COUNSELING:
METHODEN EN TECHNIEKEN
1
2
1. Introductie counseling
1.1 Counseling
In Engelse literatuur geen onderscheid tussen counseling en psychotherapie. Nederlandse literatuur probeert een
onderscheid te maken. Counseling gaat in de Nederlandse literatuur om:
o Psychologische, psychosociale en psychosomatische (ontwikkelings-) problemen.
o Kortdurende, methodische, professionele activiteit.
o Op procesmatige wijze.
o Vanuit een wetenschappelijk onderbouwd denkkader (hoofdstromingen of ecclectisch werken – belangrijk
dat dit je persoonlijk ook ligt).
o Cliëntsysteem: individu, gezin, paar of organisatie.
o Structurerend, ondersteunend, gericht op het hier-en-nu.
o Probleemoplossing en zelfregulering stimuleren.
o Degelijke opleiding nodig als counselor.
o Belang van grondhoudingen (echtheid, onvoorwaardelijke aanvaarding en empathie).
o Verscheidenheid aan theorieën (vanuit de stromingen).
o Verscheidenheid aan methodieken (meer luisteren dan praten).
1.2 Verschil counseling en psychotherapie
Counseling
Psychotherapie
Counseling richt zich op het werken met
Behandeling van ernstige psychische/
psychisch gezonde personen
psychopathologische problemen
een
Veranderen van gedrag centraal
Verwerven van inzicht
Aandacht in hier en nu
Aandacht ook op het verleden
Van V
Eerder kortdurend
Eerder langdurend
Naargelang de nood, ruimere beschikbaarheid
Vast kader: afspraak maken, start bij intake, …
Diensten: CAW, palliatieve, …
Diensten: CGG, privé, …
Afgebakend in duur
Duur moeilijk te voorspellen
Inhoud rechtlijnig, planmatige aanpak
Inhoudelijk onvoorspelbaarder traject
er
av
Krachten aanboren, hier-en-nu
Uitdiepen onderliggende problematiek
Van H
Realiteitsniveau (werkelijkheid)
Symbolisch niveau (beeld van cliënt van zichzelf
en de wereld)
Geven van advies en informatie
Gericht op zelf-exploratie
Hulpverlener stuurt
Cliënt stuurt
o Soms kan counseling lang duren terwijl therapie ook kortdurend kan zijn.
o Het is niet omdat de counseling meer sturend is, dat het minder empowerend is.
3
Mia Leijsen:
o Counseling: brand willen blussen. Onderliggend oorzaak niet per se aanpakken, maar enkel het topje van de
ijsberg (het zichtbare).
▪ Er is dus weinig confrontatie met het onbewuste.
▪ Counseling kan op elk moment en in elke context toegepast worden, het heeft dus meer flexibiliteit
en variatie dan therapie.
▪ De drempel voor counseling ligt dan ook lager dan die voor therapie, wat niet wil zeggen dat
counseling minderwaardig is dan therapie.
▪ Acute opvang is mogelijk doordat de counselor breed onderlegd is in diverse vaardigheden en
zichzelf kunnen aanpassen aan uiteenlopende situatie/problemen. Het nadeel hiervan is dat een
counselor onvoldoende gewapend is om in de diepte te werken.
o Therapie: de brandhaard aanpakken. De onderkant (onzichtbare) van de ijsberg aanpakken.
▪ Therapeuten zijn meestal eenzijdig opgeleid en zijn zeer gehecht aan dit kader.
▪ Geschoold om ernstige verwikkelingen in persoonlijkheidsstructuur en werkrelatie te onderkennen
en te benoemen.
▪ Blootleggen van onbewuste mechanismen of cognitieve schema’s waarmee brobleemgedrag bij
cliënten in stand wordt gehouden.
▪ Vinden vaak toegang tot ernstige (soms vroegkinderlijke) trauma’s die de aanleiding zijn van
‘onbegrijpelijke’ reacties.
1.3 Gelijkenissen counseling en psychotherapie
o Overeenkomstige theorieën, methoden en technieken.
o Onderliggend werkcontract: ethische aspecten.
o Onderliggende basis: grondhoudingen (onvoorwaardelijke aanvaarding, empathie, echtheid).
o Nood aan procesmatig, methodisch te werk gaan.
o Aandacht voor: kennis van theorie, ontwikkelen van vaardigheden, persoonlijke ontwikkeling én
supervisie/intervisie.
o Mogelijke doelen (Feltham & Horton):
Ondersteunende begeleiding of therapie. Steun: huidige ego-sterkte en copingvaardigheden
ondersteunen, waarbij weinig uitdieping aan bod komt.
Psycho-educatie: informeren, sociale vaardigheidstraining, hervalpreventie,…
Eigen mogelijkheden ontdekken en hulpbronnen aanboren (vb: problem-solving).
Crisisinterventie en management: rouwproces begeleiden, slachtofferhulp,…
Ondersteunen in beslissingsprocessen (vb: veranderen van werk, einde relatie, …).
Symptoomverbetering.
Inzicht: zelfonderzoek (oorzaak problemen en klachten? Waarom gedraag ik mij zo?)
Klachtbehandeling.
Zelfactualisatie.
Persoonlijkheidsverandering.
Onderliggende betekenis en zingeving, focus op existentiële thema’s.
Systeem, context of sociale verandering.
4
1.4 Techniek versus proces
1.4.1 Effectiviteitsonderzoek therapie
Onderzoek (Trijsburg et al.) over herstel - belang van verscheidene factoren:
o Spontaan herstel (40%), toevallige gebeurtenissen, sociale ondersteuning:
cliëntfactoren en externe omstandigheden.
o Specifieke methoden en technieken (15%) – wetenschappelijk onderbouwd, ongeacht de stroming die je
volgt. Alle vormen van psychotherapie zijn even effectief wat klachtreductie betreft.
o Universele factoren (30%): empathie, warmte, betrokkenheid van de therapeut, cliënt- en therapeut-
kenmerken, therapeutische alliantie. Het grootste deel van het effect van therapie/counseling wordt
bewerkstelligd door niet-specifieke factoren. Deze factoren kunnen geordend worden volgens drie
dimensies (M. Leijssen):
Ondersteunende dimensie: verhaal en gevoelens van de cliënt.
Leerdimensie: cliënt krijgt nieuwe inzichten in zijn probleemsituatie.
Actiedimensie: experimenteren met nieuw gedrag.
Afhankelijk van de problematiek worden één of meerdere dimensies naar voren geschoven.
o Placebo (15%): verwachting, hoop, geloof in verandering.
1.4.2 Interventies en houdingen in counseling
Integratief kader via technisch eclecticisme selectieve combinatie van houdingen, interventies, technieken.
o Grondhoudingen: echtheid, empathie, onvoorwaardelijke aanvaarding, meerzijdige partijdigheid en
empowerment.
o Vaardigheden in de ondersteunende dimensie:
Aandachtig luisteren en kijken.
Stellen van de juiste vragen op het juiste moment / hardop denken.
Geven van duidelijke informatie (vb: methoden, doelstellingen,…).
o Interventies op de leerdimensie:
Cognitieve terrein (vb: psycho-educatie).
Affectief, emotioneel vlak (vb: gevoelens verdiepend bekijken, ermee leren omgaan).
Lichamelijk vlak (vb: meer contact krijgen met eigen gewaarwordingen).
Gehanteerde technieken zijn sterk afhankelijk van werkterrein.
o Interventies op de actiedimensie
Geordende, stapsgewijze, realistische planning (vb: aanpassen aan de cliënt).
Bewaken dat doelstellingen aantrekkelijk zijn en positief geformuleerd zijn.
Belangrijk om geen ‘oplossingen’ aan te bieden, maar empowerend gaan werken.
Wel: zelfsturingsvermogen van ‘cliënten’ aanspreken.
Geslaagde counseling hoeft niet altijd tot actie te leiden. Een betere beheersing van een
probleemsituatie kan voor symptoomvermindering zorgen. Een andere vorm van beheersing is
acceptatie of aanvaarden van tekorten.
1.4.3 Methoden en technieken in proces
Belangrijk voor counseling en (psycho-)therapie.
De therapeut kan niet zomaar het probleem van de cliënt opzoeken in de catalogus en dan de passende
therapeutische techniek uit de grote "trukendoos" toveren.
o Tijd nemen om voldoende zicht te krijgen op de subjectieve beleving van de cliënt.
o Rekening houden met kenmerken, capaciteiten, omstandigheden van de cliënt. Sterktes, zwaktes e.a.
persoonlijke kenmerken hebben invloed op de therapievorm.
o Aanpassen aan ritme van cliënt (cognitief, emotioneel).
o Aanpassen aan het hulpverleningsproces.
o Afstemmen op hulpverleningsrelatie.
o Selecteren op basis van eigen kunnen/geloof/kennis hulpverlener.
o Grondhoudingen!
5
1.5 Erkenning/wettelijke omkadering
o Bachelor in de toegepaste psychologie – psychologisch consulent: officiële en erkende titel.
o Master in de psychologie – psycholoog: officiële, erkende en beschermde titel.
o Klinische psychologie: erkenning als autonoom gezondheidszorgberoep.
o Psychotherapie: beroepstitel niet erkend, wel bepaald wie psychotherapie mag uitoefenen.
o Psychotherapeut en counselor: niet beschermd gevolg: geen kwaliteitsbewaking, geen wettelijke
omkadering i.v.m. terugbetaling.
o ‘Ondersteunende geestelijke gezondheidsberoep’ – lijst met beroepen en criteria voor erkenning wordt nog
opgemaakt.
o Nog heel veel vraagtekens… Zelfstandig psychologisch consulenten? Counseling voor ondersteunende
geestelijke gezondheidsberoepen? Bevoegdheid: Vlaams/Federaal? …
o Maggie De blok wil de zorg op drie pijlers baseren:
mantelzorger
o Toekomstplannen op vlak van wetgeving WUG (2015) is nog onvolledig.
e-health
m-health
Kaderwet (algemene richtlijn) voor de uitoefening van gezondheidsberoepen. Elke beroepsgroep zal
Bekwame helper
dus nog specifieke regels moeten bepalen voor hun beroepsgroep.
Wet ‘kwaliteitsvolle praktijkuitvoering in de gezondheidszorg’ = een kader van kwaliteitsregels
creëren dat algemeen van toepassing is op de uitoefening van de gezondheidszorg in de praktijk.
2. De structurele school van Minuchin
Algemeen bij structurele scholen: belang van
de context! Belang van patronen en structuren
bij school van Minuchin.
2.1 Visie
o De structurele gezinstherapie werkt vooral met het proces (= het verloop), minder met de inhoud dus
meer over het betrekkingsniveau. Wat gebeurt er?
o Bijzondere aandacht voor ogenschijnlijk onbelangrijke spontane gebeurtenissen, enactement (= wat zien
we? onbewaakt ogenblik).
o Wat gezinsleden zeggen wat ze doen ≠ wat ze effectief doen.
o Elk gezin heeft structuren en heeft de neiging vast te houden aan bepaalde voorkeurinteractiepatronen (=
wie zorgt voor wat in jouw gezin ?) Creëren voorspelbaarheid en basiszekerheid.
o Problemen kunnen ontstaan wanneer:
Voorkeurinteractiepatronen te rigide (= strak, niet flexibel) worden OF
Bij een gebrek aan structuur zorgt voor weinig voorspelbaarheid en veiligheid.
o De structuur is een verklaringsmodel, een werkhypothese. Doel:
Interacties binnen het gezin te begrijpen EN
Inspiratie te bieden voor therapeutische interventies.
o Een structuur is niet statisch, het is steeds een momentopname.
o Verklaringsmodellen van het gezin en de gezinsleden zijn heel belangrijk! Hun visie op het probleem speelt
een belangrijke rol bij het (niet) opgelost geraken van het probleem.
o De structurele therapeut creëert een nieuwe werkelijkheid.
6
Document Outline
1. Introductie counseling
1.1 Counseling
1.2 Verschil counseling en psychotherapie
1.3 Gelijkenissen counseling en psychotherapie
1.4 Techniek versus proces
1.4.1 Effectiviteitsonderzoek therapie
1.4.2 Interventies en houdingen in counseling
1.4.3 Methoden en technieken in proces
1.5 Erkenning/wettelijke omkadering
2. De structurele school van Minuchin
2.1 Visie
2.2 Grenzen
2.3 Alliantie
2.4 Hiërarchie
2.5 Het therapeutisch proces
2.6 Doel van de structurele therapie
2.7 Rol van de therapeut
2.8 De meervoudige betekenis van symptomen
2.9 De techniek ‘joinen’ (= invoegen) – een BEWUSTE interventie
2.9.1 Niveaus van ‘joinen’
2.9.2 Strategieën van ‘joinen’
2.9.3 Technische aspecten van ‘joinen’
2.9.3 Problemen en misverstanden i.v.m. ‘joinen’
2.10 Het genogram
2.10.1 Wat is een genogram?
2.10.2 Waarom genogrammen tekenen?
2.10.3 Het opstellen van een genogram: vragen stellen
3. Oplossingsgerichte technieken
3.1 Inleiding
3.1.1 Solution Focused Brief Therapie (SFBT): uitgangspunten
3.2 Technieken
3.2.1 SFBT: algemene uitgangsvragen
3.2.2 Vragen die zoeken naar uitzonderingen = uitzonderingsvragen
3.2.3 De getalvragen of scaling-questions
3.2.4 Continueringsvragen
3.2.5 De mirakelvraag
3.2.6 Copingvragen
3.2.7 Positief herkaderen/herettiketeren
3.2.8 Observatie-opdrachten
3.2.9 Doe-opdrachten: voorbeeld
3.2.10 Tweede en volgende sessie
3.3 Het brugse model
3.3.1 Het brugse model: axioma’s
3.3.2 Het brugse model: interventieschema
3.3.3 Indicaties en contra-indicaties
4. Psychodrama
4.1 Introductie
Tweestoelendialoog
Lege stoelendialoog
4.2 Wat?
4.3 Wie?
4.4 Cliëntgerichtheid
4.5 Doel
4.6 Wanneer?
4.7 Structuur
4.7.1 Opwarming
4.7.2 Actiefase
Rollen
Fasen in de actie
Actietechnieken
Psychodramavormen/vignetten
4.7.3 Sharing
4.8 Psychodrama bij kinderen
4.8.1 Opwarming Puppets Kit
4.8.2 Actiefase Puppets Kit
4.8.3 Sharing Puppets Kit
5. Online hulpverlening
5.1 Wat is online hulpverlening?
5.1.1 Enkele begrippen
5.1.2 Categorisatie
5.1.3 Effectiviteitsonderzoek
5.1.4 Opportuniteiten en beperkingen
5.2 Aanbevelingen
5.3 Voorbeelden online hulpverlening
5.3.1 Passieve hulpverlening
5.3.2 Informeren ( kenmerken van een goeie website:
5.3.3 Communiceren & faciliteren (= vergemakkelijken)
5.3.4 Sociale media
5.3.5 Contactkanalen
5.3.6 Forum
5.3.7 Chat
5.3.8 Mail
5.3.9 E-spreekuur / FAQ
5.3.10 Beeldbellen
5.3.11 Ondersteunen
5.3.12 Zelftest
5.3.13 Zelfhulp
5.3.14 Zelfhulp en/of online begeleiding
5.3.15 Online hulp
5.3.16 App
5.3.17 Serious games
5.3.18 Onlinehulptools
5.3.19 Onlinehulpplatforms
5.3.20 Wearables
5.3.21 Carewear
5.3.22 Virtual Reality
5.3.23 Augmented reality
5.3.24 Blended care
5.3.25 E-learning
6. De contextuele therapie van Nagy
5.1 Doel van de contextuele therapie
5.2 De balans van geven en ontvangen (= nemen)
6.3 Basisattitudes -en begrippen
Veelzijdige partijdigheid
Oriëntatie op hulpbronnen
Het belang van de actie
De vier dimensies – zeer belangrijk aspect binnen het contextuele denken.
6.4 Loyaliteit
6.4.1 Verticale en horizontale loyaliteit
6.4.2 Onzichtbare loyaliteit
6.4.3 Verticale loyaliteit en partnerschap
6.4.4 Gespleten loyaliteit
6.4.5 Loyaliteit en legaat
6.4.6 Loyaliteit en adoptie: loyaliteitsdilemma’s
6.5 De rechtvaardigheid
6.5.1 De twee rechten van het kind: het bestaansrecht en het recht om te geven
6.5.2 Destructief recht
6.5.3 Van destructief recht naar verdiend recht ( werken naar herstel
6.5.4 Verdiende vrijheid
6.5.5 Contextuele therapie en een aantal veel voorkomende probleemgebieden
7. Werken met duplopoppen
7.1 Oorsprong
7.2 Enkele belangrijke aspecten
7.3 Toepassingen
7.4 Op niveau van de feiten (eerste dimensie)
7.5 Op niveau van de psychologie (tweede dimensie = innerlijke wereld)
7.6 Op niveau van de interacties (derde dimensie)
7.7 Op niveau van de relationele ethiek (vierde dimensie)
7.8 De kracht van het werken met duplopoppen
7.9 Benodigd materiaal:
8. Contextuele begeleiding: enkele handvaten
9. Opvoedingsondersteuning en ouderbegeleiding
9.1 Kindreflex
9.2 Opvoedingsstijlen
9.3 Opvoedingsondersteuning
9.4 Professionele houding
9.5 Specifieke programma’s voor opvoedingsondersteuning
9.5.1 Voorbeelden van specifieke programma’s
9.6 Vaak voorkomende opvoedfouten
o Niet waarschuwen
o Eindeloos blijven waarschuwen, zonder effectief te straffen
o Ongewenst gedrag (onbewust) belonen
o Gewenst gedrag niet benoemen/ belonen: Kind zal dat positief gedrag minder vaak stellen en wel vaker (negatief) gedrag stellen dat wel aandacht krijgt.
o Positief gedrag bij kinderen als vanzelfsprekend zien: Kind voelt zich niet gewaardeerd en zal het gedrag minder vaak stellen.
o Je kind alleen maar ophemelen: Kind stelt eigen gedrag niet in vraag, reflecteert niet over zichzelf en kan niet om met frustraties.
o Geen grenzen stellen: Kind kan niet om met frustraties en zal moeite hebben met maatschappelijke regels/grenzen, kind zal ‘verzuipen’ in de vrijheid.
o Alles in negatie benoemen
o Algemene termen gebruiken
o Kind afwijzen
o Belonen en straffen met 1 systeem
o Te hoge eisen stellen
o De regels alsmaar veranderen
o Geen transparantie over regels
9.7 Opvoedingsvaardigheden
9.7.1 Stimuleren en aanleren van gedrag
9.7.2 Versterken van gewenst gedrag
9.7.3 Verminderen of stoppen van ongewenst gedrag
9.8 Opvoedingsvaardigheden bij pubers
9.9 Ouderbegeleiding in de praktijk
10. Counseling bij kinderen en jongeren
10.1 Wat is kindercounseling?
10.1.1 Enkele definities
10.1.2 Problematieken
10.2 Werkvormen en technieken
10.3 Gesprekstechnieken bij kinderen en jongeren
10.3.1 Kinderen
10.3.2 Jongeren
10.4 Creatieve technieken
10.4.1 Doel van creatieve technieken
10.4.2 Schrijven
10.4.3 Boeken
10.4.4 Verhalen
10.4.5 Muziek
10.4.6 Tekenen en schilderen
10.4.6 Kleien
10.4.8 Knutselen
10.4.10 Fotografie en film
10.4.11 Lichaamstechnieken
10.5 Oplossingsgerichte technieken
10.6 Cognitieve en gedragstechnieken
9.7 Psycho-educatie
10.8.7 Groepssessies
10.8.1 Spel -en praatgroepen
10.8.2 Groepstrainingen rond specifiek thema
10.9 Speltherapie
10.9.1 Grondhoudingen in speltherapie
10.9.2 Cliëntgerichte interventies
10.9.3 Technieken in speltherapie
10.9.4 Het therapieproces
10.8.5 De acht basisprincipes van speltherapie
11. Cognitieve en gedragstherapeutische methoden
11.1 Cognitieve gedragstherapie en counseling
11.2 Cognitieve model
Ontstaan cognitieve psychologie
Stromingen
11.3 Albert Ellis
11.4 Aaron Beck
11.5 Toepassingen CGT (= cognitieve gedragstherapie)
12. Counseling bij ouderen
12.1 Tekst 1 Contextueel werken met ouderen
12.2 Tekst 2 Ouderenpsychologie – oplossingsgerichte psychotherapie
12.3 Tekst 3 Omkerend levensperspectief. Integratief aspect van psychotherapie bij ouderen
13. Extra info over het systeemdenken
13.1 Wat is systeemdenken?
13.2 Stromingen binnen het systeemdenken
13.3 Vergelijking tussen het klassiek model en het systeemmodel
13.3.1 Model
13.3.2 Vragen
13.3.3 Visie
13.3.4 Werkmethode
13.3.5 Therapeut
13.4 Basisattitudes binnen het systeemdenken
1. Van problemen en verklaringen naat een pragmatische
3. De circulaire kijk
4. De contextuele kijk
5. Concreet bevragen
6. Rekening houden met de homeostase
7. De cliënt bepaalt de doelstelling
8. We maken landkaarten