1.De staat België
1.1 Wat is een staat?
Om van een staat te kunnen spreken, moeten 3 elementen aanwezig zijn:
Bevolking
Grondgebied
Soeverein en georganiseerd gezag
De erkenning door andere bestaande staten
o Enkel in het kader van het volkenrecht
1. De bevolking
Dit zijn de mensen die door de staat politiek-juridisch gegroepeerd worden, de onderdanen of burgers van een
staat.
Een volk/natie
Een groep mensen die een gemeenschappelijke taal, cultuur, afstamming en/of
geschiedenis delen. Men spreekt in deze gevallen van een natiestaat
2. Grondgebied
= Is het geografische gebied waar een staat zijn gezag kan uitoefenen. Wordt ook een
territorium genoemd
3. Gezag
= Is de mogelijkheid om de regels op te leggen, om macht uit te oefenen om
dwangmiddelen (politie, gerecht, leger) in te zetten.
Dit gezag MOET soeverein en georganiseerd zijn.
Soeverein
Het staatsgezag vormt het hoogste gezag, het moet een gezag zijn dat van
geen enkel gezag afhankelijk is.
Georganiseerd Dat wil zeggen door middel van stabiele instellingen
Het staatsgezag wordt opgedeeld in 3 staatsmachten
De wetgevende macht
De macht om algemeen geldende en bindende regels uit te vaardigen
De uitvoerende macht
De macht om die regels uit te voeren
De rechterlijke macht
De macht om bindende beslissingen te nemen ingeval er geschil en
ontstaan over de concrete toepassing van die regels.
De wijze waarop deze machten via allerlei instellingen worden uitgeoefend, staat omschreven
in de grondwet van een staat !!!
1.2 Soorten Staten 1.2.1 De unitaire of eenheidsstaat De staat waarin het gezag, de soevereiniteit uitgaat van 1 centraal niveau. Een zuivere eenheidsstaat
komt weinig voor in de praktijk.
Het unitaire karakter wordt afgezwakt door vormen van:
Deconcentratie
Hier tracht men snel er en efficiënter te werken door de staatstaak te spreiden en te laten
uitvoeren op een lokaal niveau. Het centraal bestuursniveau kan nog steeds
bevelen geven en ambtenaren moeten nog steeds de nationale richtlijnen volgen.
Bv: belastingcontroles.
Decentralisatie Hierdoor worden door de centrale overheid bevoegdheden toegewezen aan territoriaal of
functioneel omschreven autonome organen. Toch blijven zij ook onderworpen aan een vorm
van toezicht., een bestuurlijk of administratief toezicht.
Twee vormen van decentralisatie
Territoriale decentralisatie
De autonomie van het ondergeschikt bestuur in algemene termen
omschreven, maar wel territoriaal beperkt. Vb : gemeente en provincie besturen
Functionele of
Hier wordt de autonomie inhoudelijk of functioneel omschreven maar
dienstgewijze
is deze territoriaal beperkt.
decentralisatie
Vb : de openbare instellingen als de RSZ of autonome overheidsbedrijven,
zoals de NMBS.
1.2.2 Federale of bondsstaat
Hier wordt de soevereiniteit binnen eenzelfde staat verdeeld tussen een centraal gezag en de deelstaten van die
staat.
De deelstaten
Beschikken over een ruime autonomie
Ze kunnen binnen hun eigen bevoegdheidsdomein 3 staatsmachten uitoefenen
De wetgevende, uitvoeren en rechterlijke macht
Zo doen ze een eigen rechtsordening ontstaan
Ze beschikken ook over een eigen grondwet en beslissen mee over de federale staatsordening.
Federaties
Afzonderlijke staten beslissen samen te gaan werken binnen een groter verband, de federatie, en dragen daartoe
een stuk van hun soevereiniteit over aan een nieuw op te richten centraal gezagsniveau.
1.2.3 Confederatie of statenbond
Hier komen staten bij verdrag overeen om een aantal materies gemeenschappelijk te regelen via
een beraadslagend orgaan.
Elke staat behoudt evenwel zijn soevereiniteit
De confederatie is meestal een tussenstap in de evolutie naar een federatie
1.3
België en de grondwet
1.3.1 Ontstaan van de staat België
4 oktober 1830
Een voorlopige regering “het Voorlopig Bewind” roept, de
onafhankelijkheid uit van de staat België en beslist om een parlement te
laten verkiezen dat een grondwet moet opstellen.
10 november
Eerste Belgische parlement wordt geïnstal eerd “het Nationaal
1830
Congres”.
7 februari 1831
Belgische grondwet afgekondigd
21 juli 1831
Legt Leopold van Saxen Coburg Gotha als Leopold I de
grondwettelijke eed af als eerste koning der Belgen.
Het België van 1831
Een unitaire staat met een beperkte decentralisatie via de provincies en gemeenten.
o 2 volkeren
De Vlamingen in het noorden
De Walen in het zuiden
o Scheidingsverdragen 1839
Verlies van nederlands limburg en groot hertogdom luxemburg
o Na WO I
De Oostkantons mogen annexeren : België kent van dan af ook
Duitstalige onderdanen.
1.3.2 De grondwet
Is de belangrijkste en meest fundamentele rechtsnorm van een staat. Het legt de
hoofdlijnen van de staatsstructuur vast. Ze bepaalt de basisspelregels voor het bestuur van
een land. Ze constitueert het juridisch fundament van de staat
Taken grondwet
Bepalen welke de staatsvorm is
Door welke instellingen de staat bestuurd zal worden
Hoe deze instellingen samengesteld moeten worden
En welke hun bevoegdheden zijn
Hoe de burgers zicht tot deze overheidsinstellingen verhouden
In liberale democratieën somt de grondwet ook een aantal fundamentele rechten en
vrijheden op waarover de burger beschikt en die ook door de staat, de overheidsinstellingen
gerespecteerd moeten worden
Grondwettelijk
Een gebruik wordt een gewoonte wanneer men in de overtuiging verkeert dat dit gebruik
gewoonterecht
rechtmatig en wettig is. Grondwettelijke gewoonten zijn slechts aanvullend tav de
formele grondwettelijke regels, maar zijn evengoed juridisich sanctioneerbaar.
Gebruik daartegen zijn enkele politiek sanctioneerbaar.
De regels in de grondwet zijn wel degelijk rechtsregels. Het zijn normen die juridisch afdwingbaar zijn en
nageleefd moeten worden door overheid en de burgers.
Exceptie van onwettigheid Rechter stelt vast dat een wet strijdig met iets is, uit de grondwet.
Rechter kan die wet of dat besluit dan niet toepassen (= ongrondwettig)
Wijziging van de grondwet (3 grote fasen)
1) De herzieningsverklaring
De 3 takken van de wetgevende macht, de preconstituante, elk een hezieningsverklaring
goedkeuren. Bij deze verklaring worden de artikelen aangeduid die men in aanmerking wil
laten komen voor herziening.
Een gewone meerderheid is voldoende.
Dit wil niet zeggen dat zij ook gewijzigd zullen moeten worden
2) Ontbinding parlement + verkiezingen
Herzieningsverklaring wordt in Belgisch Staatsblad bekend gemaakt
De bekendmaking heeft tot gevolg dat de beide kamers van rechtswege worden ontbonden. Dit
betekent dat het parlement zijn werkzaamheden moet stopzetten en er moeten nieuwe
parlementsverkiezingen georganiseerd worden
o Deze verkiezingen moeten plaatsvinden binnen de 40 dagen
o De kamers moeten opnieuw bijeengeroepen binnen de 3 maanden
3) Eigenlijke grondwetswijziging
De nieuwe verkozen kamers & koning hebben de bevoegdheid om de Grondwet te wijzigen
o Men spreekt hier dan van een constituante of een grondwetgevende vergadering
Men zal dus enkel een wijziging kunnen brengen in de artikelen die voor herziening vatbaar
werden verklaard (de bevoegdheid is wel beperkt)
De wijzigingen worden enkel aangenomen als:
o Minsten 2/3 vd leden aanwezig zijn
o Minstens 2/3 van de uitgebrachte stemmen moet een ja-stem zijn
Dan volgt bekrachtiging afkondiging bekendmaking publicatie in
BS
Op deze procedure bestaat nog een uitzondering:
Coördinatie: (art.198) volledige nieuwe grondwet tot stand te brengen, om de grondwet
te herordenen daarbij werd bis-, ter- en quater- bepalingen geschrapt
− Verhouding tss de instellingen en burgers => fundamentele rechten en vrijheden:
o Vrijheid van meningsuiting
o Persvrijheid
o Vrijheid van onderwijs
o Vrijheid van godsdienst
o Taalvrijheid
− Regels binnen de grondwet:
o Formele grondwettelijke regels (gewoonten)
o Grondwettelijke gebruiken
1.4
Kenmerken van de Belgische staatsinrichting
1.4.1 De scheiding der machten
Werd in 1748 beschreven door Montesquieu. Montesquieu stelde in zijn “De l’esprit des lois” dat om
totalitarisme te voorkomen, met dient te verhinderen dat te veel macht wordt toegewezen aan 1 enkele
persoon of instantie.De macht in 1 staat dient dus verdeeld te worden over meerde instanties. Op die
manier kunnen de machten elkaar beperken en controleren, maar essentieel GOED samenwerken
De wetgevende macht
De bevoegdheid om wetten te maken, de wetgevende macht dient ook de uitvoerende
macht te controleren
De uitvoerende macht
Dit is de instantie die de wetten uitvoert, die ervoor zorgt dat zij op concrete gevallen wordt
toegepast, het is de instantie die het land bestuurt
De rechterlijke macht
Dit is de instantie die uitspraak doet wanneer er geschillen zijn naar aanleiding van de
toepassing van de wetten, de rechterlijke macht controleert dus de wettigheid van het
optreden van de uitvoerende macht.
Bijvoorbeeld
Het parlement beslist (keurt goed) hoeveel geld de
regering kan uitgeven WM=> UM
Bijvoorbeeld
Regering kan verkiezingen organiseren om het parlement
te veranderen UM=> RM
1.4.2 Een representatieve en parlementaire democratie
1. Democratie
De belangrijkste en meest oorspronkelijke macht binnen een staat is de wetgevende macht. De
bevoegdheid of mogelijkheid om mee te beslissen welke regels er in de samenleving waarvan
men deel uitmaakt zullen gelden
De wetgevende macht dient dus uit te gaan van het volk omdat zij meebeslissen aan de
totstandkoming. Dit is democratie (= de macht van het volk)
2. Representatief
In kleine groepen is een basisdemocratie effectief en efficiënt.
In een land met meer dan 11 miljoen inwoners is dat niet efficiënt Daarom hebben ze beslist om de wetgevende macht niet te laten uitoefenen door het gehele volk, maar
door een beperkte groep van vertegenwoordigers van dit volk. Het volk kiest vertegenwoordigers
die voor een bepaalde periode het mandaat krijgen om in naam van het volk wetten te maken.
Document Outline
1.De staat België
1.1 Wat is een staat?
2. Grondgebied
3. Gezag
De wetgevende macht
De uitvoerende macht
De rechterlijke macht
De wijze waarop deze machten via allerlei instellingen worden uitgeoefend, staat omschreven in de grondwet van een staat !!!
1.2 Soorten Staten
1.2.1 De unitaire of eenheidsstaat
1.2.2 Federale of bondsstaat
1.2.3 Confederatie of statenbond
1.3 België en de grondwet
1.3.1 Ontstaan van de staat België
o 2 volkeren
o Scheidingsverdragen 1839
o Na WO I
1.3.2 De grondwet
Wijziging van de grondwet (3 grote fasen)
1.4 Kenmerken van de Belgische staatsinrichting
1.4.1 De scheiding der machten
De wetgevende macht
De uitvoerende macht
De rechterlijke macht
1.4.2 Een representatieve en parlementaire democratie
1.4.3 Een monarchie (België staatshoofd: de koning)
1.5 Evolutie sedert 1830
1.5.1 Federalisering
1.5.2 De verzorgingsstaat
1.5.3 De Internationale rechtsorde
2.1 De wetgevende macht
2.1.1 Samenstelling
Bevoegdheid
a. Unicameralisme alleen de kamer is bevoegd om wetten te maken (Art. 74 GW)
Werkwijze
Meerderheden
2.2 De uitvoerende macht
2.2.1 Samenstelling
De regeringsvorming of formatie
1 Verkiezingen
2 Dag erna is er een ontslag van de regering
3 Een informatieronde
4 Op basis van deze gesprekken duidt de koning een informateur aan
5 Verslag
Wanneer deze handelingen slagen, brengt de formateur verslag uit bij de koning
De koning
Onbekwaamheid (verder)
De ministers en staatssecretarissen
De bevoegdheden
De werkwijze
Verordeningen en besluiten
3.Gemeenschappen en Gewesten
3.1 Een asymmetrische staatsstructuur
1. Voorziet dat het Vlaamse en Waalse Gewest hun bevoegdheden kunnen laten uitoefenen door resp. de Vlaamse en Franse Gemeenschap. Alleen Vlaanderen heeft van die mogelijkheid al gebruik gemaakt. (Art. 137 GW))
2. De grondwet voorziet ook dat het Waalse gewest zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk kan overdagen aan de Duitstalige gemeenschap (art. 139 GW)
3. De Franse gemeenschap een deel van zijn bevoegdheden kan overdragen aan het Waalse gewest en aan de Franse gemeenschapscommissies in Brussel-hoofdstad (art. 138 GW)
3.2.1 Inleiding
3.2.2Basisregels inzake bevoegdheidsverdeling
• Gemeenschappen en gewesten beschikken over
Toegewezen bevoegdheden (art. 38 en 39 GW)
• Federale overheid beschikt over:
Gemeenschapsbevoegdheden is bevoegd voor alles met personen (art. 127-130 GW)
Gewestbevoegdheden is bevoegd voor alles van economie en grond (art 39 en 134 GW)
Federale bevoegdheden is bevoegd voor wat niet is toegekend aan de andere (art 35 GW)
Let op!
Elk niveau (federale overheid, gemeenschappen, gewesten) is bevoegd voor de internationale samenwerking op de toegewezen domeinen!
Dus: ook deelstaten kunnen zelfstandig internationale verdragen afsluiten.
Bevoegdheid verdelende regels
Liggen vast in Grondwet . en in de BWHI (= bijzondere wet op de hervorming der instellingen van 8 augustus 1980)
Dus: bevoegdheid om bevoegdheden te bepalen (= Kompetenz kompetenz) = ligt op federaal niveau toch hebben de deelstaten inspraak want het is een rol voor het Senaat (vertegenwoordiging van de deelstaten, Kamer is vertegenwoordiging van brugers)!
3.2.3 Conflicten en samenwerking
3.3 Instellingen
Om zijn bevoegdheden te kunnen uitoefen beschikt elke deelstaat over eigen instellingen ze gebruiken hiervoor het principe scheiding der machten. Opvallend is dat noch de gemeenschappen en gewesten geen eigen rechterlijke macht hebben. Het wordt uitge...
3.3.1 De constitutieve autonomie
3.3.2 De wetgevende macht
3.3.3 Uitvoerende macht
3.4 Brussel: een geval apart
4.1 Bevoegdheid
4.2 Organen
4.2.1 De provincieraad (parlement van de provincie)
4.2.3 De provinciegouverneur
4.2.4 De provinciegriffier
5 De gemeentelijke overheid
5.1 Bevoegdheid
5.2 Organen
5.2.2 Het college van burgemeester en schepenen (Een soort regering op gemeentelijk vlak)
5.2.3 De burgemeester
5.2.4 De gemeentesecretaris (algemeen directeur sinds 2019)
6 Het OCMW
6.1 Bevoegdheid
6.2 Organen
6.2.1 De raad voor maatschappelijk welzijn
7. Bijzondere rechtscolleges
7.1 Inleiding
7.2 Het grondwettelijk hof (vroeger Arbitrage hof)
7.2.1 Historiek
7.2.2 Bevoegdheid
Wat kan er getoetst worden?
Waaraan kan er getoetst worden?
7.2.3 Samenstelling
7.2.4 Werking
7.3 De raad van state
7.3.1 Inleiding
7.3.2 Afdeling bestuursrechtspraak (een administratief rechtscollege)
7.3.3 Afdeling wetgeving (is geen rechtscollege)
9.Fundamentele rechten en vrijheden
9.1 Inleiding
9.2 Soorten grondrechten
Eerste generatie grondrechten (18de eeuw)
Tweede generatie rechten (begin 20ste eeuw)
Derde generatie rechten (tweede helft 20ste eeuw)
9.3 Afdwingbaarheid van grondrechten
Standstill-beginsel
9.4 Gelijkheid en non-discriminatie
9.4.3 Actuele interpretatie van het gelijkheidsbeginsel
9.5 Taalvrijheid
9.5.1 Beginselen
In het Belgisch Grondwet (art 30 GW) staat er dat er vrijheid is van taalgebruik. Elke Belg is vrij een taal te kiezen maar er zijn enkele beperkingen die alleen door de wet kunnen opgelegd worden (door het Parlement). Die beperking zijn alleen voor d...
1. Handelingen van het openbaar gezag
Handelingen binnen en tussen overheidsdiensten, maar ook alle communicatie die van deze overheidsdiensten uitgaat
2. Gerechtszaken
De procedures voor onze hoven en rechtbanken, maar ook naar de bijzondere rechtscolleges en de administratieve rechtscolleges
9.5.2 Bevoegdheid
9.5.3Taalregeling in bestuurszaken
Hierop bestaan enkele uitzonderingen
Regel in de Faciliteitengemeenten in Vlaanderen
Raad van State geeft Janssens ongelijk