Filosofie
1 Introductie vak filosofie
1.1. Situering en legitimering
o Filosofie of wijsbegeerte, is een vak dat een relatief jonge aanwezigheid heeft in het hoger
onderwijs.
o Ook is het een aparte studierichting.
o Het vak wijsbegeerte blijft zich grotendeels hullen in vaagheid doelen zijn te algemeen en
daarom ook te vaag geformuleerd
o Filosofie ziet men ook meer als denkdiscipline dan als vak (dit blijkt onder andere door de
veelvuldige publicaties n.a.v. maatschappelijke en politieke kwesties en het trachten te
situeren van menselijke thema’s in deze complexe wereld).
Wat is nu het nut of functie van dit vak?
Als mensen uitspraken doen op basis van denkactiviteiten dan zijn deze uitspraken gebaseerd op de
denkkaders waarover ze op dat moment beschikken. Wil men de kwaliteit van die uitspraken
verbeteren dan moet enerzijds de aandacht gevestigd worden op de kenmerken en kwaliteit van die
denkkaders en anderzijds ervoor zorgen dat het denkproces dat gebaseerd is op die denkkaders zo
bewust en zo helder mogelijk tot stand komt. En vermits we er van uitgaan dat de toekomstige
sociaal agogisch werker over deze kwaliteiten dient te beschikken is het dus nodig dat er een vak is
waar dit soort van thema’s aan bod komt. En dat vak is het vak Wijsbegeerte.
Het beroep van een sociaal werker blijft niettemin een maatschappelijk/politiek beroep. Een beroep
dat een functie heeft in datgene wat men democratie noemt. Vandaar dat filosofie ook een
politiek/maatschappelijke functie heeft.
Goed filosofieonderwijs zou moeten bijdragen tot:
o Het eigen oordeelsvermogen aanscherpen
o Zelfstandig leren denken
o Confrontatie met verschillende standpunten en het begrijpen ervan
o Leren argumenteren
o Leren nadenken over de beste vorm van politieke en sociale organisatie van de samenleving
o Vormen van kritische en democratisch gezinde burgers
o Gevoel voor universele waarden en waarheden
o Leren dialogeren
We merken dat deze doelstellingen eerder tot de categorie van vaardigheden behoren.
Vaardigheden vallen onder de noemer ‘kunnen’. Deze zouden ieder van ons moeten kennen, zo stelt
UNESCO.
1.2. Filosofie als product en filosofie als proces
2 manieren om naar filosofie te kijken: (Wij gaan filosofie niet bekijken als een product)
o Filosofie als product
In vele hoge scholen waar filosofie deel uitmaakt van het pakket algemene vakken wordt
het vak als een product beschouwd en krijgt het een plaats tussen alle andere grote
theoretische cursussen die deel uitmaken van “body of knowledge”
Bestaat uit een overzicht van gedachten, opvattingen, beweringen en stellingen die
filosofen doorheen de eeuwen hebben geproduceerd.
Waarom die gedachten? Op welke plaats geproduceerd?
Wordt vaak met geschiedenis gelinkt
o Filosofie als proces
Legt klemtoon op het eigen denken, op het zelf ontwikkelen van nieuwe inzichten, op het
verwerven van vaardigheden die het zelf helder, nauwkeurig in kwaliteitsvol leren denken
kunnen versterken
Vaardigheden verwerven doe je door te werken, te oefenen, uit te proberen, terug te
blikken, te herbeginnen,… kortom door al doende inspanningen te leveren
Een andere visie die aansluit bij deze poging om dit vak in de opleiding te legitimeren, is het beeld
dat Margalit gebruikt. Hij onderscheidt 2 soorten filosofen:
o ‘Dat-wil-zeggen filosofen’: Dit zijn explicateurs of uitleggers. Zij steunen vooral op definities
en algemene beginselen en geven alleen voorbeelden wanneer ze na d.w.z. komen. Hun
voorbeelden zijn ondergeschikt aan de uitleg.
o Bijvoorbeeld filosofen: Dit zijn illustratoren. Treffende voorbeelden staan bij hen centraal. Ze
gebruiken die om gedachten ‘treffend’ te maken en daaruit allerlei bedenkingen uit af te
leiden. Om ze als ‘handkarren van het oordeel’ te laten werken. In de praktijk lijkt deze tegenstelling nogal zwart-wit en onrealistisch. Toch is het een
kwestie van stijlen in het omgaan met filosofische kwesties (waarbij de 1 meer nadruk legt
op de ‘dat-wil-zeggen discours en de ander meer op het ‘bijvoorbeeld discours’).
Wij kiezen resoluut voor de ‘bijvoorbeeld-filosofie’ Dat wil dus zeggen:
-Dat we algemene beginselen/opvattingen kunnen illustreren adhv treffende voorbeelden.
-Dat we de overgang tussen concreet en abstract kunnen realiseren.
-Dat we uit elk voorbeeld een wijsheid kunnen afleiden.
1.3. Praktische en theoretische filosofie
Gelijkenissen
o Beide soorten filosofie streven naar wijsheid en naar inzicht in de wereld
o Beiden gebruiken daarvoor exact dezelfde instrumenten (vb. vrij onderzoek, rationaliteit,
ultieme vragen,…)
o Het werk dat theoretische en praktische filosofen leveren is allebei van grote waarde en
noodzakelijk
Verschillen
Theoretische filosofie:
o In theoretische filosofie ligt de focus op het ontwikkelen van goede, samenhangende
theorieën over de werkelijkheid
o Doelstellingen van de theoretische filosofie lijken daardoor soms ver verwijderd van de
vragen en problemen die mens en samenleving echt bezighouden
o In theoretische filosofie ligt de klemtoon immers op theorievorming, logische samenhang,
volledigheid, oorspronkelijkheid en vernieuwing
o Theoretische filosofen sporen dus ook voortdurend naar de beperkingen in de bestaande
theorieën – vandaar de soms hevige onderlinge discussies.
o Veel minder lijkt de theoretische filosofie bekommerd om: onmiddellijke inhoudelijke
relevantie, bruikbaarheid, toepasbaarheid van de verworven inzichten in het dagelijks leven.
Praktische filosofie:
o Ook op zoek naar rationele, onderbouwde, overtuigende en betrouwbare antwoorden
o Probeert echter ook meteen een bruikbaar antwoord te bieden op prangende vragen en
problemen waarmee mens en samenleving zich vandaag geconfronteerd weten
Bijvoorbeeld: Hoe word ik gelukkig? Wat is een goede relatie?...
1.4. De praktische filosofie
o 3 vormen
o Filosoferen met kinderen, socratische gespreksvoering en filosofische counseling
o Socratisch gesprek is altijd de basis
1.4.1. Filosoferen met kinderen
o Basis gelegd door Mathew Lipman (jaren 60)
o Lipman vond dat het denk- en redeneervermogen van studenten veel sterker kon en moest
ontwikkeld worden
o Ontwikkelde programma om kinderen in het lager onderwijs zelf te leren filosoferen:
“Philosophy with children”
o Methode werd een enorm succes; In Vlaanderen is één van de pioniers van het filosoferen
met kinderen Richard Anthone
o Methode van P4C/FMK bestaat uit verschillende stappen die telkens terugkeren:
1. Er wordt een gemeenschappelijke ervaring gecreëerd - zoals het samen lezen van of
luisteren naar een verhaal, het bekijken van een kunstwerk, het bespreken van een item
uit de actualiteit,…
2. Uit die gemeenschappelijke ervaring worden één of meerdere vragen gedistilleerd
3. Over die vraag of vragen wordt een filosofisch onderzoek gesprek gevoerd
o Leraar/begeleider stelt zich bij dat gesprek niet op als inhoudelijk expert
o Het zijn de kinderen die aan het gesprek deelnemen die de waarde bepalen van uitspraken
en inzichten in een kleine groep van max 15 kinderen zodat iedereen kan participeren.
Document Outline
Filosofie
1 Introductie vak filosofie
Wat is nu het nut of functie van dit vak?
Verschillen
Theoretische filosofie:
Welke concrete voordelen kan je hebben bij het filosoferen / socratisch gesprek in de praktijk?
3.1. Inleiding
3.2. Voorbeelden
3.3. Redenering
3.4. Connecteren en signaalwoorden
3.5. Vooronderstellingen vs. Redeneringen
3.6. Opsporing van vooronderstellingen
3.7. Verborgen aannames
3.8. Soorten redenering
3.8.1. Inductieve redeneringen
3.8.1.1. Het belang van inductie
3.8.1.2. Inductie en het belang van voorbeelden en tegenvoorbeelden
3.8.1.3. Grove inductie
3.8.2. Deductieve redeneringen
3.9. Het toetsen van de geldigheid van redeneringen
3.10. Als-dan redeneringen/conditionele redeneringen
3.10.1. Bevestiging antecedent (modus ponens)
3.10.2. Ontkenning antecedent
3.10.3. Bevestiging consequent
3.10.4. Ontkenning consequent (modus tollens)
3.11. Conditionele uitspraken. Voldoende en noodzakelijke voorwaarden
3.12. Syllogismen
3.12.1. Verschillende wijzen van syllogismen
3.12.2. Syllogismen in tekeningen
3.12.2.1. Basisschema
3.12.2.2. Onderdelen van het basisschema
3.12.2.3. Het basisschema invullen
Alle A zijn B
Geen A zijn B
Sommige A zijn B
3.12.2.4. Voorbeeld van een uitgetekende logica-oefening
3.12.3. Oefeningen (nog te maken)
3.13. Drogredenen