Deel I: Introductie in de jeudgcriminologie
Hoofdstuk I: Jeugdcriminaliteit als actueel en brandend vraagstuk
De confrontatie van het schuldige met het onschuldige: kinderen en jongeren worden vaak als
onschuldig getypeerd door de samenleving, maar ze kunnen ook een ‘duistere’ kant hebben.
Iedereen kan het kwaad namelijk een rol laten spelen in zijn/haar leven, ook kinderen/jongeren.
Het aantal feiten gepleegd door jongeren schommelt tussen de 40.000 à 60.000 per jaar. Deze
criminele feiten dalen wel gestaag sinds 2010-2011, maar zouden nog meer kunnen zakken.
Meer bepaald kan er gediscussieerd worden of sommige gedragingen die de maatschappij als
crimineel bestempelt zoals ’s nachts rondhangen niet gedecriminaliseerd kunnen worden.
In de samenleving gaat het onvoorwaardelijke geloof in wetenschap en kennis stilaan achteruit.
Er is namelijk zoveel kennis vergaard, dat we in staat zijn om de grenzen, de beperkingen en
de risico’s ervan te identificeren. Dit brengt met zich mee dat de samenleving een groeiend
risicobewustzijn/dalende risicoacceptatie ontwikkelt en werkt volgens het voorzorgsprincipe,
waarbij men probeert om de risico’s bij de productie van welvaart continue te minimaliseren.
Indien we dit toespitsen op criminaliteit, dan zien we dat onze samenleving evolueert van een
post-crime verzorgingsstaat naar een pre-crime veiligheidsstaat (= reeds ingrijpen VOOR een
feit zich heeft afgespeeld). Zo kunnen we namelijk de veiligheidsrisico’s drastisch inperken.
Miniaturisering van het strafrecht betekent dat waar in het verleden een strafrechtelijke inbreuk
de incentive tot actie was, nu de reductie van (potentiële) veiligheidsrisico’s op allerlei
manieren centraal staat. Criminologen hebben het dan over netwidening of verflutting. De vraag
om gedrag aan te pakken dat voorheen niet als strafbaar stond gecatalogiseerd (of de facto niet
als dusdanig werd beschouwd) en hoogstens maatschappelijk als hinderlijk werd aanzien, stijgt.
Hoewel jeugdcriminaliteit steeds prominenter aanwezig lijkt te zijn onder invloed van de media
en het publieke debat is de onrust van alle tijden. We noemen dit chronocentrisme (= gevoel
dat een probleem van onze tijd is, maar heeft zich reeds in allerhande vormen gemanifesteerd).
Tot slot wordt er in de jeugdcriminologie een tweedeling gemaakt tussen adolescent- limited
paths en life-course persistent paths. Adolescent-limited betekent dat jongeren, naarmate hun
adolescentie vordert, grenzen opzoeken en deze overschrijden. Deze groep stopt na de
adolescentie met het plegen van criminele feiten. Life-course persistent betekent dat een select
groepje hun criminele carrière doortrekt en niet stopt met het plegen van feiten na adolescentie.
Hoofdstuk II: Jeugdcriminologie als wetenschap
De term ‘jeugdcriminologie’ suggereert een jeugdgerichte specialisatie in de criminologie. Het
onderzoekt geproblematiseerd jongerengedrag of jongeren van wie veronderstelt wordt dat zij
zo’n gedrag stellen. Het bestudeert ook voorzieningen en hun mogelijke interventies ter
voorkoming van/als antwoord op dit soort jongerengedrag. Jeugdcriminologie levert ten slotte
een bijdrage aan de oriëntatie van (jeugd)criminologische praktijken in preventie en interventie.
II.I. Criminologie
Criminologie als kruispuntwetenschap: de meerwaarde van criminologie bestaat essentieel uit
de dialectiek tussen gedragswetenschappen en normatieve wetenschappen. De rechtsnorm geeft
de harde kern aan van het gedragswetenschappelijk onderzoek, maar het bevraagt op hun beurt
de retoriek en de effectiviteit van deze rechtsnorm en de normhandhaving. Sociaal-ethische en
juridische principes begrenzen dan weer het interventionisme van de gedragswetenschappen.
Criminologie als spitswetenschap: kritische wetenschap die gericht is op de studie van een
fundamenteel maatschappelijk probleem ter bewaking van fundamentele democratische
principes. Het belangrijkste doel is het beperken van de risico’s op het misbruiken van macht.
II.II. Verzelfstandiging van een subdiscipline
Evolutie 1: In de afgelopen eeuw heeft er zich in het leven van adolescenten een ambigue
evolutie voorgedaan. Jongeren zijn immers langer afhankelijk (ze gaan langer naar school en
hebben geen inkomen), maar tegelijkertijd worden ze sneller als volwassen aanschouwd. In dit
verband wordt vaak verwezen naar ‘het moratorium van de jeugd’ (= jongeren zijn langer
afhankelijk van hun omgeving, maar beschikken over meer autonomie en meer vrijheden).
Evolutie 2: in het afgelopen decennia is een verhevigde onderzoeksinteresse voor het
verschijnsel adolescentie bestaan vanuit diverse disciplines (= 20ste eeuw als eeuw van het kind)
De meerwaarde van jeugdcriminologie kan samengevat worden in de volgende punten:
Het biedt een synthese aan die verbanden zichtbaar maakt tussen het individuele,
doorleefde gedrag, de relaties en de institutionele/maatschappelijke verhoudingen.
Het voegt eigen concepten en theorieën toe over geproblematiseerd jongerengedrag en
over maatschappelijke antwoorden die hier mogelijks op zouden kunnen volgen.
Het brengt juridische en sociaal-ethische reflecties in met betrekking tot de aarden de
omvang van het maatschappelijk antwoord op geproblematiseerd jongerengedrag.
Januskop van de jeugd is een dubbelzinnige normstelling i.v.m. de perceptie van de jeugd. Aan
de ene kant zien we de jeugd als hoop en toekomst, het kind in gevaar en de youth at risk, maar
aan de andere kant zien we de jeugd als bedreiging, het kind als gevaar en de youth as risk.
Waar vroeger de bescherming van jongeren overheerste, overheerst nu de beveiliging ertegen.
Deel II: Jongeren in Vlaanderen
Hoofdstuk I: Jongeren in historisch perspectief
1) Premoderniteit
Erkenning van de eigenheid, maar geen erkenning als een aparte levensfase
Notie dat de puberteit een moeilijke en turbulente periode is waarin jongeren worstelen
met hun identiteit ten aanzien van andere leeftijdsgenoten en de samenleving
2) Opkomst moderniteit (18e eeuw)
Industrialisering en een langzame verandering in de houding t.a.v. kinderen/jongeren
Ontwikkeling van een apart jeugdlandschap door maatschappelijke evoluties die op de
voorgrond treden en relatief snel veranderen (bv. kinderen en jongeren deden mee aan
het landbouwleven ze vluchtten naar de steden: graduele afschaffing kinderarbeid)
3) Eind 19e en begon 20ste eeuw
Adolescentie als een afgebakende levensperiode met geheel eigen invulling
Adolescentie is dus een vrij recent fenomeen in de Westerse samenleving
Adolescentie wordt gezien als een periode van storm en stress. Er wordt steeds meer
ruimte gecreëerd opdat jongeren comfortabel kunnen zoeken naar hun eigen identiteit
4) 20ste eeuw (vooral na WOII)
Jeugdfase raakt langzamerhand geïnstitutionaliseerd door volgende zaken:
Democratisering van het onderwijs (bv. elke jongere heeft een leerplicht)
Individualisering (= jongeren zijn op meer zichzelf aangewezen om het eigen
leven vorm te geven) en detraditionalisering (= zich losmaken van het verleden)
Ontdekking van jongeren als een nieuwe doelgroep voor de economie. Zij spelen
in op het ontstaan van subculturen, op veranderingen inzake kledij en muziek…
Adolescentie ontwikkelt zich tot een zelfstandige en een afgebakende levensfase
Start van wetenschappelijk onderzoek naar jongeren als aparte categorie:
Opkomst van adolescentiepsychologie (focus op persoonlijkheids-
ontwikkeling) en jeugdsociologie (de jeugd als een maatschappelijke categorie)
Beide wet. benaderingen zagen adolescentie als een helse periode van storm en
stress en stelden hun bezorgdheid over de jeugd als een sociale groep centraal.
Meer focus op het normale kind (= de norm) en wat hier mogelijks van afwijkt
Ellen Key (1900) schreef over de consolidatie van het kind als een aparte
categorie. Het is de start van een onderzoekstraditie waarbij men aandacht
besteedt aan jongeren en kinderen als een aparte categorie (eeuw van het kind).
Stanley Hall (1905) gaf aan dat de adolescentie een aparte levensfase was.
Vanuit een evolutie-theoretische kijk onderscheidde hij drie fases, namelijk
animal-like primitivism, savagery en civilization (kind-adolescent-volwassene).
Gebrek aan aandacht voor de context: jongeren zijn ingebed in een bredere context die
een invloed uitoefent op hun ontwikkeling en gedrag (bv. evoluties in de samenleving).
Probleemgerichte benadering domineert maatschappelijk, politiek en wetenschappelijk
discours (ook de evolutie van eeuw van het kind naar eeuw van het risicokind genoemd)
Hoofdstuk II: Jongeren als sociologische realiteit
Het fenomeen jeugd wordt sociologisch gezien onduidelijk afgebakend. Hoewel er meer
bepaald een overgang zou moeten zijn van jeugd naar volwassenheid via sociale transities,
stellen jongeren dergelijke transities steeds langer uit. Dit wordt aangeduid met termen zoals
het moratorium van de jeugd, postadolescentie, emerging adulthood en hotel-mama fenomeen.
De redenen waarom jongeren sociale transities verlaten, dient te worden gezocht in
maatschappelijke trends (bv. detraditionalisering, emancipatie, democratisering van het hoger
onderwijs, het verlaten van de leeftijd om te huwen en kinderen te krijgen, jobinstabiliteit…).
Hoofdstuk III: Jeugdonderzoek in Vlaanderen
III.I. Jeugdonderzoek in Vlaanderen
Jeugdonderzoek in Vlaanderen is zeer divers (zowel qua thema als methode) en sterk verspreid,
waardoor het moeilijk is om een coherent beeld te schetsen van de levensomstandigheden, de
attitudes en de gedragingen van Vlaamse jongeren. Dit wordt verduidelijkt via drie punten:
Het handelt over diverse domeinen met vaak een specifieke of eenzijdige focus
Het betreft occasioneel onderzoek: éénmalig onderzoek met een kleinschalig bereik
Het heeft een tendens tot aandacht voor specifieke subgroepen van jongeren