaling
o Vaatverwijding
o Remming niet actieve organen
PS: opslaan / bewaren E
 Vertragen hartritme, ademhaling
 Activering organen voor opname / vertering voedsel
 Samentrekken dikke darm & blaas
Autonome synapsen: door GM, toxines, drugs beïnvloedbaar:
 Antagonisten remmen synthese NT
 Antagonisten remmen vrijkomen NT uit vesikels
o Vb. botulinetoxine  verlamming
 Antagonisten blokkeren receptor  NT kan niet binden op receptor
o Atropine: antigif voor organofosfaatpesticide
 Agonisten bindt receptor & stimuleert receptor
o Tetanustoxine  klem (blijvende spierkramp)
 Agonisten verhinderen afbraak NT
 Agonisten verhinderen re-uptake NT
o SSRI
2.6 Zintuigen
Zetten uitwendige prikkels om in zenuwimpulsen
Vrij zenuwuiteinde of receptororgaan
Prikkels doorgeven aan perifere sensibele zenuw
Zenuw geeft info (AP):
- Ofwel aan perifere motorische zenuw  reflex
- Ofwel aan centrale sensibele zenuw  CZS
Indeling:
 Exteroreceptoren (uitwendig)
o Mechanoreceptoren: tast, druk, gehoor
o Thermoreceptoren: koude, warmte
o Nocireceptoren: pijn
o Fotoreceptoren: zicht
o Chemoreceptoren: smaak, reuk
 Interoreceptoren (inwendig)
o Chemoreceptoren: osmotische druk
o Mechanoreceptoren: bloeddruk
o Nocireceptoren: open zenuwuiteinde  pijn
 Proprioreceptoren
o Mechanoreceptoren: evenwicht
10

Document Outline

1 Inleiding

1.1 Laboratoria in ziekenhuizen

1.1.1 Ziekenhuislaboratoria

1.1.2 Medisch laborant

1.1.3 V. laboratoriumaanvraag tot rapportage uitslagen

1.2 Structurele organisatie v/h menselijk lichaam

1.2.1 Structurele eenheden v/h organisme

1.2.2 De 3 compartimenten v/h organisme

1.2.3 Homeostase & de mechanismen die er toe bijdragen

1.2.4 Regulatie v/d orgaanfuncties

2 Het zenuwstelsel & zintuigen

2.1 Functie & indeling v/h zenuwstelsel

2.2 De hersenen

2.2.1 Indeling

2.2.2 Grote hersenen (cerebrum)

2.2.3 Kleine hersenen & hersenstam

2.2.3.1 Kleine hersenen = cerebellum

2.2.3.2 Hersenstam

2.3 Het ruggenmerg

2.4 Zenuwcel / neuron

2.4.1 Anatomie

2.4.2 Actiepotentiaal

2.4.3 Synaps

2.4.4 EPSP & IPSP

2.4.5 Summatie v/d synapsprikkel

2.5 Autonoom zenuwstelsel

2.5.1 Taak

2.5.2 Organisatie

2.5.3 Effect v/h autonome zenuwstelsel thv organen

2.6 Zintuigen

3 Endocrinologie

3.1 Algemeen

3.1.1 Definities

3.1.2 Bepaling v/h begrip hormoon

3.1.3 Binding hormonen aan receptoren

3.2 Hypothalamus

3.3 Hypofyse

3.3.1 Neurohypofyse

3.3.2 Adenohypofyse

3.4 Schildklier

3.4.1 Thyroxine of tetrajodothyronine (T4) & trijodothyronine (T3)

3.4.2 Calcitonine

3.4.3 Struma

3.5 Bijschildklieren

3.6 Eilandjes v. Langerhans in pancreas

3.7 Bijnier

3.7.1 Bijnierschors

3.7.2 Bijniermerg

3.8 Overige klieren

4 Voortplantingsstelsel

4.1 Vorming & rijping geslachtscellen

4.2 1 geslachtsorganen

4.3 Spermatogenese

4.4 Aandoeningen prostaat

4.5 Hormonale controle 1 voortplantingsstelsel

4.6 1 geslachtsorganen

4.7 Ovariële cyclus

4.8 Menstruele / uteriene cyclus

4.9 Coördinatie tsn ovariële en uteriene cyclus

5 Cardiovasculair stelsel

5.1 Bloedsomloop

5.2 Bouw en eigenschappen v/h hart

5.2.1 Anatomie v/h hart

5.2.2 Bloedvoorziening v/h hart

5.2.3 Geleidingssysteem v/h hart

5.2.4 Functionele eig. v/h myocardium (= hartspier)

5.2.4.1 Prikkelbaarheid en geleidbaarheid

5.2.4.2 Contractiliteit

5.2.4.3 Automatisme

5.2.4.4 Fibrillatie

5.2.4.5 Hypertrofie v/h hart

5.2.5 Hartcyclus

5.2.5.1 Isovolumetrische relaxatie

5.2.5.2 Vullingsfase en atriale systole

5.2.5.3 Isovolumetrische contractie

5.2.5.4 Ejectiefase

5.3 Arteriële bloeddruk: beïnvloedende factoren en controle

5.3.1 Hartdebiet HD

5.3.1.1 Hartfrequentie HF

5.3.1.2 Slagvolume SV

5.3.2 Perifere weerstand PW

5.3.2.1 Ø bloedvat

5.3.2.2 Elasticiteit vaatwand

5.3.2.3 Viscositeit bloed

5.4 Cardiovasculaire regulatie

5.4.1 Doel

5.4.2 Verdeling bloeddebiet over organen

5.4.3 Regulatiemiddelen

5.4.3.1 Neurale controle via autonoom zenuwstelsel

5.4.3.2 Hormonale stelsel

5.4.3.3 Autoregulatie / lokale regulatie

5.5 Vermindering arteriële bloedstroom

5.6 Hypertensie

5.7 Lymfevaatstelsel

5.8 Lymfoïde organen (los v/d lymfeknopen)

5.8.1 Thymus / zwezerik

5.8.2 Tonsillen

5.8.3 Milt

5.9 Samenstelling v/h bloed

5.9.1 Bloedplasma

5.9.2 Rode bloedcellen = erytrocyten

5.9.3 Witte bloedcel = leukocyten

5.9.4 Bloedplaatjes

6 Ademhalingsstelsel

6.1 Overzicht luchtwegen

6.2 Neus & neusholte

6.3 Keelholte (farynx)

6.4 Strottenhoofd (larynx)

6.5 Trachea en stam luchtpijptakken

6.6 De longen

6.7 Ademhalingsmechanisme

6.7.1 Proces v. in- en uitademing

6.7.2 Ademhalingsspieren

6.7.3 Longvolumes

6.7.4 Alveolaire ventilatie en diffusie

6.8 Transport O2 i/h bloed

6.8.1 Oxyhemoglobine (Hb)

6.8.2 Zuurstofsaturatie

6.8.3 Zuurstofdissociatiecurve

6.8.4 Myoglobine (Mb)

6.9 Transport CO2 i/h bloed

6.10 pH v/h bloed

6.11 Controle v/d ademhaling

7 Excretiestelsel

7.1 Anatomie nier (renales)

7.2 Anatomie nefron (niercel)

7.3 De processen v/h nefron

7.4 Factoren die [urine] beïnvloeden

7.5 Functies nieren

7.6 Urinewegen

7.6.1 Mictiereflex

7.6.2 Urinebuis = urethra

7.6.3 Samenstelling urine

7.6.4 Nierstenen

8 Spijsverteringsstelsel

8.1 Inleiding

8.2 Mondholte: speekselproductie

8.3 Keelholte (farynx): slikbeweging

8.4 Slokdarm = oesophagus

8.4.1 Peristaltiek

8.4.2 Refluxoesofagitis

8.5 Maag

8.5.1 Anatomie

8.5.2 Samenstelling maagsap

8.5.3 Regulatie maagsecretie en motiliteit (= maagledeging)

8.5.4 Motoriek maag

8.5.5 Gastritis en peptische ulcera

8.6 Pancreas / alvleesklier

8.6.1 Anatomie

8.6.2 Samenstelling exocriene secreet

8.6.3 Controle exocriene secretie

8.7 Dunne darm

8.7.1 Anatomie

8.7.2 Secreties dunne darm

8.7.3 Absorptie

8.7.4 Darmbewegingen

8.8 Dikke darm = colon

8.8.1 Anatomie

8.8.2 Slijmsecretie en absorptie

8.8.3 Darmflora en feces

8.8.4 Darmbewegingen

8.9 Lever

8.9.1 Fysiologie v/d gal

8.9.2 Functies v/d lever

9 Kinetiek

9.1 ADME

9.2 [Plasma] ifv tijd

9.3 Absorptie en biologische beschikbaarheid

9.4 Distributie

9.4.1 Verdelingsvolume

9.4.2 Binding aan plasmaEW

9.4.3 Passage GM naar CZS

9.4.4 Passage GM door placenta

9.5 Eliminatie

9.5.1 Excretie

9.5.2 Biotransformatie

1 Bloeddrukmeting

2 Lactaat

3 Glucose

4 Glomulaire filtratie snelheid (GFS)

Download alle 52 pagina's voor € 5,99

Document in winkelwagen

Document rapporteren

€ 5,99

Document in winkelwagen

Niet tevreden? Geld terug
Document direct te downloaden
€ 0,50 korting bij betalen met saldo

Specificaties

Niveau: Hogeschool
School: Hogeschool West Vlaanderen
Opleiding: Biomedische laboratoriumtechnologie
Vaknaam: Fysiologie
Vakcode: BLT05
Studiejaar: 2020-2021
Boek
Naam boek: Lectorencursus BLT05
Hoofdstukken: Alles (Hoofdstuk 1-9)
Document
Rubriek: Samenvattingen
Gemaakt op: 21-01-2021
Bijgewerkt op: 21-02-2021
Type: .pdf
Pagina's: 52
Taal: Nederlands
Tags
Howest Biomedische laboratoriumtechnologie BLT05 Fysiologie BLT BLT@Howest

Verkoper

Matthijs 123

8 documenten geüpload

Stuur bericht

Volgen

Verdienen aan je samenvattingen?

Maak je zelf samenvattingen of heb je nog uitgewerkte opdrachten liggen? Upload je documenten dan op Knoowy en verdien geld.

Document uploaden

Samenvatting BLT05 - Fysiologie (BLT@Howest)

Preview samenvatting (7 van de 52 pagina's)

€ 5,99

Specificaties

Boek

Document

Tags

Verkoper

Verdienen aan je samenvattingen?

Vakken van Biomedische laboratoriumtechnologie - Hogeschool West Vlaanderen

Hoe het werkt

Knoowy

Voorwaarden

Social media

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Samenvatting BLT05 - Fysiologie (BLT@Howest)

Preview samenvatting (7 van de 52 pagina's)

€ 5,99

Specificaties

Boek

Document

Tags

Verkoper

Verdienen aan je samenvattingen?

Vakken van Biomedische laboratoriumtechnologie - Hogeschool West Vlaanderen

Aanbevolen documenten

Aanbevolen studiehulp

Hoe het werkt

Knoowy

Voorwaarden

Social media

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload