Literatuur
de verzamelde schriftelijke neerslag van een land of van een periode, voor zover het geschriften
betreft die hun waarde ontlenen aan veronderstelde vormschoonheid of emotioneel
effect.[1][2][3] Het gaat dus om geschriften die gewaardeerd worden als kunstwerken, met name
fictie, drama en poëzie.[4] Daarnaast wordt de term gebruikt in de betekenis vanalle geschriften die over een bepaald onderwerp zijn verschenen. Als dat onderwerp de literatuur
zelf betreft, heten de literaire werken primaire literatuur en de vakliteratuur daarover
de secundaire literatuur.
Lectuur verwijst in de strikte zin naar alles wat gelezen kan worden zoals boeken, stripboeken,
pamfletten, internetartikelen en tijdschriften.
Literatuur wordt in het algemeen - samen met bijv. muziek, schilderen en architectuur - tot de
kunst gerekend, maar lectuur niet. De grens tussen wat "literatuur" en wat "lectuur" genoemd
mag worden, is ook niet gemakkelijk te bepalen of eenduidig. Beide zijn in ieder geval bedoeld
om te worden gelezen. Over het algemeen kan verder het volgende gezegd worden:
1. Bij lectuur ligt de nadruk minder op de vorm dan bij literatuur, terwijl de taal bij lectuur
minder diepgaand is, er meer clichés worden gebruikt en er geen sprake is van een
ingewikkeld verhaal met een goed uitgewerkte plot.
2. Lectuur kan meer dan literatuur worden gezien als een "consumptiegoed" dat bedoeld is
om de lezer gedurende korte tijd te vermaken, terwijl literatuur bij uitstek bedoeld is om
bij de lezer een bepaalde indruk achter te laten die ook op de langere termijn beklijft.
3. Bij een werk dat tot de lectuur wordt gerekend ligt de nadruk eerderop de verrichte
handelingen dan op de personen die deze handelingen verrichten, terwijl het bij een
literair werk net andersom is.
4. Een literair werk heeft vaak tot doel de lezer een bepaalde mening voor te houden en/of
bepaalde denkbeelden te ontmaskeren, terwijl het primaire doel van lectuur is de lezer te
doen ontspannen en hem de werkelijkheid even te laten ontvluchten.
5. Werken die tot de literatuur worden gerekend kenmerken zich vaak door een "dubbele
bodem" (meer in het bijzonder is dit kenmerkend voor literatuur uit het postmodernisme).
Iets anders gezegd, het geschrevene heeft een diepere bedoeling.
Het onderscheid literatuur/lectuur blijft echter vrij subjectief per individueel werk. Wat de een als
typische lectuur beschouwt, ziet de ander soms eerder als literatuur. Dit geldt bijv. voor
bepaalde soorten strips.
primaire literatuur
Verzamelnaam voor die categorie bronnen die men tot het scheppend werk, tot de literaire kunst
rekent. Publicaties over het literaire werk als object van onderzoek (monografieën,
tijdschriftartikelen e.d.) noemt men secundaire literatuur.
Soms is het onderscheid tussen primaire en secundaire literatuur arbitrair. Dat kan bijv. het
geval zijn met essays of memoires die door hun vormgeving of afkomst (van een bepaald
auteur) – afhankelijk van het gebruik dat men ervan maakte – óf tot de primaire óf tot de
secundaire literatuur gerekend worden. Men denke bijv. aan de essays van Ter Braak of de
dagboeken van Hans Warren. In de Mededelingen van de Documentatiedienst van het
Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en het Archief en Museum voor het
Vlaamse Cultuurleven, een kaartsysteem van subjectieve persoonsbibliografieën (subjectieve
bibliografie), worden dergelijke geschriften dan ook als primaire literatuur beschouwd.
In de exacte wetenschappen en vervolgens ook in de documentaire wetenschap hanteert men
een andere indeling omdat men daar niet te maken heeft met primaire literatuur in de zin van
literaire kunst (het onderzoeksobject wordt aangeduid als bron). Daar verstaat men onder
primaire literatuur díe publicatie(s) waarin een onderzoeker voor het eerst zijn
onderzoeksresultaten meedeelt.
De literatuurwetenschapper zal bijv. Vondels Gysbreght primaire literatuur noemen; voor de
documentalist is dit de bron. W.A.P. Smits verhandeling over de Gysbreght in zijn monografie
Van Pascha tot Noah noemt de literatuurwetenschapper secundaire literatuur; de documentalist
vindt dit primaire literatuur. De Bibliographie van Vondels werken door J.H.W. Unger hoort voor
de literatuurwetenschapper tot het apparaat; de documentalist noemt dit werk secundaire
literatuur. De documentalist onderscheidt ook nog tertiaire literatuur, waartoe hij het algemene
gedeelte van het apparaat van de neerlandicus rekent.
secundaire literatuur
In de neerlandistiek is het de gewoonte om onderscheid te maken tussen primaire literatuur en
secundaire literatuur. Onder primaire literatuur wordt het scheppend werk verstaan, dat het
object van onderzoek van de neerlandicus is. Alles wat over de primaire literatuur geschreven
wordt, is secundaire literatuur. Daaronder vallen dan monografieën, tijdschriftartikelen e.d. De
hulpmiddelen die men bij het onderzoek van de primaire literatuur nodig heeft, noemt men het
apparaat van de neerlandicus (biografische naslagwerken, bibliografieën e.d.).
Soms is het onderscheid tussen primaire en secundaire literatuur arbitrair. Dat kan bijv. het
geval zijn met essays of memoires die door hun vormgeving of afkomst (van een bepaald
auteur) – afhankelijk van het gebruik dat men ervan maakte – óf tot de primaire óf tot de
secundaire literatuur gerekend worden. Men denke bijv. aan de essays van Ter Braak of de
dagboeken van Hans Warren. In de objectieve bibliografie Bibliografie van de Nederlandse Taal-
en Literatuurwetenschap (BNTL) worden dergelijke geschriften soms als secundaire literatuur
beschouwd.
In de exacte wetenschappen en vervolgens ook in de documentaire wetenschap hanteert men
een andere indeling omdat men daar niet te maken heeft met primaire literatuur in de zin van
literaire kunst (het onderzoeksobject wordt aangeduid als bron). Daar verstaat men onder
secundaire literatuur díe publicaties die een overzicht geven van primaire literatuur in de zin van
eerste publicatie(s) van onderzoeksresultaten. Tot de secundaire literatuur horen dan bijv.
bibliografieën, recensies en overzichtsartikelen. Wat in de neerlandistiek apparaat heet, noemt
men daar tertiaire literatuur.
Pulplectuur werd tussen de jaren ’20 en jaren ’50 gedrukt op slecht en goedkoop
houtpulppapier, en de verhalen gingen doorgaans over ordinaire en sensationele onderwerpen.
‘Astounding Science Fiction’ en ‘Amazing Stories’ van auteur Isaac Asimov zijn voorbeelden van
pulplectuur.De titel van de in 1994 verschenen film ‘Pulp Fiction’ van Quentin Tarantino refereert
ook aan de pulplectuur waarin soms gewelddadig scenes tot in detail werden beschreven.
of triviale literatuur is lectuur die geacht wordt uitsluitend te zijn bedoeld voor
alledaagse consumptie, niet van blijvende waarde te zijn en niet tot de literaire canon te
behoren.
Met fictie (Latijn: fictio, "vorming") wordt een verhaal of gedachtegang aangeduid, die zich
hoofdzakelijk in de fantasie van de auteur of lezer afspeelt.
Dit in tegenstelling tot de die op de feitelijke werkelijkheid berust. De term is ontleend
aan het Franse fiction. Wanneer we de roman fictie noemen, dan bedoelen we hiermee dat de
belangrijkste elementen in de tekst - de verteller, de personages en de gebeurtenissen - fictief
zijn.
Factie is de aanduiding voor verhalen en boeken waarvan de inhoud het midden houdt tussen
verzinsel (factie) en feit (non-fictie). Literaire werkelijkheid en waargebeurde realiteit lopen door
elkaar in dit genre.
proza
Proza is een ander woord voor tekst. Het gaat hierbij om elke vorm van tekst die er te vinden is.
Dit kan zowel literatuur, gedichten, krantenartikels, dagboekfragmenten, en dergelijke zijn.
Poëzie is een genre in de literatuur waarbij tekst in de vorm van een gedicht wordt gebracht.
Poëzie is eigenlijk een genre dat moeilijk af te bakenen is. Het is niet altijd even duidelijk
wanneer iets poëzie genoemd kan worden en wanneer niet. Dit komt mede doordat de literatuur
erg dynamisch is. Er vinden constant veranderingen plaats, waardoor ook tussen verschillende
genres verschuivingen plaatsvinden. Een kenmerk van poëzie is dat je poëzie vaak op
verschillende manieren op kunt vatten. Ook wordt bij poëzie op elk woord gelet, de woordkeuze
is erg belangrijk. Woorden worden niet alleen vanwege de betekenis gekozen, maar ook worden
ze gekozen met het oog op associatie, klank en gevoel. Ook is het voordragen bij poëzie heel
belangrijk. Poëzie wordt vaak geschreven met de voordracht in het achterhoofd. Poëzie moet
goed voor te dragen zijn.
3 hoofdgenres in de literatuur
Het verschil tussen lyriek, dramatiek en epiek
Epiek is een verslag van een gebeurtenis, er gebeurt iets, er is een handeling.
Lyriek is een monoloog, er gebeurt weinig, gevoelens en sfeer worden beschreven.
Dramatiek, er is een dialoog en er gebeurt iets.
deze verschillen worden ook wel genoemd:
Lyriek is altijd subjectief, epiek is vooral objectief.
Lyriek is bondig terwijl epiek uitvoerig kan zijn.
Lyriek is emotioneel, epiek rationeel.
Lyriek is vorm, klank en ritme, epiek heeft dat minder.
Epiek, het verhaal staat centraal, bij de lyriek staat de toestand centraal.
Dramatische Vorme
abel spel
Middelnederlands wereldlijk toneelspel 1410
Klassieke Drama
inhoudelijk gekenmerkt door fatale gebeurtenissen die de hoofdpersoon, de tragische held,
overkomen door het noodlot of die hij over zich afroept door het begaan van een tragische
vergissing of door overmoed, en formeel gekenmerkt door een structuur die in grote lijnen
volgens een vast stramien verloopt (proloog - drie tot vijf bedrijven, vaak gescheiden door een
rei-1 - slotlied).
Klucht
Veelal kort, koddig blijspel dat in de eerste plaats het publiek wil laten lachen. In tegenstelling tot
de komedie kent de klucht meestal geen uitgewerkte karakters, maar veeleer typen. Het
komische effect van de klucht berust vaak op domheden van de hoofdpersoon, visuele grappen
en een snelle actie. De grillige plot is vaak opgebouwd rond een geestige situatie of anekdote. Al
in Griekenland bekend en populair (Aristophanes, ca. 445-ca. 385 v.C.). De Romeinen vonden,
behalve in een eigen kluchttraditie, de zgn. Atellaanse klucht, afkomstig uit het stadje Atella in
Campania. Niet altijd van komedie te scheiden.
Komedie of blijspel
is een theaterstuk, film, televisieprogramma of boek met het doel het publiek te amuseren en de
kijkers aan het lachen te maken. In de tijd van de oude Grieken tot in de renaissance betekende
'komedie' een verhaal dat goed afliep, in tegenstelling tot een tragedie, een verhaal dat slecht
afliep.
Dit wordt bereikt door de situatie, de acties, de relaties tussen personages en de taal te
overdrijven. Hierdoor ontstaan lachwekkende situaties.
Personages zijn meer uitgewerkt dan in klucht
Mirakelspel
Het mirakelspel was een middeleeuwse vorm van toneel die voortkwam uit het liturgisch drama.
De mirakelspelen draaiden vooral om de verbeelding van heiligenlevens. Maria en andere
heiligen speelden daarom een hoofdrol in de ontknoping. Door tussenkomst van deze heiligen
keert het leven van zondaars ten goede. De huizen en straten vormen het decor van de
toneelstukken. Uit overgeleverde teksten blijkt dat er veel gebruikgemaakt werd van theatrale
effecten om bijvoorbeeld aardbevingen en branden zo realistisch mogelijk weer te geven
Moraliteit
Moraliteit is de benaming voor een middeleeuws toneelspel uitgevoerd in de volkstaal.
Kenmerkend voor de moraliteit is het optreden van allegorische personages, die de
verpersoonlijking zijn van (on)deugden, en een didactische strekking, dat wil zeggen met het
doel een morele les te leren.
De moraliteit is niet per se religieus van aard. Het genre kwam voor in Engeland (onder meer
The Castle of Perseverance), Frankrijk en Nederland. Het bekendste voorbeeld is het
Nederlandstalige Elckerlijc, in Engeland bekend onder de titel Everyman.
Mysteriespel
Het mysteriespel is een vorm van middeleeuws toneel. Het behoort tot de vroegste vormen in
Europa.
Het spel ontstond in de kerk uit een vorm van aanschouwelijk onderwijs. Geestelijken
verbeeldden daarbij een gebeurtenis uit de Bijbel via dialoog en beurtzang. Gaandeweg
ontwikkelde dit zich tot een meer uitgebreide voorstelling. De aanduiding 'mysteriespel' ontstond
pas halverwege de 15e eeuw en is mogelijk ontstaan uit een verwarring tussen de Latijnse
begrippen 'ministerium' en 'mysterium'.
Naarmate deze liturgische spelen aan populariteit wonnen, werden volkse elementen
toegevoegd en werd ook de volkstaal gebruikt. Toen ook niet-geestelijken deel gingen nemen,
werden de stukken steeds meer seculier. In de loop van de 13e en 14e eeuw vonden de
opvoeringen steeds vaker plaats buiten de kerk, met name in de vorm van wagenspelen.
Tragedie
is een toneelstuk met een intrige die een ernstige handeling betreft. Vaak leidt dit tot een
noodlottige afloop, maar naast de exitus infelix onderscheidt men ook tragedies met een exitus
felix, een gelukkige afloop. De intrige van een tragedie werkt naar een punt waar de held tot
inzicht komt in zijn falen (de agnitio), waarna een plotselinge en hevige ommekeer van zijn
situatie volgt (de peripetie). Het doel van de tragedie is hierdoor een reinigende invloed uit te
oefenen op de geest van de toeschouwers, de zogenaamde catharsis.
Tragikomedie
Een tragikomedie is een dramavorm die zowel in het theater als in zijn afgeleide, de film, een
vermenging hanteert van tragische en komische verhaalelementen.
Document Outline
Het verschil tussen lyriek, dramatiek en epiek
deze verschillen worden ook wel genoemd:
Voorbeelden
Dat was niet erg slim van je! (Bijvoorbeeld tegen iemand die een vaas uit zijn handen laat vallen; de spreker vindt hem heel dom.)
Voorbeelden
Voorbeelden
Voorbeelden
De Negentigers ca. 1890 - ca. 1910 afstand genomen vh individualisme, sensitivisme en aandacht voor waarneembare werkelijkheid
Meer interesse voor mystiek en occultisme
Expressionisme 1900-1940
Werkelijkheid wordt gedeformeerd (verkeerde vormen en kleuren)
Een gevoel of visie wordt uitgedrukt met allerlei beelden
Symbolisme 1870-1915
Op zoek naar de wereld achter de alledaagse realiteit
Veel gebruikmaken van symbolen bv het kruis (dood,kruisdood,verlossing) maar ook individuele symbolen waarvan betekenis niet meteen duidelijk is
Neoclassicisme
is een literair-historische term die in de Nederlandse literatuur niet zo gebruikelijk is. In het algemeen wordt er een hernieuwde belangstelling voor de aloude klassieke vormen bedoeld.
Neoromantiek rond 1900
Geheimzinnige en fantastische (noodlot is iets bovennatuurlijk en geheimzinnig mens heeft geen vat op)
Romans spelen zich af in het verleden en exotische streken
Typisch romantisch zoals eenzaamheid,zwerflust,verzet tegen de maatschappij
Zetten zich af tegen de tactigers
Keren in hun poezie terug naar een vaste vormentaal
Gedroomd verleden
Terugkeer naar traditie
Neorealisme 1960-heden
Rectie op de gedichten van de Vijftigers
Werkelijkheid is kunst
Geen rangorde kunst of geen kunst
Persoonlijk ervaring kunstenaar niet van belang
Geen beeldspraak
Gedichten die niet in de categorie gedichten vallen maar toch gedichten
Avant-garde en modernisme 1916-1930[bewerken]
Modernisme; Vernieuwing binnen de literatuur zoals in interbellum
Avant garde; jonge kunstenaars die met nieuwe vormen experimenteren
Magisch realisme
een richting in de kunst waarin een poging wordt gedaan de werkelijkheid te verbinden met een andere of hogere werkelijkheid, waardoor hallucinerende beelden of droomeffecten ontstaan.
stijl waarin gewone voorvallen in een overdreven taal worden verteld, terwijl de uitzonderlijkste voorvallen op een alledaagse manier worden beschreven. In het magisch realisme wordt een wezenlijke rol gespeeld door natuur en het bovennatuurlijke, ges...
Nieuwe zakelijkheid
Dichtvorm
Italiaans of petrarcaans sonnet
Engels of shakespeariaans sonnet
Voorbeeld
Voorbeeld[bewerken]
Voorbeeld
Voorbeeld
Voorbeeld
Voorbeelden
Voorbeeld
het was vandaag een hele lange dag (jambische pentameter)
Klankbeeld jambische pentameter
Poëzie
Envoi
Sprekers
Nederlandse invloeden op andere talen
Stamreeks van het Nederlands
Kenmerken
Overzicht van talen binnen de taalfamilie
Oost-Semitische talen
Centraal-Semitische talen
Noordwest-Semitische talen
Arabische talen[bewerken]
Zuid-Semitische talen
Westelijk
Oostelijk
Streektaal als taalkundig begrip
Streektaal als bestuurlijk-juridische term
De volksaardige betekenis
Als subvariëteit
Kenmerken
Persoonlijke voornaamwoorden
Woordgeslacht
Verkleinwoorden
Criteria
Kindertaal
Onderscheid met Oudnederlands
bedoeling
•het doel van een actie, dat wat men wil gaan doen of wil bereiken. •de zin of strekking.
effect
De boodschap
Middelen om te communiceren
setting
Voorbeelden
Syllogisme
Eerste premisse
Logica en taalgebruik
Voorbeeld
inheems woord
Taalniveaus van gebruik[bewerken]
Acceptatie
Herkomst en naam
Dialectismen
Voorbeelden
Voorbeelden
Naargelang van het streefdoel
Naargelang van de methode
Intensiteit
Voorbeelden
Schrijfwijze
De manier waarop samenstellingen worden geschreven verschilt sterk per taal.
Inheems: samenkoppeling
Inheems: samenkoppeling in samenstelling en afleiding
Inheems: bijzondere gevallen
Samenstellende afleiding
melioratief
Voorbeeld
voorbeelden
Voorbeelden
Voorbeeld
Homograaf
Homoniem = homograaf
Suprasegmentele verschillen[bewerken]
Voorbeelden