<b>Capita Selecta: Kinderen en Jongeren </b><br/><i>Lesbeurt 2 </i><br/><i>Eetpathologie </i><br/>Inhoudsopgave <br/> <br/> <br/> <br/> <br/> <br/> <br/>1.2.1 <br/>Pica ................................................................................................................................................ 10 <br/>1.2.2 <br/>Ruminatiestoornis ......................................................................................................................... 10 <br/>1.2.3 <br/>Vermijdende of restrictieve voedselinnamestoornis .................................................................... 11 <br/> <br/> <br/>1.3.1 <br/>Organisch en intra persoonlijk niveau ........................................................................................... 12 <br/>1.3.2 <br/>Interpersoonlijk niveau ................................................................................................................. 13 <br/>1.3.3 <br/>Hogere orde niveau ....................................................................................................................... 13 <br/> <br/> <br/> <br/> <br/>2.1.1 <br/>Diagnostische criteria: DSM-5 ....................................................................................................... 15 <br/>2.1.2 <br/>Twee subtypes............................................................................................................................... 15 <br/>2.1.3 <br/>Prevalentie .................................................................................................................................... 17 <br/>2.1.4 <br/>Prognose........................................................................................................................................ 17 <br/> <br/> <br/>2.2.1 <br/>diagnostische criteria: DSM-5 ....................................................................................................... 18 <br/>2.2.2 <br/>Lichamelijke en psychosociale symptomen .................................................................................. 19 <br/>2.2.3 <br/>Prevalentie en prognose ............................................................................................................... 19 <br/> <br/> <br/>2.3.1 <br/>Diagnostische criteria: DMS-5 ....................................................................................................... 20 <br/>2.3.2 <br/>Prevalentie en geassocieerde kenmerken .................................................................................... 20 <br/> <br/> <br/> <br/> <br/>Leerdoelen les 2 <br/>- Aan het einde van de les kan de student de diagnostische criteria en bijkomende <br/>symptomen van eet- en voedingsproblemen/stoornissen bij kinderen en jongeren <br/>actief herkennen en benoemen in een casus en kan/hij zij hypotheses stellen over <br/>specifieke eetproblemen, door het herkennen van de symptomen. <br/>- Aan het einde van de les kent de student de normale ontwikkeling van eetgedrag <br/>en de overgang naar ‘problemen’ en kan hij/zij dit uitleggen. <br/>- Aan het einde van de les kent de student de aanbevolen interventies voor (een <br/>mildere mate van) selectief eten en kan hij/zij dit uitleggen. <br/>- Aan het einde van de les kent de student de risicofactoren voor eet- en <br/>voedingsproblemen (kinderen en adolescenten) en kan hij/zij deze uitleggen en <br/>actief herkennen en benoemen in een casus. De student kent ook het verschil <br/>tussen symptomen en risicofactoren. <br/>Stelling: eetstoornissen zijn een probleem van adolescenten <br/>- Terminologie: niet eenduidig <br/>o <6 jaar: voedingsstoornis/probleem <br/> Omdat de kinderen op dat moment motorisch nog geholpen worden <br/>door ouders. <br/> Continuüm <br/> <b>Een stoornis</b> = het lijden, een gestoord functioneren <br/> <b>Een probleem</b> = klachten zijn aanwezig, maar niet dusdanig <br/>ernstig <br/>o >6 jaar: eetstoornis/probleem <br/> Hier is het kind motorisch zelf instaat om met eten aan de slag te <br/>gaan. <br/>- Ook in de vroege kindertijd kunnen voedings -en eetproblemen voorkomen (cf. <br/>Bruyant-Waugh et al., 2010; Rigter, 2014) <br/>o 6% van de kinderen tussen 6-36 maanden ernstig probleem/stoornis <br/>o 24-45% tussen 24-36 maanden ‘moeilijk eetgedrag’, tot 80% van de <br/>kinderen met een ontwikkelingsachterstand <br/> Cijfers niet te kennen, het is een illustratie van het feit dat het wel <br/>degelijk veel voorkomt. <br/>- Eetstoornissen ontstaan meestal tijdens adolescentie of jong-volwassenheid. <br/>Waarom? <br/>o Dat komt omdat de typische eetstoornissen (anorexia nervosa, boulemia, <br/>…) effectief vaker voorkomen binnen de adolescentie. Waarom? <br/> <b>1. Gewichtstoename bij de eerste groeispurt </b><br/> Focus op het lichaam <br/> Vlak voor de groeispurt, begint het lichaam te veranderen. Je <br/>krijgt een gewichtstoename voor en tijdens die groeispurt. <br/>(Borstontwikkeling, vetophoping) Voor sommige meisjes is <br/>dat best confronterend om te zien dat het lichaam aan het <br/>veranderen is. Voor die meisjes is het dan een risicofactor <br/>omdat de focus meer op het lichaam komt te liggen. <br/> <b>2. De eerste menstruatie </b><br/> Focus op het lichaam <br/> Ook in die periode, geeft het voor meisjes een ongenoegen <br/>over het lichaam, omdat ze volwassen aan het worden zijn en <br/>vandaar is het ook een risicofactor om de focus op het lichaam <br/>te gaan leggen. <br/> <b>3. Angst die komt met toename zelfstandigheid </b><br/> We zien ook in de adolescentie dat jongeren meer autonomie <br/>beginnen te krijgen. (Ze mogen alleen naar huis gaan zonder <br/>ouders, ze mogen afspreken met vrienden zonder ouders, …). <br/>Er komen dus bepaalde vrijheden, maar voor sommige <br/>meisjes geeft dat ook een soort druk, een soort angst om <br/>volwassen te worden. Angst om als het ware zelf de controle <br/>in handen te nemen. Die angst voor volwassenheid zien we <br/>ook als een risicofactor. <br/> <b>4. Invloeden van externe dat centraal staat </b><br/> Tijdens de adolescentie is er ook risico op externe invloeden. <br/>Bij de kindertijd zien we dat de ouders de eerste bron zijn <br/>waartoe de kinderen zich richten, maar bij het opgroeien <br/>verruimt dat. Vrienden komen erbij en media vervult ook een <br/>grote plaats in de adolescentie. We zien dan dat jongeren <br/>vatbaarder zijn voor wat ze via sociale media en via vrienden <br/>binnenkrijgen. Wanneer hun zelfbeeld zich aan het <br/>ontwikkelen is, tijdens die adolescentie, kan dat een negatief <br/>effect hebben op dat zelfbeeld als de jongeren daar een ideaal <br/>(ideaalbeeld van slank zijn, …) van voorop gaan stellen. Er <br/>komt dus ook druk te liggen op hen en dat kan dus ook een <br/>risicofactor zijn. <br/>o (<b>Imaginair publiek</b>= het gevoel hebben dat anderen <br/>jou continu in de gaten houden, = typisch uitingsvorm <br/>van egocentrisme tijdens de adolescentie, = wat we <br/>bedoelen met de gevoeligheid voor die externe <br/>invloeden) <br/>1. Eetproblemen vanaf de kindertijd <br/>1.1 <br/>Normale ontwikkeling eetgedrag <br/>- Net als slapen zijn eetrituelen en eetritmen een van de eerste ontwikkelingsopgaven <br/>- Eerste levensjaar enorme gewichtssprong (verdubbeling op 6 maanden, <br/>verdrievoudigd op 1 jaar) <br/>- Leren overgaan van één voedingsbron met constante kenmerken naar groot aantal <br/>voedingsbronnen met uiteenlopende kenmerken (smaken, texturen, … gaan <br/>variëren) <br/>- Kind verwerft steeds meer controle over voedselinname en komt in nieuwe sociale <br/>eetsituaties. <br/>o Motorisch: leren eten met mes en vork, … <br/>o Nieuwe eetsituaties: op restaurant gaan eten, … <br/>3 fasen in normale ontwikkeling eetgedrag <br/>Eerste fase: <b>Zoog -en zuigfase </b><br/>- Gemiddeld 0-6 maanden <br/>- Borstvoeding of flesvoeding <br/>o Enige voedingsbron van de baby. <br/>- Baby’s kunnen direct melk drinken door aangeboren reflexen <br/>o Zuigreflex <br/> Als je je vinger in de mond van een kind steekt, dan gaat die <br/>automatisch zuigen. <br/>o Slikreflex <br/> Als de baby melk in de mond heeft, gaat die automatisch slikken <br/>o Zoekreflex <br/> Als je met de hand streelt aan de wang van de baby, dan gaat die <br/>het hoofdje draaien. <br/>o Wurgreflex <br/> De baby kan zich nog niet verslikken, omdat de holte toegaat. <br/>o Bij de <i>mama’s</i> is er ook nog de toeschietreflex <br/> = de melk die zich klaar stuwt om bij de baby te geraken. De borsten <br/>gaan eigenlijk voller geraken, wanneer een baby huilt. <br/> (Als een andere baby huilt, kan je ook die toeschietreflex hebben.) <br/>Tweede fase: <b>Overgangsfase </b><br/>- - 5 tot 12 maanden <br/>- Kind krijgt nog borst -of flesvoeding en kan nu kennismaken met ander voedsel <br/>(halfvast) door ontwikkeling spijsvertering. <br/>o Omdat groentepap zure smaken en bittere smaken bevat, is het beter om <br/>daarmee te beginnen. Dan leert het kind al meteen de verschillende smaken. <br/>- Voedingsreflexen verdwijnen en worden ‘gestuurd’ gedrag <br/>o Leren lippen, mond tong en keel gebruiken <br/>o Leren happen, kauwen en slikken <br/>- Door verdwijnen wurgreflex nu verslikken mogelijk <br/>Derde fase: <b>Mee-eten wat de pot schaft </b><br/>- Begin tussen eerste en tweede levensjaar <br/>- Wennen aan nieuw voedsel (3-6 jaar!) <br/>o Kinderen worden in deze periode best veel blootgesteld aan verschillende <br/>smaken, texturen, … <br/>o We hebben in de vorige les gesproken over bepaalde gevoelige perioden om <br/>probleemgedrag te ontwikkelen. Voor eetgedrag is het zo dat je tussen 3 <br/>jaar en de 6 jaar best echt wel varieert, want als dat niet gebeurt, dan is dat <br/>echt een risicofactor om ook op een iets latere leeftijd selectiever te gaan <br/>zijn in je eetgedrag. <br/>o Ze mogen hier zelf hun hoeveelheden wel kiezen, maar het belangrijkste is <br/>dat ze gaan wennen aan verschillende voedingsstijlen. <br/>- Verder ontwikkelen voedselvoorkeuren (zoet andere smaken) <br/>o Dat kan nog een tijd doorlopen, bv. Niet lusten van olijven, maar wanneer <br/>je ouder wordt, ga je dat wel lusten. <br/>- Ontwikkelen van vaardigheden om zelf te eten en drinken <br/>Uitingsvormen evolutie normaal eetgedrag <br/>- <b>Voedsel(neo)fobie</b>: evolutionair mechanisme <br/>o = schrik kunnen hebben van nieuw voedsel. <br/>o Start tijdens periode van scheidingsangst en motorische evolutie, piek rond <br/>2 jaar <br/> Evolutionair slim want in dat tweede levensjaar gaan kinderen <br/>motorisch veel mobieler worden. Ze kunnen stappen, dus ze kunnen <br/>zich veel verder van de ouders begeven en de natuur heeft daar iets <br/>op gevonden. Kinderen gaan zich verder verwijderen van de ouders, <br/>maar tegelijkertijd gaan kinderen die nieuw voedsel zien niet meteen <br/>in hun mondje steken, en dat is slim, want dat gaat ook maken dat <br/>ze minder geneigd zijn om giftige bessen, paddelstoelen, … in hun <br/>mondje te steken. <br/>o Koppigheidsfase <br/> = kinderen leren dat eten een domein is waarin zij macht kunnen <br/>tonen en daar iets over te zeggen. <br/>o Wanneer ouders hier vragen bij stellen is er maar 1 boodschap: blijven <br/>aanbieden van verschillende soorten eten, want deze fase gaat ook gewoon <br/>weer over. <br/>- <b>Picky eating (= variant van voedselneofobie) </b><br/>o Wanneer het langer blijft duren, dan gaan kinderen selectiever eten.<b> </b><br/>o Weinig gevarieerd eten <br/> Dezelfde smaak gaan opzoeken <br/>o Traag, te kleine hoeveelheden <br/>o ‘Uitpluizen’ <br/> Het eten uitsmeren in het bord, maar eigenlijk niet echt eten. <br/>o 2-11 jarigen: 22% picky eaters (Mascola et al., 2010) <br/> Komt toch wel vaak voor <br/> Evenveel meisjes als jongens <br/>Ook hier is de boodschap voor ouders doorzetten, want dit is nog geen stoornis. <br/>- Het komt vaak voor en wordt als lastig ervaren door de ouders. Wanneer de ouders <br/>op zo’n moment er verkeerd mee omgaan, dus bijvoorbeeld door vroeger van tafel <br/>te laten gaan, dessertje te eten, dan ga je mogelijks iets creëren dat meer naar de <br/>probleemkant kan neigen. <br/>o Kinderen worden geconditioneerd dat ze niet moeten eten wat er wordt <br/>aangeboden en dat ze toch wel krijgen wat ze willen. <br/> Dan ga je langere tijd in die fase van ‘picky eating’ blijven zitten. <br/>Aanpak?... kennis voor HV en ouders (psycho <br/>educatie + tips aanpak) <br/>- Kleuters <br/>o Kleuters hebben sterk variërende eetlust naargelang activiteiten en <br/>gemoedstoestand <br/>o ¼ tot ½ van de kinderen ervaren (tijdelijk) voedingsproblemen <br/>o Kinderen (3-6 jaar) eten meestal in overeenstemming met wat lichaam <br/>nodig heeft (zelfregulatie) <br/> Ouders denken soms dat een kind te weinig eet, maar het lichaam <br/>van een kind leert zichzelf aan welke hoeveelheid juist is, en het kan <br/>goed zijn dat ouders het gevoel hebben dat een kind weinig eet, maar <br/>eigenlijk eet het voldoende voor wat dat lichaam nodig heeft. <br/> Ouder bepaalt wat en wanneer, kind bepaalt hoeveel! <br/> Aanpak? Selectief eten, tips (onderzoek) <br/> <b>Repeated exposure</b>: herhaaldelijk (speels) laten proeven <br/>(10x-regel) <br/>o Je kan pas weten of een kind iets lust of niet lust, als <br/>dat kind het minimaal 10 keer heeft geprobeerd. Het <br/>is pas door herhaaldelijk aan te bieden, dat die <br/>smaakpercepties gaan veranderen. <br/> <b>Sociaal aanmoedigen</b> en/of (non-food) belonen kan <br/>versterkend werken om te proeven <br/>o Belonen op een non-food manier, daarmee wordt <br/>bedoeld dat je best sociaal aanmoedigt (“flink <br/>gedaan”, …) , dat gaat ook sterker werken! <br/> NIET belonen met ‘dessertje als…’ <br/>o Effect: kinderen gaan de associatie leren van dit is <br/>waarschijnlijk vies, want dat moet ik opeten en straks <br/>komt hetgeen dat wel lekker is: de beloning <br/> Dit kan contraproductief werken. <br/> Belang van (vroeg) variatie in aanbod! <br/> Mee-eten uit ‘gezinspot’ (niet apart mixen, malen, ander eten <br/>aanbieden) <br/>o Doordat je apart gaat koken voor elk kind, ga je terug <br/>dat selectief eten bevorderen. <br/>o Ook niet mixen, vanaf wanneer de kinderen de textuur <br/>aankunnen, moet je ze die textuur ook geven. <br/> Zelf voordoen <b>modelling </b><br/>o Als je zelf een selectieve eter bent, moet je daarvan <br/>bewust zijn, omdat je eigenlijk model staat voor het <br/>kind. Dus als je zelf gevarieerd eet, dan leer je je <br/>kinderen aan dat ze dat ook moeten doen. <br/> Generaliseer niet voor elk gerecht apart <br/>o Stel een kind lust wel dunne slierten spaghetti en gaat <br/>ineens weigerachtig staan tegenover dikke slierten. Bij <br/>kinderen gaat het niet enkel over de smaak, maar het <br/>gaat ook over het leren verkennen van nieuwe <br/>texturen. Het voelt anders aan in de mond, dus je moet <br/>niet enkel smaken gaan variëren, maar ook in vormen <br/>van eten. <br/> Niet dwingen (op langere termijn bekijken) + consequent <br/>volhouden <br/>o Een kind gaat leren dat eten iets dwingend is, dat het <br/>geen fijne situatie is. <br/> Eetsituatie aantrekkelijk maken <br/>o Bv. Het kind betrekken bij het maken van het eten, … <br/> Best samen eten aan tafel, op vaste momenten, zonder ‘spel’, <br/>TV,… <br/>o Dit heeft ook te maken met het leren luisteren naar <br/>interne cues van het lichaam. Als je ondertussen <br/>afgeleid bent, dan ga je minder letten op heb ik nu <br/>eigenlijk genoeg of niet. Veel mensen gaan meer eten <br/>als de tv aanstaat. <br/> Mindful eten <br/>o Sluit hierbij aan, het is de bedoeling dat je luister naar <br/>je lichaam als je eet, en niet bent afgeleid. <br/> Kleinere portie op groot bord <br/>o Truc: Je neemt een groot bord en je legt daar dezelfde <br/>portie op als dat je op een klein bord zou leggen. We <br/>zien vaak dat als je een groot bord gebruikt, kinderen <br/>daar meer van gaan eten, dan wanneer het op een <br/>klein bord ligt. Omdat dit dus visueel eigenlijk een <br/>optisch bedrog is. <br/>- Lagereschoolkinderen <br/>o Eten ook uit ‘goesting’, niet enkel ‘honger’ <br/> Bv. Mag ik een koek hebben, niet omdat ze honger hebben, maar <br/>omdat ze daar goesting in hebben. <br/>o Eten sneller en meer <br/> Het kan zelfs zijn dat ze op dat moment meer eten dan jijzelf. <br/>o Kauwen minder <br/>o ‘<b>Food jags’</b> <br/> = de voorkeur hebben voor een welbepaald voedingsmiddel, <br/>gedurende een bepaalde periode, en dan is dat voorbij en wordt de <br/>focus gelegd op een andere voedingsstof <br/> Bv. Heel de tijd kaas willen eten <br/>o Zouden moeten kunnen eten met mes en vork <br/>- Puberteit <br/>o Groeispurt in puberteit grote porties en ‘experimenteren’ (voorkeuren, <br/>meer ’s avonds eten, (éénweeks)vegetariërs, onregelmatiger, …) <br/> Belangrijk voor een gezin om daar de systematiek in de houden om <br/>gezonde eetgewoonten, … te behouden. <br/>1.2 <br/>Eet -en voedingsproblemen vanaf de kindertijd <br/>- Binnen DSM-5 (APA, 2013) worden 7 diagnostische labels onderscheiden binnen de <br/>categorie ‘Voedings- en eetstoornissen’ <br/>- 3 daarvan stonden binnen DSM-IV-TR (APA, 2001) onder de categorie ‘Voedings- <br/>en eetstoornissen op zuigelingenleeftijd of vroege kinderleeftijd’ <br/>1. Pica <br/>2. Ruminatiestoornis <br/>3. Voedingsstoornissen op zuigelingenleeftijd of vroege kinderleeftijd <br/>Vermijdende of restrictieve voedselinnamestoornis (DSM-5) <br/>1.2.1 <br/>Pica <br/>= Eten van substanties die niet voor consumptie geschikt zijn (minstens 1 maand). Dit <br/>gedrag is niet passend bij het ontwikkelingsniveau van het kind; noch deel van culturele <br/>gewoonten (bv. In sommige culturen is het gangbaar om iets te eten, dat in andere <br/>culturen niet wordt gegeten, sprinkhanen of spinnen, …) => Dus bijvoorbeeld: zand, <br/>papier, …. <br/>- Vaak voorkeur voor 1 bepaald item <br/>- Betreft geen inname gerelateerd aan de normale gewoonte van jonge kinderen om <br/>objecten in hun mond te stoppen en eraan te zuigen (tot 2 jaar) <br/>- Soms pas gediagnosticeerd in volwassenheid <br/>- Meeste comorbiditeit met ASS, verstandelijke beperking, OCD, trichotillomanie <br/>o Het laatste betreft het obsessief plukken van haar. <br/>- Zeldzaam bij normaal begaafde kinderen <br/>- Vaker bij jongens <br/>1.2.2 <br/>Ruminatiestoornis <br/>= Herhaaldelijk en vrijwillig doorgeslikt of deels verteerd voedsel oprispen, herkauwen en <br/>weer doorslikken of uitspuwen (minstens 1 maand), niet toe te schrijven aan medische <br/>condities (bv. Reflux) <br/>- Moet frequent voorkomen (min. Verschillende keren per week dagelijks) <br/>- Vaker bij verstandelijk beperkte kinderen <br/>- Vaker bij jongens <br/>- Zeldzaam <br/>- Soms comorbiditeit met depressie, OCD, ASS, verstandelijke beperking <br/>- Kan ook bij volwassenen voorkomen <br/>o Hier wordt het ‘chewing and spitting’ genoemd. <br/>Deze casus ter overgang naar de derde soort; <br/>Sofie (15 jaar) wordt aangemeld op het ambulant centrum Kind & Adolescent. Ze eet <br/>enkel droog brood en potjes babyvoeding (Olvarit). Ze is klein en mager voor haar <br/>leeftijd (P3) en heeft enkele voedingstekorten (ijzer, vitamine A). Zelf geeft ze aan te <br/>moeten overgeven wanneer ze iets anders eet. Ze krijgt het niet binnen. Ze vindt het <br/>probleem steeds vervelender worden, omdat ze nooit met vriendinnen iets kan gaan <br/>eten. Ze schaamt zich en is gemotiveerd om haar eetprobleem aan te pakken. <br/> Sofie valt volgens de DSM onder de vermijdende of restrictieve voedselinnamestoornis. <br/>10 <br/><h1>Document Outline</h1><li>1. Eetproblemen vanaf de kindertijd<li>1.1 Normale ontwikkeling eetgedrag</li><li>1.2 Eet -en voedingsproblemen vanaf de kindertijd<li>1.2.1 Pica</li><li>1.2.2 Ruminatiestoornis</li><li>1.2.3 Vermijdende of restrictieve voedselinnamestoornis<li>1.2.3.1 Selectief eten</li><li>1.2.3.2 Functionele dysfagie</li><li>1.2.3.3 Geen belangstelling voor voedsel</li><li>1.3 Risicofactoren voor eet -en voedingsproblemen bij kinderen<li>1.3.1 Organisch en intra persoonlijk niveau</li><li>1.3.2 Interpersoonlijk niveau</li><li>1.3.3 Hogere orde niveau</li><li>2. Eetstoornissen vanaf de (jong-)adolescentie<li>2.1 Anorexia Nervosa<li>2.1.1 Diagnostische criteria: DSM-5</li><li>2.1.2 Twee subtypes</li><li>2.1.3 Prevalentie</li><li>2.1.4 Prognose</li><li>2.2 Boulimia Nervosa<li>2.2.1 diagnostische criteria: DSM-5</li><li>2.2.2 Lichamelijke en psychosociale symptomen</li><li>2.2.3 Prevalentie en prognose</li><li>2.3 Binge-eating disorder<li>2.3.1 Diagnostische criteria: DMS-5</li><li>2.3.2 Prevalentie en geassocieerde kenmerken</li><li>2.4 Andere gespecificeerde eetstoornis</li><li>2.5 Signalen eetstoornissen</li>