RZL
Hoofdstuk 1: Inleiding en probleemstel ing
1.1 Waarom RZL in de opleiding?
Er zijn hier verschillende redenen voor:
1. Niets is actueler dan religie:
Vluchtelingen brengen vaan een religieuze en culturele achtergrond mee.
Wanneer zij later misschien in de hulpverlening terecht komen, dan
hebben zij nood aan hulpverleners die begrijpen wat de impact van religie
en cultuur op hen is.
Het gaat bijvoorbeeld om de vraag: kunnen wij omgaan met de ongewilde
polarisering die ontstaat in onze bange geesten door de aanslag op de
redactie van Charlie Hebdo (januari 2015) of de verschillende aanslagen
die gebeurden eerder in ons land en andere langen over de hele wereld.
Prentenkabinet: Dia 2-7
2. Alle opleidingen binnen het sociaal agogisch werk zijn gericht op het werken met mensen.
Mensen zijn niet louter wetenschappelijk te bestuderen. Het zijn geen objecten of wiskundige
formules. De menswetenschappen zijn immers ook natuurwetenschappelijk gefundeerd. Er spelen
daarnaast een hele hoop historische-culturele elementen mee die uiteindelijk de mens in zijn, zijn
bepalen. En 1 zo’n element is religie.
3. De impact van de godsdienst kan soms meespelen in het maatschappelijk of individueel
disfunctioneren van een individu.
Vaak kan dit disfunctioneren maar degelijk worden begeleid vanuit een inspelen op het religieus
bewustzijn van de persoon in kwestie. Dit vak heeft minsten een summier inzicht in de religieuze
achtergrond van verschillende bevolkingsgroepen, wat je hier wel nodig hebt.
4. In het latere beroep is reflecteren een basiscompetentie:
Je moet je kunnen losmaken van de aangeleerde methoden om andere relaties/verbanden te
leggen tussen vertrouwde gegevens. Je moet dus veel meer dan enkel je vak inhouden en de
RZL
vakspecifieke methoden om te kunnen nadenken, om creatief te denken, om nieuwe oplossingen
te bedenken. Reflectie veronderstelt de noodzakelijke discussie met onze intellectuele
voorouders.
5. Wanneer we de religie even opentrekken dan kunnen we daar een verlangen naar een
transcendentie (=iets hogers) in zien. Deze transcendentie geeft de mens ook een houvast.
Een geloof in een transcendentie, in een ideaalbeeld voor de mens, is ook de dag van vandaag nog
sterk aanwezig. Zelfs in de kritiek er op leeft de religie voort. Het maakt deel uit van onze tijd. →
in een gebeurtenis ziet men niet altijd onmiddellijk een wetenschappelijk oorzaak en gevolg. Men
verklaart de tussenkomst van iets heiligs. Dit zien we al in de kleine dingen. Wij gaan ons als mens
opgenomen voelen in een groter geheel. Het transcendente is dus nooit weg te denken.
Een uiteenzetting van het monotheïsme laat zien dat dit iets decisiefs betekent voor het
zelfverstaan van de mens. Want de vraag naar wie de mens is, is de kernvraag van de religie. (link
met moderniteit)
Prentenkabinet: Dia 28-32
1.2 De legende van de Grootinquisiteur, F. Dostojewski
Over religie lopen de emoties hoog op. Er is de dag van vandaag ook heel wat kritiek
op. De kernvraag van de godsdienst/religie toont zich scherp wanneer die godsdienst
aan het wankelen gaat → het is een vraag naar de mens zelf → het antwoord: is/was
God. Deze kernvraag is dus NIET de vraag naar een subjectieve beleving van de mens.
Het gaat NIET om een manier waarop de mens zin geeft aan een uit zichzelf zinledige
Dostojewski F.
wereld. → het gaat over het feit dat de mens gericht is op iets ‘heiligs’, iets ‘religieus’.
Prentenkabinet: Katholieke heiligen Dia 21-26
De vraag van de 19de eeuw: wat als, in de moderniteit, het geloof in de christelijke God wankelt? Wat
als God er niet is, is een moraal dan nog mogelijk? → leidt secularisatie dan automatisch tot
immoraliteit? → in de 19de eeuw werd de religie voor het eerst in Europa in vraag gesteld.
Christenen willen de boodschap van Jezus uitdragen door hem in het dagdagelijkse leven na te volgen.
Hiermee vervullen christenen de belangrijkste geboden die door Jezus werden uitgevaardigd: “Gij zult
de Heer uw God, liefhebben met geheel uw hart en geheel uw ziel en met geheel uw verstand en “Gij
zult uw naaste liefhebben als uzelf”.
In de legende van de Grootinquisiteur (uit De gebroeders Karamazow) wordt de kernvraag van de
religie blootgelegd.
De legende van de grootinquisiteur is een “gedicht in proza”. Het verhaal is een sluitstuk in een
lang gesprek dat beide broers hebben over morele en religieuze kwestiest. Iwan K. drukt er zijn
twijfels en moeilijkheden uit tov de christelijke ethiek. Dit doet hij adhv van waargebeurde
afschuwelijke gebeurtenissen als voorbeeld te geven. De gruwel daden op volwassen zou men
misschien nog kunnen verantwoorden, maar Iwan was vooral getroffen door de gruweldaden
die men op kinderen pleegt. + Iwan weigert zich met vage beloftes over de toekomst te
troosten; de gerechtigheid die de godsdienst belooft, wil hij hier en nu.
Aljosja (broer van Iwan) verwijst op dat moment naar Christus die, omdat hij al het lijden van
de wereld op zich neemt, deze ook van het kwaad en de ellende verlost. Christus heeft de weg
van de verlossing getoond, hij is de redder van de wereld.
RZL
→ Hier komt de ‘legende van de grootinquisiteur’. Dit moest ook een gedicht zijn vol fantasie,
maar dient nu als een poging om te antwoorden op de vraag of Christus inderdaad de
verlossing aan de mensen geleerd heeft, een poging waarin Iwan de advocaat van de duivel zal
spelen.
Verloop verhaal in grote lijnen:
Jezus komt naar de aarde en een hele hoop mensen gaan rond hem staan. De grootinquisiteur komt
langs en stop Jezus in de gevangenis. Dan begint er een monoloog van de grootinquisiteur omdat
Christus stilzwijgend blijft. Voor de grootinquisiteur is de komt van Christus storend. Want hij gelooft
inderdaad dat Jezus het in zich had om de mensen de redding te brengen. De waarheid had hij weten
binnen handbereik te krijgen, maar precies op het cruciale moment heeft hij geweigerd die te grijpen.
→ Hier zegt de grootinquisiteur dat Jezus niet die liefde heeft getoond aan de mens toen hij dat
kon. Jezus had dus de waarheid in handen, maar hij heeft het niet gedaan. Het gaat hier over Mat
4: de verzoeking/verleiding van Jezus in de woestijn. De eerste verzoeking was dat Jezus stenen
moest veranderen in brood. Iwan zegt dat er voor de mens niets onverdraaglijkers geweest is dan
“de vrijheid”. Als Jezus die stenen in brood zou veranderen dan zou de wereld hem volgen. De
grootinquisiteur zegt dat hij de mens niet van hun vrijheid wilde beroven, waardoor hij het voorstel
afwees. Jezus heeft dus “hemels brood” willen brengen, dwz vrijheid voor de mens. Hij heeft de
mens wille bevrijden van elke slaafsheid en hem verheffen tot “de vrijheid van het geweten”. Maar
de grootinquisiteur geeft aan dat de mens niet kan leven in zo’n vrijheid en ankeren om slaaf te zijn
aan het tastbare aardse boord.
Christus weigerde om wonderen te doen, maar voor
de grootinquisiteur had hij dit juist wel moeten doen.
Dan was hij voor de massa de ware leider geweest.
Daarnaast zegt hij ook dat “ze zullen ons bewonderen
en ons voor goden houden omdat wij, door de leiding
over hen op ons te nemen, ons bereid hebben
verklaar hun hun vrijheid te ontnemen en over hen te
heersen – zo afschuwelijk zijn ze het uiteindelijk gaan
vinden om vrij te zijn” +”we gaan ze bedriegen en
moeten liegen dat we dat in Jezus zijn naam doen.” (= potentaten)
Omdat Jezus die vrijheid gaf, verwijt hij dat Jezus hierdoor de mensen eigenlijk niet lief had. Jezus
had te hoge verwachtingen voor de mens, maar de mens kan de inhoud van die verwachtingen niet
aan. Vervolgens heeft de grootinquisiteur eer aan de machthebbers omdat zijn leven in een
universele leugen en dit moeten doen in verraad aan Christus. + ze hebben zich over het zwakke
volg gebogen.
Vervolgens zegt de grootinquisiteur dat hij Jezus gaat verbranden. Nu de grootinquisiteur uitgeraasd
is, verwacht hij dan toch een wederwoord van Jezus. Maar Jezus antwoord niet, hij gaf hem een zachte
kus op zijn bloedloze, negentigjarige mond. Met gevolg dat de grootinquisiteur schrikt en zegt: “ga
geen en kom nooit meer terug”.
→ Hier wou Iwan de onmogelijkheid van het christendom als antwoord op het lijden van de mensheid
wou sugereren.
Een compromis met de duivel zou nochtans redelijk geweest zijn, aangezien de mens zowel
materieel, moreel als sociaal nood blijft hebben aan een hoger gezag om zijn leven in goede