INLEIDING TOT DE PSYCHODIAGNOSTIEK
OMSCHRIJVEN & BELANG VAN PSYCHODIAGNOSTIEK (WRM DOEN WE AAN PSYCHODIAGNOSTIEK)
ALLEDAAGS IMPLICIET DIAGNOTISCEREN
= Toekennen van oorzaken aan verschijnselen of gedragingen (attributietheorie)
Iedereen doet het, elke dag, vooral als er een afwijking is van een verwacht patroon
Tijdschriften en magazines als entertainment bv Flair test
Tv en documentaires: extremer (on)gewenst gedrag
PROBLEEM VAN IMPLICIET DIAGNOSTIEK
Het ‘ongewapend oordeel’ of impliciet diagnosticeren Kan zorgen voor foutenbronnen die tekorten en vertekeningen
aantonen
Onderzoek naar foutenbronnen:
a) Hoe gaan mensen om met kansen en waarschijnlijkheden?
b) Wat is de oorzaak?
c) Wat is de impact op de kwaliteit van de psychodiagnostiek?
HOE GAAN MENSEN OM MET KANSEN EN WAARSCHIJNLIJKHEDEN?
Bv “Welke type woorden zijn het meest frequent in het Engels?”
a) Woorden die beginnen met een ‘r’ of
b) Woorden die ‘r’ als derde letter hebben?
De meeste mensen vinden (a) waarschijnlijker dan (b) = Beschikbaarheidsheuristiek, we gaan opzoek naar woorden die
beginnen met een r, we komen daar makkelijker op.
Bv “Mijn vriend is professor. Hij schrijft graag gedichten, is nogal verlegen en klein van gestalte. Op welk terrein is hij werkzaam:
Chinese literatuur of psychologie? De meeste denken dat het om een hoogleraar Chinese literatuur gaat dus
representativiteitsheuristiek want de gemiddelde chinees is klein
Mensen zijn slecht in het schatten, afwegen en herzien van kansen
WAT IS DE OORZAAK VAN FOUTENBRONNEN BIJ HET IMPLICIET DIAGNOSTICEREN?
Heuristiek (vuistregel)
= (Vuist) regel om sneller tot de oplossing van een probleem te komen (vaak impliciet of onbewust) Garanderen niet
altijd een oplossing bv hoe meer, hoe beter dus we denken hoe duurder iets is, hoe betere kwaliteit
Oplossingsstrategieën waar we ons niet bewust van zijn, om zaken snel te kunnen inschatten in complexe/ongewone
situaties.
Ze zijn het tegenovergestelde van algoritmes (=werken altijd en overal)
Informele, intuïtieve en speculatieve oplossingsstrategieën
In tegenstelling tot algoritmen die altijd en overal werken, zijn heuristieken specifieke strategieën die we leren
gebruiken in specifieke situaties en die niet altijd een oplossing garanderen
Hoe meer ervaring met een taak, hoe beter heuristieken ontwikkeld zijn Sneller ideeën dat je denkt te weten wat er
speelt, je gebruikt dus heuristieken maar zijn niet altijd correct
Vaak oorzaak van foutenbron
Representativiteitsheuristiek Vergelijking met typische voorbeelden, prototypes of stereotypen bv je ziet 1 vrouw
die slecht parkeert en denkt nu dat alle vrouwen slecht parkeren
Beschikbaarheidsheuristiek Sneller/ makkelijker uit het geheugen kunnen halen, de informatie die het meeste
voorkomt zal in onze ogen ook het meeste waar zijn.
Hoe statistisch redeneren mensen?
Experiment van Tversky & Kahneman
o Bart is 34 jaar, intelligent, maar weinig creatief. Hij is dwangsmatig en maakt een saaie indruk. Hij was altijd
sterk in wiskunde maar zwak in taal”
o Rangschik dit naar waarschijnlijheid
Bart is accountant
Bart speelt in een hardrockband
Bart is acountant die in een hardrockband speelt
Wiskundig gezien is C , maar puur vanuit representativiteitstheorie zeggen we B
o Verklaring: hoe gemakkelijker voorbeelden van een fenomeen te binnen schieten, des te frequenter is dat
fenomeen
Andere statistische fouten
o Velen denken dat vliegen gevaarlijker is dan autorijden
o Lijst van 19 ‘beroemde’ vrouwen en 20 ‘gewone’ manne,: meeste denken dat er meer vrouwen dan mannen
zijn op de lijst Beschikbaarheidsheuristiek
o Mijn ouders slaan mij, dat is toch niet erg? Beschikbaarheids, want het zit in het geheugen
o Een man en een zoon hebben een zwaar verkeersongeval. De man overlijdt en de zoon wordt met zware
verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. De chirurg van dienst stelt echter: “ik kan niet opereren, want dit
is mijn zoon”. Hoe kan dit? Representativiteitsheuristiek
IMPACT OP KWALITATEIT VAN DE PSYCHODIAGNOSTIEK
Extra aandachtspunt: Confirmation bias
IMPLICIET DIAGNOSTICEREN IN PSYCHODIAGNOSTIEK: MOGELIJKE FOUTENBRONNEN
Vaak geen systematische en consistente werkwijze
Informatie zoeken die idee bevestigt (confirmation bias)
Te vlug adviezen formuleren
Gebrekkige betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeksmiddelen en ongeschikte normen
Voor de hand liggende diagnosen en interventies over het hoofd zien
Diagnostisch proces onvoldoende afgestemd op de hulpvragen van de cliënt
Besluitvorming onvoldoende gebaseerd op beschikbare gegevens; geen objectieve criteria hanteren (= verhoging van
de subjectiviteit)
Besluitvorming onvoldoende geëxpliciteerd en daardoor onvoldoende duidelijk voor collega’s en cliënten
Eigen persoon als foutenbron
Onvoldoende samenwerking met cliënt en zijn omgeving
Teveel vakjargon (=woorden die binnen een bepaald vakgebied worden gebruikt) in de communicatie
Fouten en vertekeningen mogelijk in elke fase van de psychodiagnostische besluitvorming De invloed van foutenbronnen kan
verminderd worden door gebruik van een duidelijk (psychodiagnostisch) procesmodel dus door een duidelijk systeem te
gebruiken zoals het procesmodel
Document Outline
Alledaags impliciet diagnotisceren
Probleem van impliciet diagnostiek
Hoe gaan mensen om met kansen en waarschijnlijkheden?
wat is de oorzaak van foutenbronnen bij het impliciet diagnosticeren?
impact op kwalitateit van de psychodiagnostiek
impliciet diagnosticeren in PSYCHODIAGNOSTIEK: mogelijke foutenbronnen
expliciete psychodiagnostiek als oplossing?
Basis van het PSD procesmodel
Wat betekent expliciete psychodiagnostiek in de praktijk?
van Focus op tests…
context
Historische voorlopers
Maatschappelijke veranderingen
Bijdrage uit verwante disciplines
Bijdrage psychiatrie PINEL (1745)
Bijdrage experimentele psychologie
Bijdrage genetica
geschiedenis testontwikkeling
Binet
Goddard
Begin woI tot woii
begin woi tot woii : kenmerken
na woii (tot heden)
geschiedenis diagnostiek
.. naar het psychodiagnostisch procesmodel
hypothesetoetsend model
belang van geschiedenis
waarom is de geschiedenis van diagnostiek zinvol?
inleiding
operationele definitie
goede definitie
psychometrisch intelligentiemodel of CHC-model
Voorlopers chc
CHC-model (cattel-horn-carrol)
nauwe cognitieve vaardigheden
brede cognitieve vaardigheden (bcv)
Algemene intelligentie volgens het CHC-model : G-factor
chc-model : Implicaties voor de praktijk
problemen in de praktijk en verklaringen volgens CHC
cognitieve procesmodellen & model van garner
sternbergs triarchische intelligentiemodel
pass – theorie van intelligentie
gardners model van multiple intelligentie
Inleiding
hoogbegaafdheid: uit het leven gegrepen..
Verdeling intelligentie
Theorieën rond hoogbegaafdheid
A) Multifactorenmodel van Mönks (uitbereinding op triadisch model van Renzulli)
B) Differentiatiemodel van Gagné
C) Tripartite model
Diagnostiek van hoogbegaafdheid
Waarom cognitieve begaafdheid identificeren?
Hoe herken je hoogbegaafdheid?
screening (fase 0, zorgcontinuüm, brede basiszorg)
signaleren (fase 1 zorgcontinuüm, verhoogde zorg)
diagnosticering (Fase 2 zorgcontinuüm: uitbreiding van zorg)
diagnostische Moeilijkheden:
intro: praktijksituaite (zoemsessie)
Aanmelding
Doelstellingen
Wat is de aanmelding?
Handelen
voorwaarden voor professioneel handelen
1. Informatie inwinnen
informatie inwinnen: wie?
Informatie inwinnen: met wat?
informatie inwinnen: net nu?
informatie inwinnen: naar hier?
2. informatie geven
Denken
type (hulp)vragen
1. Vraag van de cliënt inhoudelijk analyseren
2. toetsen aan de deontologische en wettelijke criteria
Siska denken
Afronding
gezamelijke beslissing
aanmelding binnen A&o werkverld
wie is de cliënt
is de aanmelding ontvankelijk?
extra: aandachtspunten voor psychodiagnosticus
A) aandachtspunten bij bepalen van formele positie
B) aandachtspunten bij bepalen van afspraken & vervolgtraject
intake/vooronderzoek
doelstellingen intake/vooronderzoek
doelstellingen in de praktijk
handelen
Hoe? Informatie verzamelen (doel intake)
Verschillende methode
Verschillende informanten
Appendix gespreksvaardigheden in PSD
Aandachtspunten PD tijdens intake
casus siska
Exploreren en toetsen
Denken tijdens de intakefase
exploreren & toetsen
hypothesetoetsend versus exploratie
aandachtspunten : mogelijke oordeelsfouten in denkproces tijdens intakefase
denken na afloop van de intakefase
voorlopig integratief beeld opstellen
stap 1: verzamelde informatie volledig?
stap 2: informatie ordenen en clusteren
stap 3: verbanden leggen en opstellen van voorlopig integratief beeld (VIB)
stap 4: centrale hypothese (hypothese afleiden)
hulpvragen
afleiden van hypothesen
Selectie van hypothesen
Formuleren van hypothesen
stap 5 : hypothese betrouwbaar getoetst?
afronding
doelstellingen aanvullend onderzoek
handelen
twee stappen van handelen
verschillende onderzoeksmethoden/-middelen
assesment center methode
denken
denkproces voor het handelen
A) hypothesen omzetten in onderzoekshypothesen
hypothesen omzetten naar onderzoekshypothesen
B) Keuze van onderzoeksmiddelen
onderzoeksbatterij dekt alle geselecteerde hypothesen
instrumenten afwegen
C) formuleren van toetsingscriteria
toetsingscriteria bij diverse onderzoeksmiddelen
denkproces tijdens het handelen
denkproces na het handelen
afronding aanvullend onderzoek
appendix: opletten voor fouten & systematische vertekeningen
doelstellingen
handelen
1. Adviesgesprek
inhoud adviesgesprek
verloop adviesgesprek
aandachtspunten adviesgesprek
2. Schriftelijke en/of mondelinge rapportering
het psychodiagnostisch verslag
aanbevelingen voor bruikbaar rapport
denken
stap 1: integratief beeld opstellen
A) een integratief beeld in hulpverleningssetting
B) een integratief beeld in werving & selectie
stap 2: interventies oplijsten en toetsen (=indicatieanalyse)
A) interventies oplijsten
B) interventies toetsen
stap 3: Aanbevelingen kiezen
afronden
doelstellingen
handelen
hoe evalueren en bijsturen?
evaluatievragen
interventie & evaluatie in hulpverleningssettings
interventie & evaluatie in werving & selectie
intro
psychometrische criteria
interpretatie van testresultaten - normgroep
ruwe score
ruwe score: probleem
ruwe scores: oplossing
soorten normgroep
selecteren van normgroepen: inhoud
1. Leeftijdsnormen & klasnormen
2. Lokale normen & normen voor subgroepen
3. Voorspellende normen
ruwe scores