uitgewerkte examenvragen-lijst pathologie 2

Dit is de lijst van examenvragen, volledig uitgewerkt die meneer Hardy geeft ter voorbereiding van het examen.
Deze vragen zijn volledig uitgewerkt en zijn letterlijke vragen die hij zal stellen op het examen van Pathologie 2.
Van toepassing bij bachelor voeding- en dieetkunde te Odisee Gent.

Preview document (3 van de 16 pagina's)

EXAMENVRAGEN PATHOLOGIE
1. Geef een overzicht van het principe van een röntgenfoto en het gebruik van
contrastmiddelen.
röntgenfoto
contrastmiddelen
=doorlichting
Stralen met een iets grotere energie-inhoud
Vullen van holle ruimte met een stof die stralen
dan zichtbaar licht en ultraviolet gaan dwars
niet doorlaten bv. Bariumsulfaat of
door het lichaam heen, maar kunnen tijdens
gastrografine.
deze doorgang min of meer geremd/
geabsorbeerd worden. (botweefsel) Botweefsel is minder stralendoorlatend dan
Contrastmiddel absorbeert de stralen 
rest van lichaam.
geviseerd orgaan kleurt wit
Fotogevoelige plaat achter patiënt gehouden
Hierdoor kunnen we zien wanneer er iets mis is.
voor enkele milliseconden  stralen gaan door
patiënt. Lucht (in maag of darmen): zwart
dubbelcontrast=constrastlavement + nadien
Bot: wit
met lucht vullen
Organen & weke weefsels: grijstinten
Metalen  laten geen stralen door: wit Zegt geen oorzaak
arteriografie
2. Geef een overzicht van echografie, CT scan en MRI. Noem telkens de voor en nadelen.
Echografie:
CT scan:
MRI:
Geluidsgolven die door het
Röntgenstraler draait
= Magnetishce resonantie
lichaam verplaatsen en
rond patiënt
Alle benaderingen
grensvlakken tussen organen
Via computerprogramma
mogelijk:
terugkaatsen.
stralingsdoorlaatbaarheid
 Arteriografie
 zo organen in beeld
elk punt in lichaam
 3D
brengen
analyseren en
reconstructies
reconstrueren
 Schuine
doorsnede
voordelen:
Voordelen:
Voordeel:
pijnloos en niet-invasief
waarheidsgetrouwe
kwaliteit niet te
geen nevenwerkingen
doorsnede lichaam
vergelijken met echo &
Gebruikt in cardiologie,
waarop pathologie &
CT
inwendige geneeskunde
structuur duidelijk
en gynaecologie
zichtbaar.
Ook 3D reconstructies
maken
nadelen:
nadelen:
Nadeel:
Je ziet er niet alles mee
Stralenbelasting=risico
duur= enkele/provincie
op ontstaan kanker
=lange wachttijden.
EXAMENVRAGEN PATHOLOGIE
3. Geef een overzicht van de meest voorkomende tandproblemen.
 Tandplak (of tandplaque)
o Dun, onzichtbaar laagje
o Zet zich over de dag op het gebitselement af
o Bevat: voedselresten, slijm en bacteriën
zetten suikers en KH uit voeding om tot zuren.
o Verwijderen door poetsen
 Tandsteen (calculus)
o Verschillende lagen tandplak waar tandenborstel niet bij kan
o Met blote oog zichtbaarbruine kleur
o Moeilijk te verwijderen  door tandarts laten doen
 Gaatjes (caries)
o Bacterie gevormde zuren tasten het glazuur aan
o Eerst gaatje in hard glazuur, daarna naar onderliggend dentine (zachtere structuur)
 Onderliggende schade vaak groter dan zichtbaar gaatje
4. Geef een overzicht van de behandelingsmogelijkheden bij gastro-oesofagale reflux.
 Mechanische maatregelen
 Vermijden knellende kledij
 Niet bukken maar door knieën gaan
 Hoofdeinde bed hoger zetten
 Life-style measures
 Bij obesitas: vermageren
 Niet roken
 grote maaltijden Vermijden
 Niet te laat avondeten
 Voedingsstoffen vermijden die:
 Zuur bevat
 Zuurproductie induceren
 LES ontspannen=alcohol, chocolade, koffie, thee, citrusvruchten, look, …
 Medicamenteuze maatregelen
 Antacida=buffers  (in staat om ph constant te houden bij toev. Van zuur)
zwak zuur+zout van geconjugeerd base of omgekeerd
 Prokinetica: enkel helpen als op voorhand maagledigingsprobleem was
 Zuursecretieremmers: H2-blokkers(histamine) of PPI’s (proton pomp inhibitoren)
zijn nuttig, maar zullen ziekte zelf niet genezen.
 bij stopzetten medicatie: klachten snel terug
 Heelkunde
 Klachten blijven terugkomen  chirugische interventie; laparoscopische nissen
fundoplicatie
EXAMENVRAGEN PATHOLOGIE
5. Bespreek Helicobacter Pylori. (Behoort tot maagziekten)
=type B gastritis.
 Eigenschappen:
 G- bacterie= Beweeglijk en bezit zweepdraden aan 1 uiteinde
 Komt voor in slijmlaag maag
o Onder epitheel-> infiltraat plasmacellen en granulocyten = ontsteking
slijmcelwerking gaat achteruit en slijmlaag verzwakt = inwerking zuur
 Is wijd verspreid: ¼ kan ermee geïnfecteerd worden
 Symptomen (zelfde klassieke gastritis)=dyspepsie en epigastrische pijn (mildere
vorm)  weinig pers. consulteren dokter.
 Hoe overleeft H. Pylori?
 Kan urease(enzyme) aanmaken  splitst ammoniak & CO2 ->Gedragen zich als
basen in zuur maagmilieu.
 Ontw. rond zich een zone van neutralere pH en kan daardoor langdurig in
maagslijmvlies overleven.
 Diagnose: endoscopie met biopsiename (met M.O. bact. Waarnemen)
 Behandeling= uitroeiing: enkele weken antibiotica gecombineerd met zuurremmers
 Langdurige infectie van maagslijmvlies kan leiden tot maagulcera en maagcarcinoma.
6. Geef een overzicht van het maag- en duodenumulcus.
 Maagulcus/zweer: Mucosa=langdurig aan zuur blootgesteld, ontstaan onderbreking  soort
wonde
 Erosie: onderbreking niet dieper dan muscularis mucosae
o Dikwijls in kader van gastritis en geneest snel.
 Ulcus: onderbreking dieper dan muscularis mucosae = in submucosae bevat BV en
zenuwen=symptomen
 kan eerste teken zijn van maagtumor.
 Maag- en duodenumulcus: gelijkaardig verloop qua fysiopathologie, behandeling
Maagulcus in meestal t.h.v. kleine curvatuur(=curva minor)
 Factoren ontstaan maag- en duodenumulcus = inwerking zuur  niet enige factor.
 Ook Mate van weerstand beschermende slijmlaag: Barrière door
meerdere factoren verzwakt.
 In duodenumulcus: uitlokkende factor = H. pylori
 Bij maagulcus is oorzaak meerderheid van gevallen. (80%) = H. pylori
 wanneer niet: (20%) verband met NSAID gebruik of (10%) overmatig roken,
ook Jachtig leven; onregelmatige maaltijden, stress, roken & alcohol
consumeren niet bevordelijk voor maagslijmvlies.
o NSAID=ontstekingsremmers  remt synthese prostaglandines =
rechtstreeks effect op slijmbarrière (verlaagde slijmprod.)
o RokenNicotine=cholinergeagonist(zoals Cafeïne)past op acetylcholine
receptor van pariëtale cel= verhoogde HCL prod.
 Symptomen
 Dyspepsie
 Epigastrische pijn (’s nachts)
 Reflux
 Zelfde gastritis

Document Outline

1. Geef een overzicht van het principe van een röntgenfoto en het gebruik van contrastmiddelen.

2. Geef een overzicht van echografie, CT scan en MRI. Noem telkens de voor en nadelen.

3. Geef een overzicht van de meest voorkomende tandproblemen.

4. Geef een overzicht van de behandelingsmogelijkheden bij gastro-oesofagale reflux.

5. Bespreek Helicobacter Pylori. (Behoort tot maagziekten)

6. Geef een overzicht van het maag- en duodenumulcus.

7. Bespreek de tumoren van maag en slokdarm.

8. Casuistiek cholesterolproblematiek.

9. Geef een overzicht van de ziektes van galblaas en galwegen.

10. Geef een overzicht van de ziektes van de pancreas en mucoviscidose.

11. Casuistiek leverfunctiestoornissen.

12. Portale hypertensie: leg uit en beschrijf hoe de complicaties ontstaan.

13. Maak een vergelijkend overzicht van de mogelijke types van virale hepatitis.

14. Bespreek toxische hepatitis.

15. Vergelijk peritonitis en ileus..

16. Bespreek appendicitis.

17. Welke oorzaken en pathologieën kunnen aanleiding geven tot volvulus en invaginatie.

18. Welke problemen kunnen ontstaan bij de vertering en absorptie van vetten?

19. Vergelijk lactose intolerantie met de andere mogelijke problemen in de koolhydraatvertering.

20. Vergelijk coeliakie met de mogelijke problemen in de koolhydraatvertering.

21. Colitis ulcerosa: maak een vergelijkend overzicht met andere inflammatory bowel disease(s) OF Ziekte van Crohn: maak een vergelijkend overzicht met andere I.B.D.

22. Geef een overzicht van diverticulose en diverticulitis.

23. Obstipatie: maak een overzicht van de gelijkenissen en verschillen met het prikkelbaar darmsyndroom. Of Prikkelbaar darmsyndroom: maak een overzicht van de gelijkenissen en verschillen met obstipatie.